De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 30 augustus pagina 5

30 augustus 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2463 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Zondags 's morgens vroeg ligt het hier vol visschersschuiten, die een menigte van allerlei lekkere meervisch aanbrengen, en zeer gretig verkopen; als zijnde de yisch, welke in deze meer gevangen \yordt, bij uitnemendheid blank en vet." Wie ede'er genot verkoos kon dat althans in de achttienOe eeuw vinden in den Franschen schouwburg, die destijds zeer in trek was. Maar ook daaraan kwam een einde; in 1754 ging het houten gebouw in de vlammen op. De Overtoom heeft zijn bekoring verloren van den ouden tijd. In verband met den veranderden smaak der burgerij verloor deze buurt geheel haar eigenaardig karakter. Zij werd meer en meer een gewone buitenwijk, zooals Amsterdam ze zoovele heeft en die niets opmerkelijks heeft. De misère werd voltooid door de demping in 1904. Sedert is de Overtoom niets anders meer dan een ongemotiveerd breede straat van hopelooze, eindelooze lengte. Al wat een stadsgezicht be koring kan geven, ontbreekt hier; nergens vindt het zoekende oog de rust van het gesloten stads beeld. Met boomen is er nog veel te redden; maar men kan niet zeggen, dat het gemeentebestuur tot dusverre in dit opzicht met den Overtoom gelukkig is geweest. H. BRUGMANS ZUID-AFRIKAANSGHE PROBLEMEN Geen land heeft zulk een veelvuldigheid van problemen op te lossen als Zuid-Afrika. Hier een land met groote rijkdommen, sommige reeds ge xploiteerd, andere nog braakliggend, vele nog niet ontdekt. Een land van groote mogelijkheden, noemen velen het. Inderdaad, dit is zoo, maar zooveel krachten, zooveel omstandigheden zijn er, die een tegengestelden invloed uitoefenen, die ontwikkeling tegengaan, die exploitatie van, onderzoek naar rijkdommen verminderen, beschik bare fondsen opslurpen, die de aandacht concentreeren op andere actueele problemen en de energie verslappen, dat, zoo niet met overleg, of geweid zelfs, die krachten uit den weg worden geruimd, de toestanden zullen blijven als ze zijn. De Europeesche lezer zal door wijdverspreide propagandalectuur een te rosegetint beeld van de toestanden hier zich gevormd hebben. Laat ik dit als axioma vooropstellen: het land is arm, het houdt zich slechts met moeite boven water. Met al zijn middelen doet Zuid-Afrika zoo poover weinig, met al zijn schoonheden (want mooi en grootsch is het) trekt het zoo weinig, met al zijn zon straalt het zoo weinig licht uit. Er is hier iets dat tegenwerkt, dat ondermijnt. Het valt den Europeaan zwaar, zich uit het warnet van geijkte strijdvragen, die zich tijdens zijn opvoeding in Europa om hem heen vormden, los te maken, om zich te zien geplaatst voor vreemde vragen, voor vreemde verhoudingen. Kapitaal arbeid, medezeggenschap, bolsjewisme, fascisme, stakingen, uitsluitingen, ooglogspsychose al die begrippen, door zoovele uitge sproken, door zoo weinigen begrepen, staan hier achter bij vraagstukken op geheel ander gebied, die meer direct in het dagelijksch leven ingrijpen. Lang genoeg is Hollands belangstelling in Zuid-Afrika en Zuid-Afrika's belangstelling in Holland onder nul geweest. Hollands slap optreden hier vooral, is oorzaak geweest, dat ook de Boeren bevolking van den Hollander vervreemd is. De Engelschen, door hun opvoedingssysteem, de Duitschers door hun flink optreden en hun energie hebben de plaats ingenomen, die eigenlijk voor den Hollander bestemd was. Er is nog plaats, indien men althans moeilijkheden overwint. Pro paganda heeft de Hollandsche levensgeesten niet kunnen opwekken. Misschien dan is hiertoe in staat een zuiver beeld van te overwinnen moeilijk heden, van op te lossen vraagstukken en.... wat toch de hoofdzaak is: van mogelijkheden tot oplossing. I. Het zwartenvraagstak. Het eerste vraagstuk dat den vreemdeling treft, doch ook het vraagstuk dat in belangrijkheid ver boven de andere uitsteekt, is het zwartenvraagstuk. Met de oplossing hiervan staat of valt Zuid-Afrika. De kern vormen deze vragen: 1. hoe is de verhouding tusschen blank en zwart? 2. welk gevaar schuilt er in die verhouding? 3. wat is de politiek tegenover het zwarte ras? De Europeaan kan zich geen begrip vormen van den omvang van het zwartenvraagstuk. Hij kent den zwarte niet in diens dagelijksch leven, hij kent niet het onderscheid der rassen, niet den invloed dien cultuur op de verschillende rassen gehad heef t. Hij zal zich een beeld vormen van de verhouding blank-zwart, dat meest zal lijken op een verhou ding van heer en slaaf. Toen ik met een Duitsche boot naar ZuidAfrika ging, had ik het voorrecht verschillende plaatsen aan Afrika's westkust, speciaal Angola, te bezoeken. Ook ik had mij de voorstelling van den zwarte als slaaf gemaakt en de indruk, dien ik in Angola kreeg, bevestigde die opvatting. Ik zag daar een prachtig type van neger, forsch en sterk, doch vrijwel zonder intellect, als slaaf behandeld, zich slaaf voelend, niet er zich in schikkend, maar niet beter wetend. Hun lot is het, hetzij in Afrika's wildernissen een vrij bestaan te leiden, of als koelies den blanke te dienen. Moreel en economisch staan zij op den allerlaagsten trap der menschelijke beschaving. Hoe geheel anders is het aspect in de Unie. Verheugt men zich in Midden-Af rika over het mooiprimitieve van het oerras, de Unie, vooral in het zuiden, kenmerkt zich door een laagje beschaving dat slechts ergernis teweeg kan brengen. Men ga mij niet verwijten dat ik mij zoo meedoogenloos over het zwartenvraagstuk zal uitlaten. Zoo iets moet niet onder stoelen of banken gesto ken worden. Het gevaar is veel te groot. Wil men dit land ooit tot bloei brengen, dan moeten ook forsche maatregelen genomen worden, dan moet men zich niet laten paaien door de zgn. negrophilie, die vooral door de kerk zoo aangekweekt wordt. Dan zal men zien op welk een gevaarlijken weg men nu is. Een onderscheid dient te worden gemaakt tusschen 1. natives, de oorspronkelijke bewoners, als kaffers en hottentotten, 2. Indians, ook wel Malayers genoemd, die uit Britsch-Indiëoverge komen zijn, en 3. den kleurling. Inderdaad is dit onderscheid zeer groot. Eigenschappen, karak ter, mate van beschaving zijn verschillend, de levensbehoeften zijn anders, de taal verschilt.... en toch, toch meen ik dat met betrekking tot het zwartenvraagstuk, d.w.z. het verleenen van rechten, en de verhouding van zwart tot wit, hoegenaamd geen verschil gemaakt mag worden. De natives, ondanks hun aanraking met de cultuur, behouden steeds hun eigenaardige primi tiviteit, de beschaving legt zich op hen, dringt niet tot hen door, zij hebben er geen behoefte aan. Inwendig blijven zij het oerras uit Centraal-Afrika, tevreden met een hoorige positie. Doch hier schuilt een groot gevaar: enkele forsche nativegeesten hebben zich boven dien slaventoestand uitgewerkt, en evenals bij het proletariaat vatten zij de leiding en kunnen, indien zij weten gebruik te maken van hun macht, een geest van lijdelijk of actief verzet opwekken. Een prachtig arbeidsveld ook voor bolsjewisme. Doch is het anders bij de Indiërs en kleurlingen? De eersten staan zeker op een hooger peil van be schaving. Maar hierdoor juist en door de religieus fanatieke sfeer waarin zij leven, scheppen zij een voortdurend gevaar in het inwendige van den staat. Een ras, dat geleid wordt door een Ghandi, dat wordt opgezweept door een vrouw als de dichte res Sarojini Naidu, kan niet in een land geduld worden, welks bestaan van binnenlandsche rust afhankelijk is. Dit gevaar moet met alle middelen gekeerd worden. Tusschen natives en Indiërs staan de kleurlingen, d.w.z. het gemiddelde peil hunner beschaving zal ongeveer tusschen deze groepen inliggen. Zij zijn samengesteld uit een mengelmoes van zwart, bruin en blank en komen speciaal in Kaapland voor. De cultuur is bij hen verder doorgedrongen dan bij de natives, doch im grossen und ganzen" heeft ze meer slechte dan goede eigenschappen achter gelaten. Ze zijn lui, leugenachtig, onbetrouwbaar en dikwijls gevaarlijk. Zij maken het dagelijksch leven (want bij gebrek aan blanken heeft men ze noodig) onaangenaam en onveilig. De rechten die men hun gegeven heeft, misbruiken zij; zij zijn waarlijk geen asset" voor den staat, hoewel zij het zelf beweren en hoewel de regeering er prat op gaat dat zij zulke goedkoope werkkrachten opleveren. Alles natuurlijk om den blanken werk man met hoogere beschaving en hoogere levens behoeften, die het beschavingspeil van het land omhoog zou kunnen brengen, eruit te houden. Dit alles bewijst, dat een onderscheid, ik bedoel een politiek en economisch onderscheid tusschen natives, Indiërs en kleurlingen uit den booze is. Dit zou vanzelf meebrengen dat aan den kleurling rechten zouden worden toebedeeld, waar hij naar de mate zijner beschaving en prestatie nooit recht op zou hebben. Het is vooral in het program der Nationalisten een belangrijk punt, dit onder scheid scherp vol te houden: den native geen rechten den kleurlint; dezelfde rechten als den blanke. Welk een onbedachte schrede! De kleurling is toch de overgang tusschen zwart en wit, de voorpost, de spion van den native. Zijn gelijkgercchtigheid zou weldra het geheele zwarte ras meeslepen. Ik sprak zooeven van de goedkoope werkkracht die het zwarte ras oplevert. Dit moge waar zijn, DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZINKT.VERLOODT.VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. LOONSCHOOPEERAFDEELING. doch men vergete niet dat juist daardoor ook al het ruwere en zgn. minderwaardige werk aan den zwarte wordt gegeven, dat de blanke, hoe slecht hij er ook mocht voorstaan, pertinent weigert dit soort werk te verrichten. Dit ondermijnt het land, vooral een nieuw land als dit. Laat ook het ruwe werk door blanken verricht worden, dan zal het land ook handwerkers trekken; het kapitaal volgt dan vanzelf. Zuid-Afrika kan niet groeien wanneer het grondwerk is gemonopoliseerd bij zwarten, die uitwendig noch inwendig de mogelijk heid hebben zichzelf omhoog te werken. Men zie slechts naar Australië, dat pas, toen de zwarte bevolking uitgeroeid, geëxporteerd en gesegregeerd was en al het werk, ook het ruwste, in blanke handen rustte, zich kon ontwikkelen tot de kolonie die het nu is. Daar was zoo iets mogelijk, omdat men het kwaad terstond bij den wortel vatte, toen de zwarten nog niet door de cultuur waren aangetast. Hier zou het niet meer mogelijk zijn. Cultuur is te ver reeds doorgedrongen. De goede bedoe lingen van kerk en zendelingen loopen spaak. De beschaving vernietigt zichzelf. Men bedenke: binnen 50 jaar zal de verhouding blank-zwart in deiUnie zijn: 3.500.000 tot 20.000.000. Laat men bijtijds nog de vestingen tegen dit gevaar oprichten. Niet zooals de tegenwoordige regeering. Men heeft de zwarten-politiek dezer regeering zeer juist vergeleken met het spelen van kinderen aan het strand: als de vloed opkomt, bouwen zij een vesting, de vloed nadert, de golven overstroomen, vernietigen de vesting, de kinderen trekken terug en bouwen een nieuwe vesting, enz. enz. Totdat de vloed alles vernietigd heeft.... en dan? Centraal Afrika is zulk een ontzaglijk reser voir ! Zeker, tegenover de Indiërs is men begonnen een betere politiek uit te oefenen. De Class Areas Bill geeft de plaatselijke overheid het recht een bepaal de plaats aan te wijzen, waarbinnen zij mogen handeldrijven en wonen. Doch dit is weer beperkt tot Natal alleen. Een halve maatregel dus. Van daar dat hoe langer hoe meer stemmen opgaan, om, onder het geven van voldoende compensatie, de Indiërs naar hun moederland terug te zenden. Het is een mogelijkheid: doch het heeft dit groote gevaar, dat de verhouding tusschen de natives en Indiëen de regeering van root-Britannië, die toch al niet de beste is, er niet rooskleuriger op zal worden. Deze methode gaat voor natives en kleurlingen niet op. De eenige redmiddelen hier zouden zijn: bevolkingsvermeerdering en ontwikkeling tegen te gaan. Het eerste door polygamie te verbieden, zooveel mogelijk de vooruitzichten voor zwarte immigranten onaantrekkelijk te maken en een streng passysteem in te voeren. Het tweede door alle eenigszins hoogere betrekkingen voor zwarten ontoegankelijk te maken en vooral de opvoeding te beperken tot het hoogst noodige. Tenslotte door een strict doorgevoerde segregatie. Of dit alles succes zal hebben is nog de vraag, indien niet de hoofdvoorwaarde voor het bestaan van dit land vervuld wordt: immigratie op groote schaal van blanken uit alle rangen en standen. Pas dan is het mogelijk om aan intellectueele ook een daadwerkelijke overmacht te paren. Wat de immigratie tot nu toe verhinderde, hoe ondanks de groote propaganda geen trek naar dit land bestaat, daarover later. MR. C A T z VERSCHENEN: De Stille Getuige DOOR TOP NAEFF ZESDE DRUK Ingenaaid ?3.50 Gebonden / 4.50 Want dit boek is vol van bizondere en schoone gevoeligheid. W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland. Uitgave van Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl