Historisch Archief 1877-1940
<Nb. 2463
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IN HET POLDERLAND
't Is een kunstmatig landschap, vol menschelijke
bemoeienis. Zonder den mensch zou het een water
plas zijn, of een veenwoud of een schorre aan het
zeestrand. Zoo klein en doorwerkt ons land ook
is, kunnen wij er gelukkig deze drie typen van
oorspronkelijke wildernis" nog wel te aanschou
wen krijgen: de schorren beoosten den polder de
Eendracht op Texel, de plassen en venen langs de
Vecht, bij Giethoorn en in Friesland, streken vol
onwaardeerbare schoonheid1, waar de wandelaar
zich n voelt met het natuurleven van dit be
voorrecht stukje van de wereld, dat Nederland
heet. Voor een goed Nederlander gaat niets boven
Nederland en hij heeft de innigste, vaak pijnlijke
belangstelling voor wat de Nederlanders van
Nederland maken. En het voornaamste maak
werk" in ons land zijn de polders.
Wij kennen er velerlei, oude en jonge, groote
en kleine. De geschiedenis van hun wording en
instandhouding verdiende beter gekend te worden.
De wandelaar en vacantiereiziger mochten hun
schreden wat vaker derwaarts richten. Wij moeten
het niet alleen hebben van strand en duin, bosch,
heide en heuvelen, zelfs niet van de rijke woestenij
van het oorspronkelijk veengebied. De polders
zelve moeten gerekend worden tot de hoogste
vreugden van Holland".
Kunstmatig als zij zijn wordt zelfs de mate van
het natuurschoon er voor een groot deel bepaald
door den aard harer kunstwerken. Ja, er is altijd
de wijde hemel en zijn wolkenspel, maar de rust
van den horizon hangt af van het verloop der dijken
en wegen, de rijkdom van de dieren- en planten
wereld houdt onmiddellijk verband met de inrich
ting der waterwegen en met de bebouwing met
boerderijen en molens. En diezelfde boerderijen en
-molens geven aan het landschap zijn uitdrukking,
zijn physionomie, zijn ziel. Dat hebben onze schil
ders ons ook wel duidelijk weten te maken; ik
noem slechts Qabriël en de Marissen, het intieme
molentje en de heroïke molens.
Meer dan vijftig jaar geleden, toen ik nog maar
een heel kleine jongen was, schuimden wij
(wandelen kun je dat niet noemen) bij voorkeur naar
zoo'n Gabriël-molentje, de molen van Breeveld,
een klein, pootig, gedrukt dingetje, zooals die
kleine molen vlak bij Sloterdijk. Maar de onze
stond midden in het land en je ging er heen langs
een smalle hooge molenkade. De boorden van de
afwateringstocht waren begroeid met al de planten
van het moeras en er waren heele plakkaten van
grootbloemige moerasvergeetmijnietjes, terwijl het
in de rietkraag wemelde van gorzen en zangers en
karekieten. Dat dit allemaal mooi en begeerlijk
was, voelden wij toen heel goed, ofschoon het tast
baar doel van onze schuimpartij bestond in het
hengelen naar baars en paling, want bij zoo'n
DE MOLENS VAN NEDERWAARD EN OVERWAARD
molen is altijd goed vischwater. Het molenerf stak
als een hooge heuvel boven het weiland uit en de
helling ervan was deels moestuin, deels begroeid
met zware vlierstruiken en daar zaten altijd vogel
nestjes in. Daar was ook een bank op een veilige
plaats buiten het bereik van de ontzagwekkende
wieken, die we met angst en bewondering voorbij
zagen suizen, als de molen draaide. Hij had maar
een klein poldertje te verzorgen. Voor ons was die
molen een soort van hooger wezen, blijkbaar veel
.meer een persoonlijkheid dan de molenaar zelf,
want ik kan mij in 't minst niet meer herinneren
hoe die er uit zag.
De heroïeke opvatting van molens heb ik leeren
kennen in de Alblasserwaard, of accurater gezegd,
de molens van de Overwaard en de Nederwaard.
De afbeelding, die wij hierbij geven, doet mij den
ken aan een schilderij van Meissonnier, Napoleon
en zijn maarschalken. Het kleine standertmolentje
rechts moet dan maar een grognard zijn, die op
wacht staat. Wat een houding, wat een leven !
Toen ik daar voor 't eerst kwam. was ik alweer een
dagje ouder, want magnaten van den Kinderdijk
vragen geen onbekende spijbelende schooljongens
te logeeren. Toen kon ik reeds met meer kennis van
zaken het water van den binnenboczem bevaren en
mij verheugen in den schat van zijn wilde planten
en dieren.Ook zat ik al vol genoeg met theorieën over
ontwikkelingsgeschiedenis, om er over te
t'antaseeren, hoe de wind zelve de molenwieken moet
gefatsoeneerd hebben, even goed als de vogelveer
het product moest zijn van de gewoonte van te
vliegen. Hebt ge er wel eens op gelet, hoe het
DE MOLENS VAN DEN SCHERMERPOLDER
(Foto van P. G. v. Tienhoven)
(.Foto van P. G. v. Tienhoven)
kunstig gebogen vlak van het latwerk der wieken
overeenkomt met de mooie welvingen in de
vlaggen der slagpennen van een vogel? Die
trotsche molens van de Waard moeten niet alleen het
kwel- en regenwater naar buiten werken, maar als
't zoover komt, ook het water, dat drie groote
rivierarmen door overstrooming naar binnen
zouden kunnen storten. Het indrukwekkend gezel
schap verkeert in goeden doen en voorloopig is er
gelukkig geen sprake van om ze te vervangen door
vernuftiger, goedkooper en bcdrijfszekerder"
motoren.
Dit is wel het geval met de andere groote
molengroep van Nederland, de meer dan vijftig molens
van den Schennerpolder. Ze zijn bij velen onbekend.
Amsterdam brengt zijn vreemdelingen naar Mar
ken en Volendam en ook nog wel naar de Zaan,
die weldra molenloos is. De Schermermolcns
echter liggen buiten gemakkelijk bereik van boot c.f
trein. Nergens in de wereld is zoo iets te zien:
dichte gelederen van molens, die eendrachtig en
stelselmatig samenwerkend een van de grootste
droogmakerijen van Nederland op peil houden
door windkracht. Het zijn rechtstreeksche nako
melingen van de molens van Leeghwater, den
grooten man, die driehonderd jaar geleden
NoordHolland benoorden het IJ grootendeels heeft
drooggelegd en het aandurfde ook de droogmaking
van de Haarlemmermeren te ontwerpen. Toen
eerst zijn de vele wieken gaan draaien in de lage
landen bij de zee.
Onze tegenwoordige arbeidswetgeving en een
loongeschil hebben aanleiding er toe gegeven dat
deze beroemde en unieke molengroep vervangen zal
worden door motorgemalen. De beslissing is nog
niet gevallen, laat ons hopen dat zij nog lang uit
blijft. De kracht van het molenbedrijf is tegelijk
zijn zwakheid. De wind, die kosteloos de arbeids
kracht geeft, is voor het tegenwoordig
molenmechanisme soms te zwak, soms te sterk. Wij hebben
't dikwijls beleefd, hoe bij sterken regenval en
zwakken wind de polders onderliepen. Het komt
er op aan, om in dit euvel te voorzien en, zooveel
mogelijk met behoud van den schoonen
uitwendigen'vorm, het binnenwerk zoo te verbeteren en te
completeeren, dat het bedrijf onafhankelijk wordt
van de wisselvalligheid .van weer en wind. Er zijn
over dit onderwerp thans twee prijsvragen uit
geschreven, n door het Koninklijk Instituut van
Ingenieurs, n door de Vereeniging tot Behoud
van Molens in Nederland de Hollandsche Molen".
Deze Vereeniging heeft hetzelfde adres als de Ver
eeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in
Nederland, Heerengr. 260?266 te Amsterdam. Dit
is geen toeval, want, al leven de molens niet, zijn
ze toch een zoo organisch deel van het polder
landschap, dat hun verdwijnen wel evenzeer be
treurd zou moeten worden als het vallen van de
beuken langs den Zeister Straatweg of het ver
graven van de Noordwijker duinen. Denk eens
aan al de mooie molens, die ge reeds hebt zien
vervangen door nuchtere gemalen, en help behou
den wat er nog rest.
JAC. P. T H ij s s E
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'OAM-R'DAM-DEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND