De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 30 augustus pagina 22

30 augustus 1924 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

UEmW''TT DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2463 UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE W fee^: ^inuaroM GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JA8ER BERLIN6S, Haarlem BJiifluiu SUIKERLIPJES 1) GESTOORDE BRUILOFT door MAURITS WAGENVOORT Niet dat hij het lieve kind vergeten had, toen hij, na vier jaren afwezigheid, opnieuw in het gastenhuis" voor Europeanen te Sjiraz zijn intrek nam. Hij had in den winter, toen hij er zoo geheel on willekeurig toe was gekomen om van het vuile, verwilderde tuinmansdochtertje, de kleine Sjekerleb, een meisje met beschaafde manieren naar Westersche opvatting te maken, enkel door haar te veroorlooven 's morgens in zijn kamer het ont bijt met hem te deelen, te goed de fijnheid van haar jong vrouwenzieltje leeren schatten. Ook was het afscheid, toen zij zich, harer moeder ten spijt, in zijn armen had geworpen, een te lieve herinnering in zijn leven. Schertsend immers had hij toen aan dit kind gevraagd: ,,ga-je met me mee, Sjekerleb?" Onaangenaam trof hem de overdreven tragiek der moeder, die handenwringend uitriep: Om Oodswil sa/if'6, dat is onmogelijk !" Alsof hij er een oogenblik aan geloofde, dat het stadsvolk van Perzië, jegens Christen en Jood zoo fanatiek in zijn geloof, het zou hebben geduld, dat een zijner dochteren ooit vrouw of gezellin zou worden van een Ongeloovige". Schoon het er niets in zag een jonge dochter van kinderleeftijd haast, tegen betaling van de bruidssom, als vrouw" mee te geven aan een vertrekkenden Islamiet. Belachelijk, die moeder ! Maar de kleine Sjekerleb, toen hij dan zou heen gaan, was op hem toegesneld met opgeheven armen en had hartstochtelijk zijn handen gekust, terwijl hij haar een kus had gedrukt op het voorhoofdje onder het, trots zijn vermaningen, toch wel een beetje slordige blauw-zwarte haar. Lieflijk moment in zijn reeds gerijpte herinnering van veel bereisden handelsman. Nu had hij het gewaagd op zijn sterken motor de beruchte Zuid-Perzische bergpassen op te klimmen, doch op heel dien tocht was zijn denken eer vervuld geweest van de vraag hoe hij de machine zou sparen, en voorkomen, dat hij zijn nek brak, dan van de mogelijke lotgevallen van een Perzisch meisje, in zijn verbeelding nog steeds een kind. Echter riep de heele omgeving der michmanchané's, een ruim Perzisch huis, gewitkalkt, in een weelderigen tuin, waarin de beroemde rozen van Sjiraz reeds bloeiden, dadelijk zijn herinnering aan het lieve kind wakker. Sjekerleb"? gaf de oude huisknecht Machmoed-c/!ö» 1) te kennen, Sjeker leb"? Maar Ismaïl-c/w;;, haar gek van 'n vader, is juist bezig haar aan den man te brengen. En, bij m'n oogen, 'n goed huwelijk doet zij ook. God zij gedankt"! Op deze mededeeling, die hem toch onaangenaam beroerde, verduidelijkte het denk-becld aan haar in zijn plotseling verteederde herinnering. Zij moest nu 'n jaar of twaalf zijn: een kind nog voor hem. Maar in haar vrouwelijke ontwikkeling en in Perzisch-mannenoog waarschijnlijk reeds een volbloeide maagd-bloem. En wie zal haar man zijn?" vroeg hij met bedaarde belangstelling, op eens overspoeld deze door een in hem opdeinende golf van verontwaardiging en stil verzet, toen hij vernam, dat de aanstaande" van het teedere meisje al een grijsaard moest wezen, zoo hij zijn baard, naar de gewoonte zijns volks, niet koperrood had geverfd met henné: den opperschriftgeleerde van de Vrijdagsmoskee, de Moesjtehed 2) mina Hassan. Echt iets voor dien fanatieken beroerling Ismaïl-f/mn, die zijn kind ook had willen beletten 's morgens hem bij zijn ontbijt gezelschap te hour den, haar nu te verkwanselen aan een of anderen schijnheiligen oude, die onder voorgeven haar tot zijn wettige vrouw te maken, haar zou opofferen aan zijn reeds beschimmelde lusten. Hij liet den huisknecht, die zoo iets een goed huwelijk noemde, staan, en sprak er nog dienzelfden dag over met Leïla, Sjekerleb's moeder, die hij bij de tuinmanswoning bezig vond: smerig als vroeger, in lompen ook thans, de verkleurde bloemig-katoenen flodder broek gesloten om haar fijne enkels van toch wel goed gewasschen voetjes met geel geverfde nageltjes; nog wat schuwer dan voorheen, even ongekamd heur haar, wat afgeleefder haar verbrand gezicht met de fijne blauwe tatoe-eerinkjes. Zij herkende hem dadelijk, en de eerste indruk van zijn onverwachte terugkomst scheen uit in haar oogen, om haar mond door een glimlach, die dade lijk wegtrok in de droefgeestigheid van onder worpen en getrapt wijfje, dat berust in mannelijke overmacht. En Sjekerleb?" vroeg hij, na haar bevallige begroeting met het gebaar als zou zij hem de hand kussen. Zij schudde verdrietig het hoofd en zweeg, terwijl haar moede oogen, die in hun zwart gefonkel nog een weerlicht van vroegere schoonheid bezaten, uitstaarden heel ver. ]smï.ll-chan heeft haar verkwanseld aan een ouden knul, den moesjtehed Hassan. Hoeveel was de bruidssom?" vroeg hij gestreng. Zij noemde een bedrag, dat, belangrijk misschien in Perzische armelui's bevatting, gering was voor zijn waardeering van iemand gewoon het tien voudige van geringe beteekenis te achten, maar dat voor hem, waar het de niet in cijfers te brengen waarde gold van het levensgeluk van een misschien nog maar half volwassen lieflijke maagd, was als een mestvlieg op het blanke marmer van een heerlijk beeld. Zij gaf hem handenwringend tot antwoord er onschuldig aan te zijn, zelve den moesjtehed te verfoeien, dat Ismaïl-c/iuri echter aldus had besloten. En je dochter?" vroeg hij voort, met kouder gestrengheid nog. Zij schouderschokte en zweeg opnieuw, starend doch in haar oogen welden tranen op. Hij stelde haar voor, dat Ismaïl-c/wn het geld zou terug geven om het nog niet geheel voltrokken huwelijk te verbreken, maar zij antwoordde dat de moestjehed daar niet van zou willen hooren: de bruiloftsfeesten werden reeds gehouden,de bruid was al naar het Bad geleid, nu zat zij te schouw voor de vrouwelijke maagschap van den ouden bruigom, daar in zijn huis, in welks vrouwen verblijf zij weldra opgesloten zou worden, en zij-zelve, Sjekerleb's moeder, wilde er zelfs niet bij zijn, zulk een afkeer boezemde haar dit huwelijk in. En kan ik haar niet redden?" vroeg hij luid, doch meer zich-zelf dan haar, en opnieuw hinderde hem haar overdreven gebaar van wanhoop, zoo als zij voor vier jaar het denkbeeld had verworpen, dat haar-kind mee zou gaan met een Ongeloovige", hij die toen, zooals nu, niets anders bedoelde dan der kleine Sjekerleb's heil. ,,Astafcraliali"\ 3) kreet zij. Opnieuw kwam er medelijden in hem op over de bigotte dwaasheid dezer onontwikkelde Oostersche vrouw, die voor haar kind geen erger lot kende dan een innige vertrouwelijkheid met een Westerschen man. Maar bij ervaring wist hij reeds, dat ook zij door geringe gift was te winnen. Hij gaf haar een daalder en aldus tot meer verstandelijk inzicht gelokt, erkende zij de mogelijkheid, dat hij zijn vriendinnetje, althans voor een oogenblik, zou kunnen zien en een paarwoorden met haar spreken. Hij zou haar in den vooravond volgen en binnen sluipen in den tuin van den moesjtehed, achter de woning: zij zou trachten het bruidje uit den kring der vrouwen weg te lokken, en dan kon hij haar even zien en spreken, maar, bij God's grootheid, Ismaïl-f/w/! mocht er niets van weten, anders zou die haar, en misschien ook Sjekerleb, slaan tot de laatste druppen van het zwarte water" uit haar oogen zouden zijn gelekt. Zoo volgde hij de vrouw straks in den wintienden schemer naar den tuin van den moestjehed, een zwarte Perzische muts op om niet dadelijk als Frank" herkend te worden. In de nabijheid van het huis, waaruit de zachte muziek der muzikanten door het geklank van menschenstemmen, zacht en luid, maar alle vroolijk, heenklonk, bleef hij wach ten achter den stam van een ouden plataan. Niet eens lang. Want, onder welk voorgeven ook, Leila had haar dochter uit het gezelschap der bruiloftsvrouwen weg geroepen. Daar kwam zij aan en Sjekerleb haastte zich reeds voor haar uit, zoodra ze hem ontwaardde. Sjekerleb, de lieve! Een ontroering van teeder gevoel beving hem, toen hij haar terug zag, zooveel grooter geworden, nog zooveel mooier, immers haar schoonheid nu verhoogd door een kleurig zijden gewaad, sieraden van goud in haar zorgvuldig gevlochten haar, de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl