De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 30 augustus pagina 3

30 augustus 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBl-AD VOQ? MINISTERS VAN-KTARïraBïrEK EN HYMANS OP DE CONFERENTIE TE GENÈVE Teekening voor (te Amsterdammer" door Joh. Braakensiek HYMANS: ,,LAAT DIE MAN NU OPHOUDEN, ANDERS KUNNEN WE NIET RUSTIG PRATEN!" ZIELSINZICHT EN LEVENSOPBOUW In een zijner Natuurphilosophie-colleges (Ene. 270, Toev.) voorzegt Hegel, dat de weten schap eens zal verlangen naar het begrip der zaak, naar eene begripsleer dus, denkleerof logica. Het boek van Dr. Ariëns Kappers, Zielsinzicht en levensopbouw, door Dr. C. U. Ariëns Kappers, (H. J. Paris, Amsterdam) is daarvan een merk waardig geval. De schrijver ontzegt de wetenschap het vermo gen, door te dringen tot het wezen der werkelijkheid, met name tot dat van leven, ziel en bewustzijn. Allereerst, wegens hare denkwijze: het verstand. ,,. .wat de kracht is van het verstand is ook zijn zwakte: die concentratie van de aandacht nu eens op dit punt, dan op dat punt, die al het verstande lijke kenmerkt, die het kenschetsende is van het wetenschappelijk onderzoek, deze aandachtsconcentratie, die het verstand sterk maakt om licha men te ontleden, om van onderceel tot onderdeel te schrijden in de doorvorschingder natuur, die zelfde concentratie van aandacht is ook zijn zwakte, daar waar het geldt een veelénheid te overzien. Het verstand ziet slechts deelen, steeds meer deelen, maar de veelénheid van het menschelijk organisme, van het leven als zoodanig, wordt niet door het verstand, dat wil zeggen, door zijn deelen gekend, nog minder dan men een machine zou ken nen al kende men haar raderen en stangen. Het verstand dat verdeelt, ontleedt, en rangschikt, eerst dan weer trachtend het geheel in zijn wezen te aanschouwen, het verstand dat de ontwikkeling in stadiën uiteensnijdt, omgriipt of begrijpt de deelen, maar het wezen, de harmonie dier deelen als werkende eenheid zou ons bewustzijn ontgaan, indien het geen andere factoren in haar overtui ging aanvaardde." Met hoogen moed breekt de geleerde schrijver nu eene lans voor dien denkfactor, welken de weten schap zij, die slechts het 'bewezene' erkent niet laat gelden en welken zij toch onbewust, door loopend gelden laat, reeds als het onbewijsbare inzicht in het be wezene: de ge voelende, niet bewijzende, synthetischeintuïtie. ,,Intuïtie is het onmiddellijke in zicht in bepaalde verhoudingen. Ook ieaere nieu we zoogenoemde geniale greep". Zij staart zich niet blind op n punten laat zich niet mis leiden door een eenzijdigoordeel. En zij spreekt niet tot ons in de taal van de analytische rede, niet in de taal die ontwikkeling uiteensnijdt in stadia, maar in haar eigen taal als verbindende, ordenende Rede. In haar wordt ons bewust ons dieper wezen en wel datgene van ons wezen, dat geen verschij ningsvorm is,dat niet is de zijnde, de actueele(reeds bereikte) werke lijkheid, maar de werkende werke lijkheid van ons bestaan." Wat aan dit pleit voor de waarheid van ons denken ont breekt, is de vorm der waar heid. Het Vjrschijnt als sub jectieve meening, niet als het be grip der zaak, niet als stelsel matige zclfontvouwing van het denken tot zijne factoren. Alleen deze, delogica, onthult de noodzakelijkheid van hun zijn, 'bewijst' wat Dr. Ariëns Kappers slechts aanwijst. N'et alleen echter wegens hare methode, ook we gens haar inhoud acht de schrijver de wetenschap onvolledig: haar objectivisme dringt niet door tot de subjectieve werkelijkheidsfactoren. Veel is er, dat niet minder werkelijk is dan de verschijnselen, maar dat zelf geen verschijnsel is. De natuurwetenschap is een phenomenologie. Ook die natuurwetenschap, welke men de experimenteele psychologie noemt is een phenomenologie, voor zocvi'rrj zij behandelt de tijden en maten, den duur, het verloop der psychische processen. Het is echter duidelijk, dat riet zintuigelijke ons slechts een deel van het kenbare leert. Er is een ander deel in het gebied onzer ervaringen, dat ons persoonlijk niet minder interesseert, de directe ervaring van ons zelf aan ons. Wij zijn bewust van ons zelven, zonder dat dat bewustzijn een phenomenon is, zonder dat het als zoodanig in verschij ning treedt. De plienomenologie is volmaakt on toereikend om dat bewustzijn te verklaren. Zouden er vele biologen zijn, die genoegen nemen met een studie van de levensverschijnselen en levensvormen, die de omgevende natuur hun toont? Zelf levende wezens, zijn zij wel gedwongen ook nog een andere zijde nl. ae subjectieve zijde van het leven te ken nen en dagelijks te ervaren als een onafwijsbare werkelijkheid. En al heel moeilijk wordt het voor een hersenanatoom, wanneer hij door de studie der uiterlijke verschijnsek-n alleen zijn dorst naar inzicht in het z.g.n. zenuwleven" wil verzadigen. En ga nu maar heen en bestudeer allén de verschijnselen, de phenomenologie van het leven. Gij zult er niet mee tevreden kunnen blijven, al zoudt gij het willen." M. a. w. geene volledige levensleer en zielkunde zonder bewustzijnslecr, denkleer oj logica, die als leer van onzienlijkheden wetenschap te buiten gaat en inkeer van het denken is tot zichzelf. Toch is het denken meer nog dan ook een" fac tor d^r werkelijkheid. Het is die, welke tevens de meest volmaakte wagen. AUTO-CENTRALE - HAARLEM schuilt in die andere als hun wezen; het is, gelijk Hegel zegt, n lid der verhouding, en de hélege verhouding. Een getuigenis daarvan is Dr. Ariëns Kappers' schoone vondst zelve dat verschillende factoren, die in onze bewuste ervaring en in den opbouw van onze voorstellingen een rol spelen, zooals de herinnering, de aandacht, de associatie van prikkels, slechts bewustwordingen zijn van algemeene eigenschappen der georganiseerde materie', wier werking ook aantoonbaar is in de ons onbe wuste lichamelijke ontwikkeling, gedeeltelijk mis schien ook in de z.g. doode natuur." Hier heeft proefondervindelijk onderzoek toevaüig van drie denkvormen of begrippen bevonden, wat stelselmatige begripsleer onthult als aller hoedanigheid: eene wijze van denkbaarheid te zijn van de geheele werkelijkheid van natuur en g'.est; de uit een bepaalden gezichtshoek geziene volle dige werkelijkheid zelve te zijn; betrekkelijk alom vattende, relatief absolute toepasselijkheid of geldig heid te hebben. Want elke denkvorm is als begrips verbijzondering modus van het gehéle begrip, op eigen of bepaalde wijze het geheele begrip zelf, mikrokosmos. Paart zich echter aan het inzicht in de alomvat tendheid van een begrip niet dat in zijne beperkt heid juist wijl elk begrip alomvattend is, geldt het slechts onder voorbehoud van alle andere, zelfs van zijne tegenstelling?danverkeerthetzich tot een eenzijdig idealisme, hetwelk de volledige werkelijkheid wil vangen in deze eene, aldus als ideaal beschouwde, kategorie. Aan dit gevaar in casu: het psychologisme, dat tracht,de natuurop te schroeven en den geest neer te halen tot psy chische functies, welke als zoodanig, naar de kracht der woorden, eigen zijn slechts aan het gevoelende d.i. dierlijke leven (ook in den mensch) aandit gevaaris Dr. Ariëns Kappers niet geheel ontkomen. Zie den titel van zijn boek; zie uitspraken als: en lichamelijke constellatie en de geestelijke functies zijn het resultaat eener beide omvattende zielswerking" (84); zie bovenal de doorloopende ver eenzelviging van ziel en bewustzijn, die het psyche!logisme kenmerkt. Maar ten slotte zegeviert hei inzicht, dat nietöc ziel vermag het volledige wezen der werkelijkheid te omvamen, maar de logos, het denken, de rede. ,,... .en op deze innerlijkheid des heelals zou ik liever het woord cogitatio (c'enking) van Spinoza toepassen dan het woord psyche, al ware het alleen dat het rationecle van c'en wereldsamenhang in het woord cogitatio (ook door zijn afleiding: co-agitare) beter totuitdrukking komtdan in hetwoord psyche. Wij zien dat het psychische, of beter gezegd de logetiek.... het geheele leven doordringt. Wel wil ik zeggen dat ik geneigd ben, een innerlijke logiciteit als innerlijkheid van alle zijn te aanvaarden, een logicitsit, die ook buiten onze bewuste denking ligt, ja waarvan die bewuste denking slechts een bijzondere uiting is. Wij zien in alles wat groeit en zich ontwikkelt, hetzij in lichamelijken, hetzij in geestelijken zin een redelijk proces, een logeüsch gebeuren. Worden en denken zijn gegrond op een zelfde redelijkheid. Ook de Godsopvatting van het Christendom leert ons, dat God in alles is en in alles werkt, maar slechts de mensch van die wer king zich rekenschap kan geven." M. a. w. ontwaakt menschelijke rede tot zelf kennis, dan ontwaakt zij, als verbijzondering der oneindige rede, tot Godskennis en wereldkennis tevens; de ware denkleer is niet denkleer zonder meer, maar ontwikkelt zich tot eene rede-natuur en geesteslcer inhoudende volledige werkelijkheidsleer. En hoe anders zal zij, niet alleen naar den inhoud, maar ook naar den vorm, zelfkennis in den mensch blijken van die eene scheppende Rede", dezen innerlijken logischen ordeningsdrang"', die hoogste idee, waaruit en waardoor alle dingen zijn" hoe anders, dan als stelselmatige zelfontwikkeling en zelfordening van het eene be grip tot zijn rijk van absoluut geldende begrippen waarvan Dr. Ariëns Kappers drie onderzocht? Zoo vordert hier dan de objectivistische weten schap als onontbeerlijke aanvulling eene logica of begripsleer in Hegelischen zin; zoo vraagt Dr. Ariëns Kappers vaag van de toekomst, wat het verleden reeds op tweeërlei wijze, als Hegelianisme en als Bollandisme, glansrijk bracht, doch uok hem onbekend bleef, die meent, dat onder scheid tusschen de wereld der verschijnselen en daartegenover dat andere" gemaakt werd eerst door.... Schopenhauer. Dr. Ariëns Kappers werkt ook de ethische zijde zijner vondst uit. Deze uitwerking is edele arbeid van een ook als mensch hoog staand denker. ESTER VAS N u NES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl