Historisch Archief 1877-1940
;No. 2463
DE AMSTE-RDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
SOBERHEID EN ZINRIJKHEID
IN BOUWKUNST
T^eke,nr,g voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
Er heerscht hier in Holland en ook in enkele
andere landen tegenwoordig een taamlijk
sterke strooming, die alle sier bij bouwwerken
overbodig acht en deze daarom, als uit den booze,
wil doen vervallen. Daar deze beweging in haar
bekrompenheid en eenzijdigheid zichzelf veroor
deelt, zal ze wel niet van langen duur zijn. Zij
draagt den dood in eigen schoenen.
Toch schuilt er op den bodem van den gedachte
gang, die deze strooming te voorschijn riep, iets
werklijk goeds en edels, waardoor het dient betreurd
te worden, dat het grondbeginsel ervan door kort
zichtige en daardoor in uitersten vervallende
doordrijvers in discrediet gebracht wordt. Boven
dien geldt het hier zooals men dat noemt
hetopentrappen van een reeds wijd geopende deur;
want nog nimmer was er een tijdperk, waarin de
maatschappelijke toestanden zóó tot versobering"
dwongen als het huidige. Naar algemeen beweerd
wordt, ontbreekt het in dezen berooiden tijd aan
de middelen om 't overgroote deel der bouw
werken door beeldhouwwerken of schilderingen te
sieren. In elk geval heeft men het er niet voor over.
Hoe er nu bovendien z.g. artisten gevonden
worden, die het totaal weglaten ervan nog
propageeren kunnen, is een raadsel. Deze menschen
schijnen niet te begrijpen, dat zij daarmede den
natuurlijken groei van de zusterkunsten der Bouw
kunst trachten te belemmeren, en dat de slag
diep zij dezen kunsten daarmede willen toedienen,
als' die van 'n boemerang tot hen zelf weerkeert.
Hoe koud, hoe kil, hoe troostloos toch is het werk,
dat aan dergelijke puristen-ideeën het aanzijn
dankt.
Maar afgescheiden van het eenzijdig streven
dezer overdrijvers moet het een gelukkig ver
schijnsel worden geacht, dat men er zich wederom
volkomen van bewust wordt, dat de innerlijke
waarde der Bouwkunst allereerst op het volmaakte
evenwicht in de verhoudingen der deelen, welke
gezamenlijk het geheel vormen, berust. Zonder
adel in de verhoudingen is ware bouwkunst on
bestaanbaar.
Bouwkunst is vóór alles de kunst van het even
wicht, de kunst der juiste 'schikking der
onderdeelen tot een onverbreeklijk geheel.
Ter verkrijging van een klaar inzicht in de
wezenlijke waarde van kunstwerken kan niet beter
worden gedaan, dan hun bouw bij dien van den
mensch-zelf te vergelijken.
Wanneer toch wordt een mensch schoon ge
noemd? Niet in de meerdere of mindere mate
zijner opgesierdheid is dit gelegen. Het schuilt in
het onzegbare, niet te omschrijven evenwicht van
zijn bouw.
Opsmuk, sieraden, schaden zelfs het slecht ge
vormde individu, daar hierdoor zijn gebreken des
te sterker op den voorgrond treden. Zij maken
hem zelfs tot een caricatuur.
En is het nu niet merkwaardig, dat juist de
leelijkste menschen het verzotst op sieraden en op
smuk zijn? Zij denken namelijk daarmede hun
onvolkomenheden te verbergen; maar precies het
tegenovergestelde is het gevolg ervan. Hoe een
voudiger een on-schoon mensch zich kleedt, hoe
minder hij zal opvallen of afstooten. De reden daar
van is zeer begrijpelijk en hierin gelegen: dat,
wat ook aan het evenwicht zijner samenstelling
ontbreken mag, hij door eenvoudig te zijn in elk
geval toch zijn natuurlijkheid bewaart. Ja, leelijke
maar natuurlijke menschen kunnen ons op den
duur zelfs oneindig sympathieker dan
oppervlakkig-mooie worden; hetgeen hierdoor veroorzaakt
wordt, dat we eindelijk door den ruigen bolster
vermogen heen te zien en hun innerlijke waarde
leeren kennen.
De mooiste vogels zingen niet.
Dat 's waar.
Maar wat men soms helaas ook ziet,
Veel mooie menschen deugen niet.
Dat 's naar.
dichtte Jan Salie. En wat hij hier van vele vogels
en menschen constateert, geldt dikwijls ook voor
kunstwerken. Schijn bedriegt..
Van hoeveel op het eerste gezicht ruige of grove
scheppingen gaat op den duur niet een onzegbare
bekoring uit.
Ook de allereenvoudigste, van alle sier ontdane
bouwwerken zijn vaak in staat, ons door hun sobere
maar waarachtige verhoudingen diep te treffen.
Doch hiermede wil geenszins gezegd zijn, dat
alle tooi daardoor uit den booze is. Integendeel !
Hoe verrukkelijk tooit niet een fonkelend juweel
den schoenen vrouwenhals, een band heur haar, 'n
SERGE JAROFF
DIRIGENT VAN HET DON-KOZAKKENKCOR
enkele camee het welgemaakte kleed. Het is juist
een teeken van hoogere beschaving, dat opschik
verafschuwd, doch daarentegen eenvoudige, wel
gekozen sier bijzonder gewaardeerd wordt. Weinig,
maar dat weinige dient superieur te zijn; ziedaar
het devies der ontwikkeldsten der samenleving.
De oude, gecompliceerde, onpraktische, opge
sierde kleedijen van onderscheiden vroegere tijd
perken smaken" ons niet meea Ondanks het geërfd
ontzag en de bewondering die we in onze jeugd er
voor gevoelden, staat hunne pompeusheid ons
thans tegen. We glimlachen nu om die vroegere
gevoelens, welke voornaamheid en waardigheid
in uiterlijke praal zochten. Als maskerade-, als
vastelavondpakken doen deze gezochte kleeder
drachten ons aan.
Niet zonder oorzaak is het, dat we hoog respect
gevoelen, n sympathie, voor de verruklijke sober
heid der Orieksche kleedijen, en dat de beste
tegenwoordige op deze klassieke voorbeelden zijn
geïnspireerd. Dit toch toont geestelijke verwant
schap, ondanks de groote uiterlijke verschillen.
Ook mogen we hier er terloops op wijzen, hoe
de grootste kunstenaars uit de meest pompeuse
tijden zich sober kleedden. Hoe kostelijk eenvoudig
maalden de meesters van de schilderkunst zich
zelf op den achtergrond hunner vorstelijke
praaldoeken; en evenals dezen waren ook geleerden en
wijsgeeren in die tijden sober gekleed.
Voor de juiste waardeering der scheppingen
van Bouwkunst dient erop te worden gewezen, dat
sier voor de doode materie zooveel noodzaaklijker
dan voor het levend, zich bewegend, ademend
wezen is; want zij toch schept het leven, blaast
adem in de stof.
Zelfs de Grieken in al hun eenvoud sierden de
edelste deelen hunner onsterflijke bouwwerken,
als de kapiteelen, de frontons, de kroonlijsten,
de ingangen hunner tempels; evenals de vloeren,
wanden, zolderingen in het inwendige ervan.
Hun schoonste beelden echter waren geheel
zonder tooi; deze torschen als hoogste sieraad hun
goddelijken bouw alleen. Wie uit het laatste echter
een wapen tegen den noodzaak van tooi in Bouw
kunst zou willen smeden, zou zich daarmede ver
loren moeite geven. Want deze beelden (sier in
zichzelf) vormden juist de schoonste sieraden der
bouwwerken. Zij waren er als
geestlijk-onafscheidelijk mee verbonden....
Zoo ook de beste bouwkunstscheppingen van
dezen tijd:
Sier is voor voorname bouwwerken on-misbaar,
daar zij leven, geest, gedachte brengt in de anor
ganische stof. Doch, zooals ik zei, sober dient
zij te wezen en aangebracht op de juiste, de voor
naamste, meest marquante plaatsen.
En juist déze opvatting van hetgeen sierkunst
in werklijkheid behoort te zijn, bewijst, dat we
wederom een schoonen tijd tegemoet gaan. Want
voor half werk, voor maak-werk, voor klatergoud
als in het afgeloopen tijdperk zal geen plaats meer
wezen. Weg met alle geestelooze namaak en
gevoellooze naaperij ! Alleen voor heerlijke, fijne,
diepe dingen, zoo naar vorm als inhoud, staat de
toekomst open. En vooral ook de zin-rijkheid"
in sierkunst zal weer herleven. Reeds ontwaren we
daar weer de eerste schuchtere pogingen van.
De beeldwerken en schilderingen zullen niet
alleen schoon worden; doch zij zullen daarenboven
wederom iets te zeggen hebben.
Een der hoofdoorzaken waardoor de sierkunst
zoo in discrediet geraakte, dunkt ons de omstandig
heid, dat zij in de laatste eeuwen, over 't algemeen
genomen, niet veel meer te vertellen had. Zij
verloor namelijk langzamerhand haar zinrijk, haar
symbolisch karakter; zij verviel tot nietszeggend
ornament. En dit moest wel tot haar
tijdelijkeinzinking voeren.
In de groote tijdperken der bouwkunst was het
juist het zinnebeeldige, dat haar de voornaamste
beteekenis verleende; en dit zelfs afgescheiden
van de schoonheid ervan. Zelfs de meest primitieve
voorstelling had vroeger haar reden van bestaan,
doordat zij als symbolisch of verklarend element in
het bouwwerk onmisbaar was.
Geloof, hoop, liefde, Godsbetrouwen, het
heenwijzen naar het eeuwig leven, de verheerlijking van
het goede, de bestraffing van het kwaad; en niet
deze geestelijke zaken alleen, doch ook de meest
alledaagsche gebeurtenissen en ondervindingen
werden in den zinrijken tooi der bouwwerken ver
beeld. Ja, het geheele leven in zijn oneindige ver
scheidenheid weerspiegelde zich erin: ernst en
humor, droefenis en vreugde, tot zelfs de uit
bundigste jool en guitigheid. Hoe zien we tot in
de verhevenste cathedralen die zuivere tempels
van God?den speelschen humor allerwege cm den
hoek loeren Duivels en saters;
kromgeborenen en bultenaars, grapjassen, potsenbakkers,
narren en harlekijnen, over alle monumenten
zijn ze verstrooid in tallooze stoeten; allerwege
kruipen zij tegen de muren, omvatten zij flanken,
tinnen en transen; zoowel in 't volle daglicht als
in de duisternis vertoonen zij zich; zij schuilen
tot in de donkerste inwendige hoeken, en beloeren
u als geheimzinnige spinnen uit hun duistere
webben.
En het zijn niet uitsluitend de beelden die
spreken; ook de eenvoudigste ornamenten voeren
hun simpele taal. De roos, de lelie, de passiebloem,
alle zeggen zij iets en drukken een aandoenlijk
gevoel uit.
Ziehier dan de roeping der moderne sierkunst.
Zij dient ons wederom tot het zinrijke van iederen
tooi te voeren; doch dan op een hooger plan, een
plan onzer voortgeschreden ontwikkeling gelijk
waardig.
Reeds nu zien we beeldwerken, schilderingen,
glasramen, voorwerpen van edelsmeedkunst, weef
sels en ceramiek geboren worden, die naar ziel en
lichaam iets te zeggen hebben; en voor welk levend
werk het den bouwmeester een verheuging is,
er plaats in zijn bouwwerken aan te verleenen.
Reeds nu vermogen we ons te verdiepen in nkeie
kostbare dingen, door de beste tegenwoordige
werkers voortgebracht.
Het intens verlangen tot soberheid en superiori
teit vormt een der hoopvolste verschijnselen van
dezen tijd; doch het verlangen naar het
beteekenisvolle, het inhoudrijke, dient even diep te worden.
Hoe naief, hoe kinderlijk nog zijn de onderwerpen
der meeste hedendaagsche kunstwerken ! Lijkt het
niet meestal als koos men maar lukraak een of
anderen titel, omdat 't kind toch 'n naam moet
hebben.
Een bouwwerk zonder tooi is als een plant zonder
bloem. Maar een tooi zonder beteekenis is als een
bloem zonder geur. Een dergelijke plant kan schoon
zijn, edel gebouwd. Toch ontbreekt haar de vol
komenheid harer voltooiing, welke tevens de kiem
der mooglijkheid van de voortzetting van haar
bestaan in zich sluit.
Wie zich van de juistheid hiervan bewust is, zal
van den tooi der bouwkunst nimmer als van iets
overbodigs spreken.
H. J. M. WALENKAMP C z.
SPREEKZAAL
In het hoofdartikel van Zaterdag j.l. staat een
citaat van Neptunus, waarin wordt gezegd, dat bij
de redevoeringen der mobilisatie herdenking de
koopvaardijvloot en de visschersvloot niet her
dacht zouden zijn. Ik kan dit wat Rotterdam be
treft positief tegenspreken.
In den Doeletuin alhier heeft Ds. Van der Voort
van Zijp met veel erkentelijkheid gesproken van de
helden van onze koopvaardij- en visschersvloot."
Hoogachtend
V E R 11 E Y