De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 30 augustus pagina 11

30 augustus 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, n INENOMHET SLAKKENHUISJE - '''???''.¥'? 23 Augustus 1924. Jo. Ik schreef, dat gewoonlijk de kinderen de dupe zijn van 't werken-zonder-hulp van hun moeder. Gesteld 'n gezin met eenige kinderen onder de zes jaar, dus altijd thuis en b.v. twee op school. Neem 'n zoogenaamd net gezin", d.w.z. 'n man met 'n geregeld inkomen, die niets ervan verdrinkt, 'n vrouw, die 't huishouden goed bijhoudt, 's mor gens de kinderen netjesrfgewasschén en gekamd, Zondags de meisjes met «rullen in het haar, de jongens in witte truien of witte matrozenpakken, die ze niet vuil mogen maken. De vrouw beroemt er zich op, dat ze de kinderen alles geeft wat ze noodig hebben, nette kleeren, voldoende eten. Ze weet niet, hoe schandelijk ze haar kinderen ver waarloost geestelijk. De kinderen worden op straat gestuurd, den geheelen dag. Het huishouden gaat vóór, met de kinderen om zich heen kan ze niet werken (het is ook ontzettend moeilijk) dat maakt haar te zenuwachtig. Regenweer is geen geluk voor de kinderen; er zullen wat snauwen en klappen vallen zoo'n dag ! Wordt er ooit met zoo'n kind gespeeld? Ooit ingegaan op hun fantasieën? Wordt er ooit bij de thuiskomst van de schoolgaande kinderen belangstellend geluisterd naar verhalen over school en vriendjes? Kleeren en eten geven en straffen voor ondeugendheid, dat is hun ideaal opvoeding ! En dan wordt er geklaagd dat ze op straat" zooveel slechts leeren, zooveel leelijke woorden. Hierin ligt 'n beschuldiging aan 't adres van buurkinderen en buurvrouwen, die dus minder fatsoenlijk zijn dan zijzelf, 't Is eigenaardig dat iedere vrouw, zonder uitzondering, op die manier haar buren beschuldigt. Maar dan zou je de con clusie kunnen trekken, dat alle menschen fat soenlijk" zijn en waar komen dan de leelijke woorden vandaan? Toen we hier pas woonden, hadden we 'n vreeselijk wijf als buurvrouw, vloe ken, schelden, de kinderen afranselen en om de drie woorden hoorde je het bekende Amsterdamsche scheldwoord. En wat zei ze toch in volle ernst over haar vijfjarig zoontje? Waar dat kind die woor den vandaan haalt, dat weet ik niet." Laatst sprak ik haar weer na eenige jaren, ze woonde nu achter in het dorp, had er verscheidene kinderen bijgekregen in dien tijd. Ik had daar moeten blijven wonen" zei ze sentimenteel, daar zat je tenminste tusschen fatsoendelijke lui" (ik voelde me vereerd !) en over die jongen, 't vreemde boefje, dat ze toen aframmelde en waarschijnlijk nog wel, sprak ze met tranen in de oogen: van hem beleef ik toch zooveel goeds ! 'k Heb het heerlijk getrof fen met 'm, 'n schat is ie." Toen ik hier pas woonde vond ik haar vreeselijk, 'k was geloof ik wat bang toen, maar nu vöalde ik voor die vrouw. Zou het komen door 't langdurig verblijf tusschen hen? En dat ik ze beter begrijp nu? Ze kunnen het niet heelemaal helpen, dat ze op die manier met hun kinderen omgaan, maar zooveel verschilt mijn leven toch niet van het hunne wat de omstandigheden betreft: ik heb toch óók wel tijden gekend zonder eenige hulp; goed, de wasch, ? behalve de kinderwasch, buitenshuis, en enkele van die voordeelen. Daar staat tegenover dat ik het werken niet gewend ben, 'n kamer vegen mij vrij wat meer moeite kost dan hun ! Zou 't bij mij zooveel vuiler en slordiger zijn dan bij hun? Wie weet, misschien denken ze het! Er is niemand behalve ik, die soms 's morgens om 11 uur al met de kinderen naar het bosch" trekt, ze zullen het niet prijzen, alleen veroordeelen maar niet navol gen. Ik ben de eenige huisvrouw die 's avonds openlijk, 's zomers met open ramen, de krant lees of, nog erger, 'n boek. Dat staat natuurlijk vreese lijk lui" in hun oogen, maar ik verpraat weer geen uren aan de deur of in winkels. Je moet ook niet denken, dat ik echt zooveel speel met de kinderen. Daar is werkelijk geen tijd voor, al gaan bij mij de kinderen vóór het huis houden. En bovendien, daar hebben de kinderen ook geen behoefte aan, maar wel aan 'n hartelijk woord zoo nu en dan; 'n belangstellend kijken naar hun werk". Je krijgt er zoo'n routine in, om, onder 't afwasschen 'n plotselinge vraag te beantwoorden: wat moet je hebben juffrouw?" waar moet je naar toe, juffrouw?"Je hoeft niet eens je gedachtengang te onderbreken om te antwoorden ,,'n pond suiker, kruidenier, en 'n half pond soda" of naar Haarlem, conducteur". (Alleen moet je er in 't laatste geval even aan denken of je met 'n kapitein KLEEDING VAN DE MAAND Teekening vcor ,,de Amsterdammer" door S. Desaga Japon van wollen crêpc, tabakbruin. Qarneering van licht bruingrijs. Van dezelfde kieur het soutacheborduursel. Bruine knoopjes. Licht grijze hoed van lederstof met steenroude en bruine garneering. of conducteur te doen hebt, want dat wisselt nog al eens). En als je werkelijk altijd bereid bent te komen kijken naar zelfgebouwde fabrieken of vliegmachines, hebben ze heiisch wel geduld om te wachten, als je niet weg kunt van de bijna kokende melk of plotseling open moet doen. Het kost werkelijk bijna geen extra tijd om op die manier met je kinderen te spelen en tóch is er haast geen vrouw uit het volk, die het doet, dat verzeker ik je. Gegroet voor heden. JET LUBER UIT HET LEVEN EEN ONTMOETING Na een drukken arbeidsdag liep ik, wat ver moeid, dcor de roezige winkelstraten naar huis, heerlijk weggedoken in de afgeslotenheid, die ons na langdurige hersenconcentratie overvalt instinctmatig den bekenden weg volgend, onge stoord tusschen de vele voertuigen en menschen niets hoorend, niets ziend van wat er om mij heen gebeurde, in gedachten reeds in m'n kamer, met m'n kopje thee vóór me, zittend in den grooten maklijken stoel.... Daar, toch ik heb iets gehoord, een geluid, dat m'n verdooving verbreekt en plotseling wét ik dat ik hier loop, temidden van het stadsgewoel, van de rakelings langs me heen razende auto's, de rijtuigen en de steeas-dóór bewegende menschenmasba, die op haar inkoopen uit is: druk-bedrijvig en gehaast de enkelingen, maar velen ook in groepjes van twee of drie, meestdames, gezellig babbelend, telkens weer stilstaand voor de uit stalling van een der groote magazijnen. Dit alles zie ik in 'n oogopslag, maar instinctmatig keer ik me om : er is mij een kind voorbijgegaan, een arm ventje van 'n jaar of tien en hij is 't geweest, die m'n aandacht heeft wakker geschud. Ikzie hem even achter mij, zijn stevig rugje voorovergebogen alsof hij ietsjj zoekt op de straatsteenen: ik zie den uitstekenden elleboog van zijn rechter arm en weet dat hij schreit, dat dat het is wat mij heeft aangegrepen, in m'n gedachte-afwezigheid. Er is in zijn heele'houding iets zoo innig zieligs, iets zóó verla'tens en in-zichzelf-gekeerds, dat ik hem naloop en vraag wat er aan scheelt. En dan E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25'" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 komt er, hortend en stootend het groote verdriet: ik heb 'n kwartje verloren" en n? nóg wat vragen begrijp ik, dat hij er spek voor had moeten koopcn. Zonder bedenken geef ik hem uit mijn beursje 'n kwartje, waarop 't kind zonder bedanken hard wegloopt. Ik hoor z'n klompjes kletteren over de straatsteenen; ik heb ook even de groote ver baasde oogtn in het ronde, nu ontspannen gezichtje gezien en ga bevredigd verder, zacht gestemd jegens het noodlot, wat mij dit ventje deed ontmoeten, verwonderd om het teer-kinderlijke wat nog sprak uit zijn toch zoo stevige, flinke jongensfiguur, mij afvragend uit wat voor be krompen huisje hij wel zou komen en wie wel zijn^ moeder zou zijn, die dit ongerepte zoolang heeft weten te behoeden temidden van de vaalheid van haar armoedig bestaan. En voor mijn geest herleven enkele tooneelcn van brutale, tergende hard vochtigheid, van doffe verslagenheid, van verbeten, mokkenden haat en diep tragische machteloosheid: tooneelen, die ons ons heele verdere leven als een onteerende herinnering bijblijven, wanneer ons medelijden ons af en toe gevoerd heeft door de wijken der armen.... Zoo peinzend ben ik nog maar enkele huizen verder, als daar zijn nu hard klapperend, hollende klompjes weer achter mij aankomen en zijn schreeuwende onmelodische straatjongensstem me wil tegenhouden, aldoor roepend: juffrouw, jüfïfrouw !" En als ik me omkeer is hij ooka[ dicht bij me, vuurrood van 't harde loopen.... z'n wijd uitgestoken rechterhand reikt me iets toe en dringend,haastig,alsof hij bangisdatik 't nietvlug genoeg weten zal, galmt hij me tegemoet: j(ik heb 't gevonden." Hij is zóó opgetogen, dat het mijn verwarde gedachten moeilijk valide beteeke nis van die woorden dadelijk te vatten, maar vóórda t m'n ge voel nog tot zijn blijheid is doorgedrongen, duwt hij me ook al iets in m'n hand en vertelt me in hijgende opgewondenheid, dat hij z'n eigen kwartje tusschen de steenen heeft teruggevonden. Ik neem het geldstukje aan, machinaal, gedron gen door zijn overtuigende zekerheid en hoor me zeggen: wel, dat is heerlijk" en als hij alweer weggaat roep ik hem nog na: pas nu maar op. dat je 't niet wér verliest." Later, thuis zijnde, bedenk ik in stille vreugde hoe deze jongen me in zijn onbehouden geestkracht een oogenblik heeft teruggevoerd naar het ver loren kinderland, waar de gedachte recht op haar doel afgaat en het gevoel, nog onbelemmerd door allerlei overwegingen, den weg weet naar rechtvaardigheid. Hoe wij daar als gelijken tegen over elkander hebben gestaan.... en alles een voudig en natuurlijk leek, zooals het gebeurde. En ineens begrijp ik ook de uitgelaten vreugde, die hem beheerschte: het was de fonkelende gedachte weer vrij te zijn, ontkomen aan het neer drukkende gevoel van afhankelijkheid, dat ik bii hem met mijn simpele gave had wakker geroepen. Voor zijn gevoel waren de rollen thans omgekeerd niet alleen, maar het zilverstukje was gegroeid tot een schat, een overtolligheid, waarmee hij in zijn fiere zelfbewustheid geen raad zou weten, maar die m/7 toekwam. En teruggebracht inde hem passende sfeer van spontane levensdaad, kon hij mij thans zonder terughouding naderen, vol vertrouwen ! En zijn verrukking, op zijn beurt mij te kunnen verblijo'en was zóó overrompelend geweest, dat zij hem behoed heeft voor iedere bekrompen gedachte aan materieele superioriteit mijnerzijds, die ons beiden slechts zou hebben kunnen be schamen .... M A R T A C A K L I N VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. Wenscht U Boter met Rijksmerk? O U D-B U SS E M" bezorgt U die dagelijks tegen marktprijs. Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl