Historisch Archief 1877-1940
WEEKBl-AD VOQ?
MINISTERS VAN-KTARïraBïrEK EN HYMANS OP DE
CONFERENTIE TE GENÈVE
Teekening voor (te Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
HYMANS: ,,LAAT DIE MAN NU OPHOUDEN, ANDERS KUNNEN WE NIET RUSTIG PRATEN!"
ZIELSINZICHT EN
LEVENSOPBOUW
In een zijner Natuurphilosophie-colleges (Ene.
270, Toev.) voorzegt Hegel, dat de weten
schap eens zal verlangen naar het begrip der zaak,
naar eene begripsleer dus, denkleerof logica. Het
boek van Dr. Ariëns Kappers, Zielsinzicht en
levensopbouw, door Dr. C. U. Ariëns Kappers,
(H. J. Paris, Amsterdam) is daarvan een merk
waardig geval.
De schrijver ontzegt de wetenschap het vermo
gen, door te dringen tot het wezen der werkelijkheid,
met name tot dat van leven, ziel en bewustzijn.
Allereerst, wegens hare denkwijze: het verstand.
,,. .wat de kracht is van het verstand is ook zijn
zwakte: die concentratie van de aandacht nu eens
op dit punt, dan op dat punt, die al het verstande
lijke kenmerkt, die het kenschetsende is van het
wetenschappelijk onderzoek, deze
aandachtsconcentratie, die het verstand sterk maakt om licha
men te ontleden, om van onderceel tot onderdeel
te schrijden in de doorvorschingder natuur, die
zelfde concentratie van aandacht is ook zijn zwakte,
daar waar het geldt een veelénheid te overzien.
Het verstand ziet slechts deelen, steeds meer
deelen, maar de veelénheid van het menschelijk
organisme, van het leven als zoodanig, wordt niet
door het verstand, dat wil zeggen, door zijn deelen
gekend, nog minder dan men een machine zou ken
nen al kende men haar raderen en stangen. Het
verstand dat verdeelt, ontleedt, en rangschikt,
eerst dan weer trachtend het geheel in zijn wezen
te aanschouwen, het verstand dat de ontwikkeling
in stadiën uiteensnijdt, omgriipt of begrijpt de
deelen, maar het wezen, de harmonie dier deelen
als werkende eenheid zou ons bewustzijn ontgaan,
indien het geen andere factoren in haar overtui
ging aanvaardde."
Met hoogen moed breekt de geleerde schrijver nu
eene lans voor dien denkfactor, welken de weten
schap zij, die slechts het 'bewezene' erkent
niet laat gelden
en welken zij toch
onbewust, door
loopend gelden
laat, reeds als
het onbewijsbare
inzicht in het be
wezene: de ge
voelende, niet
bewijzende,
synthetischeintuïtie.
,,Intuïtie is het
onmiddellijke in
zicht in bepaalde
verhoudingen.
Ook ieaere nieu
we zoogenoemde
geniale greep".
Zij staart zich
niet blind op
n punten laat
zich niet mis
leiden door een
eenzijdigoordeel.
En zij spreekt
niet tot ons in
de taal van de
analytische rede,
niet in de taal
die ontwikkeling
uiteensnijdt in
stadia, maar in
haar eigen taal
als verbindende,
ordenende Rede.
In haar wordt
ons bewust ons
dieper wezen en
wel datgene van
ons wezen, dat
geen verschij
ningsvorm is,dat
niet is de zijnde,
de actueele(reeds
bereikte) werke
lijkheid, maar de
werkende werke
lijkheid van ons
bestaan."
Wat aan dit
pleit voor de
waarheid van
ons denken ont
breekt, is de
vorm der waar
heid. Het
Vjrschijnt als sub
jectieve meening,
niet als het be
grip der zaak,
niet als stelsel
matige
zclfontvouwing van het
denken tot zijne factoren. Alleen deze, delogica,
onthult de noodzakelijkheid van hun zijn, 'bewijst'
wat Dr. Ariëns Kappers slechts aanwijst.
N'et alleen echter wegens hare methode, ook we
gens haar inhoud acht de schrijver de wetenschap
onvolledig: haar objectivisme dringt niet door
tot de subjectieve werkelijkheidsfactoren.
Veel is er, dat niet minder werkelijk is dan de
verschijnselen, maar dat zelf geen verschijnsel is.
De natuurwetenschap is een phenomenologie.
Ook die natuurwetenschap, welke men de
experimenteele psychologie noemt is een phenomenologie,
voor zocvi'rrj zij behandelt de tijden en maten,
den duur, het verloop der psychische processen.
Het is echter duidelijk, dat riet zintuigelijke ons
slechts een deel van het kenbare leert. Er is een
ander deel in het gebied onzer ervaringen, dat ons
persoonlijk niet minder interesseert, de directe
ervaring van ons zelf aan ons. Wij zijn bewust
van ons zelven, zonder dat dat bewustzijn een
phenomenon is, zonder dat het als zoodanig in verschij
ning treedt. De plienomenologie is volmaakt on
toereikend om dat bewustzijn te verklaren. Zouden
er vele biologen zijn, die genoegen nemen met een
studie van de levensverschijnselen en levensvormen,
die de omgevende natuur hun toont? Zelf levende
wezens, zijn zij wel gedwongen ook nog een andere
zijde nl. ae subjectieve zijde van het leven te ken
nen en dagelijks te ervaren als een onafwijsbare
werkelijkheid. En al heel moeilijk wordt het voor
een hersenanatoom, wanneer hij door de studie
der uiterlijke verschijnsek-n alleen zijn dorst naar
inzicht in het z.g.n. zenuwleven" wil verzadigen.
En ga nu maar heen en bestudeer allén de
verschijnselen, de phenomenologie van het leven.
Gij zult er niet mee tevreden kunnen blijven, al
zoudt gij het willen."
M. a. w. geene volledige levensleer en zielkunde
zonder bewustzijnslecr, denkleer oj logica, die als
leer van onzienlijkheden wetenschap te buiten
gaat en inkeer van het denken is tot zichzelf.
Toch is het denken meer nog dan ook een" fac
tor d^r werkelijkheid. Het is die, welke tevens
de meest volmaakte wagen.
AUTO-CENTRALE - HAARLEM
schuilt in die andere als hun wezen; het is, gelijk
Hegel zegt, n lid der verhouding, en de hélege
verhouding. Een getuigenis daarvan is Dr. Ariëns
Kappers' schoone vondst zelve dat verschillende
factoren, die in onze bewuste ervaring en in den
opbouw van onze voorstellingen een rol spelen,
zooals de herinnering, de aandacht, de associatie
van prikkels, slechts bewustwordingen zijn van
algemeene eigenschappen der georganiseerde materie',
wier werking ook aantoonbaar is in de ons onbe
wuste lichamelijke ontwikkeling, gedeeltelijk mis
schien ook in de z.g. doode natuur."
Hier heeft proefondervindelijk onderzoek
toevaüig van drie denkvormen of begrippen bevonden,
wat stelselmatige begripsleer onthult als aller
hoedanigheid: eene wijze van denkbaarheid te zijn
van de geheele werkelijkheid van natuur en g'.est;
de uit een bepaalden gezichtshoek geziene volle
dige werkelijkheid zelve te zijn; betrekkelijk alom
vattende, relatief absolute toepasselijkheid of geldig
heid te hebben. Want elke denkvorm is als begrips
verbijzondering modus van het gehéle begrip,
op eigen of bepaalde wijze het geheele begrip zelf,
mikrokosmos.
Paart zich echter aan het inzicht in de alomvat
tendheid van een begrip niet dat in zijne beperkt
heid juist wijl elk begrip alomvattend is, geldt
het slechts onder voorbehoud van alle andere,
zelfs van zijne tegenstelling?danverkeerthetzich
tot een eenzijdig idealisme, hetwelk de volledige
werkelijkheid wil vangen in deze eene, aldus als
ideaal beschouwde, kategorie. Aan dit gevaar
in casu: het psychologisme, dat tracht,de natuurop
te schroeven en den geest neer te halen tot psy
chische functies, welke als zoodanig, naar de kracht
der woorden, eigen zijn slechts aan het gevoelende
d.i. dierlijke leven (ook in den mensch) aandit
gevaaris Dr. Ariëns Kappers niet geheel ontkomen.
Zie den titel van zijn boek; zie uitspraken als: en
lichamelijke constellatie en de geestelijke functies
zijn het resultaat eener beide omvattende
zielswerking" (84); zie bovenal de doorloopende ver
eenzelviging van ziel en bewustzijn, die het
psyche!logisme kenmerkt. Maar ten slotte zegeviert hei
inzicht, dat nietöc ziel vermag het volledige wezen
der werkelijkheid te omvamen, maar de logos, het
denken, de rede.
,,... .en op deze innerlijkheid des heelals zou ik
liever het woord cogitatio (c'enking) van Spinoza
toepassen dan het woord psyche, al ware het alleen
dat het rationecle van c'en wereldsamenhang in het
woord cogitatio (ook door zijn afleiding: co-agitare)
beter totuitdrukking komtdan in hetwoord psyche.
Wij zien dat het psychische, of beter gezegd de
logetiek.... het geheele leven doordringt. Wel wil
ik zeggen dat ik geneigd ben, een innerlijke
logiciteit als innerlijkheid van alle zijn te aanvaarden, een
logicitsit, die ook buiten onze bewuste denking
ligt, ja waarvan die bewuste denking slechts een
bijzondere uiting is. Wij zien in alles wat groeit en
zich ontwikkelt, hetzij in lichamelijken, hetzij in
geestelijken zin een redelijk proces, een logeüsch
gebeuren. Worden en denken zijn gegrond op een
zelfde redelijkheid. Ook de Godsopvatting van het
Christendom leert ons, dat God in alles is en in
alles werkt, maar slechts de mensch van die wer
king zich rekenschap kan geven."
M. a. w. ontwaakt menschelijke rede tot zelf
kennis, dan ontwaakt zij, als verbijzondering der
oneindige rede, tot Godskennis en wereldkennis
tevens; de ware denkleer is niet denkleer zonder
meer, maar ontwikkelt zich tot eene rede-natuur
en geesteslcer inhoudende volledige
werkelijkheidsleer. En hoe anders zal zij, niet alleen naar den
inhoud, maar ook naar den vorm, zelfkennis in
den mensch blijken van die eene scheppende Rede",
dezen innerlijken logischen ordeningsdrang"', die
hoogste idee, waaruit en waardoor alle dingen
zijn" hoe anders, dan als stelselmatige
zelfontwikkeling en zelfordening van het eene be
grip tot zijn rijk van absoluut geldende begrippen
waarvan Dr. Ariëns Kappers drie onderzocht?
Zoo vordert hier dan de objectivistische weten
schap als onontbeerlijke aanvulling eene logica
of begripsleer in Hegelischen zin; zoo vraagt
Dr. Ariëns Kappers vaag van de toekomst, wat het
verleden reeds op tweeërlei wijze, als Hegelianisme
en als Bollandisme, glansrijk bracht, doch uok
hem onbekend bleef, die meent, dat onder
scheid tusschen de wereld der verschijnselen en
daartegenover dat andere" gemaakt werd eerst
door.... Schopenhauer.
Dr. Ariëns Kappers werkt ook de ethische zijde
zijner vondst uit. Deze uitwerking is edele arbeid
van een ook als mensch hoog staand denker.
ESTER VAS N u NES