Historisch Archief 1877-1940
No. 2463
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Zondags 's morgens vroeg ligt het hier vol
visschersschuiten, die een menigte van allerlei lekkere
meervisch aanbrengen, en zeer gretig verkopen;
als zijnde de yisch, welke in deze meer gevangen
\yordt, bij uitnemendheid blank en vet." Wie
ede'er genot verkoos kon dat althans in de
achttienOe eeuw vinden in den Franschen schouwburg,
die destijds zeer in trek was. Maar ook daaraan
kwam een einde; in 1754 ging het houten gebouw
in de vlammen op.
De Overtoom heeft zijn bekoring verloren van
den ouden tijd. In verband met den veranderden
smaak der burgerij verloor deze buurt geheel
haar eigenaardig karakter. Zij werd meer en meer
een gewone buitenwijk, zooals Amsterdam ze
zoovele heeft en die niets opmerkelijks heeft. De
misère werd voltooid door de demping in 1904.
Sedert is de Overtoom niets anders meer dan een
ongemotiveerd breede straat van hopelooze,
eindelooze lengte. Al wat een stadsgezicht be
koring kan geven, ontbreekt hier; nergens vindt
het zoekende oog de rust van het gesloten stads
beeld. Met boomen is er nog veel te redden; maar
men kan niet zeggen, dat het gemeentebestuur
tot dusverre in dit opzicht met den Overtoom
gelukkig is geweest.
H. BRUGMANS
ZUID-AFRIKAANSGHE
PROBLEMEN
Geen land heeft zulk een veelvuldigheid van
problemen op te lossen als Zuid-Afrika. Hier een
land met groote rijkdommen, sommige reeds ge
xploiteerd, andere nog braakliggend, vele nog
niet ontdekt. Een land van groote mogelijkheden,
noemen velen het. Inderdaad, dit is zoo, maar
zooveel krachten, zooveel omstandigheden zijn
er, die een tegengestelden invloed uitoefenen, die
ontwikkeling tegengaan, die exploitatie van,
onderzoek naar rijkdommen verminderen, beschik
bare fondsen opslurpen, die de aandacht
concentreeren op andere actueele problemen en de energie
verslappen, dat, zoo niet met overleg, of geweid zelfs,
die krachten uit den weg worden geruimd, de
toestanden zullen blijven als ze zijn.
De Europeesche lezer zal door wijdverspreide
propagandalectuur een te rosegetint beeld van
de toestanden hier zich gevormd hebben. Laat
ik dit als axioma vooropstellen: het land is arm,
het houdt zich slechts met moeite boven water.
Met al zijn middelen doet Zuid-Afrika zoo poover
weinig, met al zijn schoonheden (want mooi en
grootsch is het) trekt het zoo weinig, met al zijn
zon straalt het zoo weinig licht uit. Er is hier iets
dat tegenwerkt, dat ondermijnt.
Het valt den Europeaan zwaar, zich uit het
warnet van geijkte strijdvragen, die zich tijdens
zijn opvoeding in Europa om hem heen vormden,
los te maken, om zich te zien geplaatst voor
vreemde vragen, voor vreemde verhoudingen.
Kapitaal arbeid, medezeggenschap, bolsjewisme,
fascisme, stakingen, uitsluitingen,
ooglogspsychose al die begrippen, door zoovele uitge
sproken, door zoo weinigen begrepen, staan hier
achter bij vraagstukken op geheel ander gebied,
die meer direct in het dagelijksch leven ingrijpen.
Lang genoeg is Hollands belangstelling in
Zuid-Afrika en Zuid-Afrika's belangstelling in
Holland onder nul geweest. Hollands slap optreden
hier vooral, is oorzaak geweest, dat ook de Boeren
bevolking van den Hollander vervreemd is. De
Engelschen, door hun opvoedingssysteem, de
Duitschers door hun flink optreden en hun energie
hebben de plaats ingenomen, die eigenlijk voor
den Hollander bestemd was. Er is nog plaats,
indien men althans moeilijkheden overwint. Pro
paganda heeft de Hollandsche levensgeesten niet
kunnen opwekken. Misschien dan is hiertoe in
staat een zuiver beeld van te overwinnen moeilijk
heden, van op te lossen vraagstukken en.... wat
toch de hoofdzaak is: van mogelijkheden tot
oplossing.
I. Het zwartenvraagstak.
Het eerste vraagstuk dat den vreemdeling treft,
doch ook het vraagstuk dat in belangrijkheid
ver boven de andere uitsteekt, is het
zwartenvraagstuk. Met de oplossing hiervan staat of valt
Zuid-Afrika.
De kern vormen deze vragen:
1. hoe is de verhouding tusschen blank en zwart?
2. welk gevaar schuilt er in die verhouding?
3. wat is de politiek tegenover het zwarte ras?
De Europeaan kan zich geen begrip vormen van
den omvang van het zwartenvraagstuk. Hij kent
den zwarte niet in diens dagelijksch leven, hij kent
niet het onderscheid der rassen, niet den invloed
dien cultuur op de verschillende rassen gehad heef t.
Hij zal zich een beeld vormen van de verhouding
blank-zwart, dat meest zal lijken op een verhou
ding van heer en slaaf.
Toen ik met een Duitsche boot naar
ZuidAfrika ging, had ik het voorrecht verschillende
plaatsen aan Afrika's westkust, speciaal Angola,
te bezoeken. Ook ik had mij de voorstelling van
den zwarte als slaaf gemaakt en de indruk, dien
ik in Angola kreeg, bevestigde die opvatting.
Ik zag daar een prachtig type van neger, forsch en
sterk, doch vrijwel zonder intellect, als slaaf
behandeld, zich slaaf voelend, niet er zich in
schikkend, maar niet beter wetend. Hun lot is het,
hetzij in Afrika's wildernissen een vrij bestaan te
leiden, of als koelies den blanke te dienen. Moreel
en economisch staan zij op den allerlaagsten trap
der menschelijke beschaving.
Hoe geheel anders is het aspect in de Unie.
Verheugt men zich in Midden-Af rika over het
mooiprimitieve van het oerras, de Unie, vooral in het
zuiden, kenmerkt zich door een laagje beschaving
dat slechts ergernis teweeg kan brengen.
Men ga mij niet verwijten dat ik mij zoo
meedoogenloos over het zwartenvraagstuk zal uitlaten.
Zoo iets moet niet onder stoelen of banken gesto
ken worden. Het gevaar is veel te groot. Wil men
dit land ooit tot bloei brengen, dan moeten ook
forsche maatregelen genomen worden, dan moet
men zich niet laten paaien door de zgn. negrophilie,
die vooral door de kerk zoo aangekweekt wordt.
Dan zal men zien op welk een gevaarlijken weg
men nu is.
Een onderscheid dient te worden gemaakt
tusschen 1. natives, de oorspronkelijke bewoners,
als kaffers en hottentotten, 2. Indians, ook wel
Malayers genoemd, die uit Britsch-Indiëoverge
komen zijn, en 3. den kleurling. Inderdaad is
dit onderscheid zeer groot. Eigenschappen, karak
ter, mate van beschaving zijn verschillend, de
levensbehoeften zijn anders, de taal verschilt....
en toch, toch meen ik dat met betrekking tot
het zwartenvraagstuk, d.w.z. het verleenen van
rechten, en de verhouding van zwart tot wit,
hoegenaamd geen verschil gemaakt mag worden.
De natives, ondanks hun aanraking met de
cultuur, behouden steeds hun eigenaardige primi
tiviteit, de beschaving legt zich op hen, dringt
niet tot hen door, zij hebben er geen behoefte aan.
Inwendig blijven zij het oerras uit Centraal-Afrika,
tevreden met een hoorige positie. Doch hier schuilt
een groot gevaar: enkele forsche nativegeesten
hebben zich boven dien slaventoestand uitgewerkt,
en evenals bij het proletariaat vatten zij de leiding
en kunnen, indien zij weten gebruik te maken van
hun macht, een geest van lijdelijk of actief verzet
opwekken. Een prachtig arbeidsveld ook voor
bolsjewisme.
Doch is het anders bij de Indiërs en kleurlingen?
De eersten staan zeker op een hooger peil van be
schaving. Maar hierdoor juist en door de religieus
fanatieke sfeer waarin zij leven, scheppen zij een
voortdurend gevaar in het inwendige van den
staat. Een ras, dat geleid wordt door een Ghandi,
dat wordt opgezweept door een vrouw als de dichte
res Sarojini Naidu, kan niet in een land geduld
worden, welks bestaan van binnenlandsche rust
afhankelijk is. Dit gevaar moet met alle middelen
gekeerd worden.
Tusschen natives en Indiërs staan de kleurlingen,
d.w.z. het gemiddelde peil hunner beschaving zal
ongeveer tusschen deze groepen inliggen. Zij zijn
samengesteld uit een mengelmoes van zwart, bruin
en blank en komen speciaal in Kaapland voor.
De cultuur is bij hen verder doorgedrongen dan bij
de natives, doch im grossen und ganzen" heeft
ze meer slechte dan goede eigenschappen achter
gelaten. Ze zijn lui, leugenachtig, onbetrouwbaar
en dikwijls gevaarlijk. Zij maken het dagelijksch
leven (want bij gebrek aan blanken heeft men ze
noodig) onaangenaam en onveilig. De rechten die
men hun gegeven heeft, misbruiken zij; zij zijn
waarlijk geen asset" voor den staat, hoewel zij
het zelf beweren en hoewel de regeering er prat
op gaat dat zij zulke goedkoope werkkrachten
opleveren. Alles natuurlijk om den blanken werk
man met hoogere beschaving en hoogere levens
behoeften, die het beschavingspeil van het land
omhoog zou kunnen brengen, eruit te houden.
Dit alles bewijst, dat een onderscheid, ik bedoel
een politiek en economisch onderscheid tusschen
natives, Indiërs en kleurlingen uit den booze is.
Dit zou vanzelf meebrengen dat aan den kleurling
rechten zouden worden toebedeeld, waar hij naar
de mate zijner beschaving en prestatie nooit
recht op zou hebben. Het is vooral in het program
der Nationalisten een belangrijk punt, dit onder
scheid scherp vol te houden: den native geen
rechten den kleurlint; dezelfde rechten als den
blanke.
Welk een onbedachte schrede! De kleurling
is toch de overgang tusschen zwart en wit, de
voorpost, de spion van den native. Zijn
gelijkgercchtigheid zou weldra het geheele zwarte ras
meeslepen.
Ik sprak zooeven van de goedkoope werkkracht
die het zwarte ras oplevert. Dit moge waar zijn,
DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
VERZINKT.VERLOODT.VERKOPERT
ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING
TEGEN BILLIJKE PRIJZEN.
LOONSCHOOPEERAFDEELING.
doch men vergete niet dat juist daardoor ook al
het ruwere en zgn. minderwaardige werk aan den
zwarte wordt gegeven, dat de blanke, hoe slecht
hij er ook mocht voorstaan, pertinent weigert
dit soort werk te verrichten. Dit ondermijnt het
land, vooral een nieuw land als dit. Laat ook het
ruwe werk door blanken verricht worden, dan zal
het land ook handwerkers trekken; het kapitaal
volgt dan vanzelf. Zuid-Afrika kan niet groeien
wanneer het grondwerk is gemonopoliseerd bij
zwarten, die uitwendig noch inwendig de mogelijk
heid hebben zichzelf omhoog te werken. Men zie
slechts naar Australië, dat pas, toen de zwarte
bevolking uitgeroeid, geëxporteerd en gesegregeerd
was en al het werk, ook het ruwste, in blanke handen
rustte, zich kon ontwikkelen tot de kolonie die
het nu is. Daar was zoo iets mogelijk, omdat men
het kwaad terstond bij den wortel vatte, toen de
zwarten nog niet door de cultuur waren aangetast.
Hier zou het niet meer mogelijk zijn. Cultuur
is te ver reeds doorgedrongen. De goede bedoe
lingen van kerk en zendelingen loopen spaak. De
beschaving vernietigt zichzelf.
Men bedenke: binnen 50 jaar zal de verhouding
blank-zwart in deiUnie zijn: 3.500.000 tot 20.000.000.
Laat men bijtijds nog de vestingen tegen dit
gevaar oprichten. Niet zooals de tegenwoordige
regeering. Men heeft de zwarten-politiek dezer
regeering zeer juist vergeleken met het spelen
van kinderen aan het strand: als de vloed opkomt,
bouwen zij een vesting, de vloed nadert, de golven
overstroomen, vernietigen de vesting, de kinderen
trekken terug en bouwen een nieuwe vesting, enz.
enz. Totdat de vloed alles vernietigd heeft.... en
dan? Centraal Afrika is zulk een ontzaglijk reser
voir !
Zeker, tegenover de Indiërs is men begonnen een
betere politiek uit te oefenen. De Class Areas Bill
geeft de plaatselijke overheid het recht een bepaal
de plaats aan te wijzen, waarbinnen zij mogen
handeldrijven en wonen. Doch dit is weer beperkt
tot Natal alleen. Een halve maatregel dus. Van
daar dat hoe langer hoe meer stemmen opgaan, om,
onder het geven van voldoende compensatie, de
Indiërs naar hun moederland terug te zenden. Het
is een mogelijkheid: doch het heeft dit groote
gevaar, dat de verhouding tusschen de natives en
Indiëen de regeering van root-Britannië, die
toch al niet de beste is, er niet rooskleuriger op
zal worden.
Deze methode gaat voor natives en kleurlingen
niet op. De eenige redmiddelen hier zouden zijn:
bevolkingsvermeerdering en ontwikkeling tegen
te gaan. Het eerste door polygamie te verbieden,
zooveel mogelijk de vooruitzichten voor zwarte
immigranten onaantrekkelijk te maken en een
streng passysteem in te voeren. Het tweede door
alle eenigszins hoogere betrekkingen voor zwarten
ontoegankelijk te maken en vooral de opvoeding
te beperken tot het hoogst noodige. Tenslotte
door een strict doorgevoerde segregatie.
Of dit alles succes zal hebben is nog de vraag,
indien niet de hoofdvoorwaarde voor het bestaan
van dit land vervuld wordt: immigratie op groote
schaal van blanken uit alle rangen en standen. Pas
dan is het mogelijk om aan intellectueele ook een
daadwerkelijke overmacht te paren.
Wat de immigratie tot nu toe verhinderde, hoe
ondanks de groote propaganda geen trek naar
dit land bestaat, daarover later.
MR. C A T z
VERSCHENEN:
De Stille Getuige
DOOR
TOP NAEFF
ZESDE DRUK
Ingenaaid ?3.50 Gebonden / 4.50
Want dit boek is vol van bizondere en
schoone gevoeligheid.
W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland.
Uitgave van
Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.