De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 september pagina 11

6 september 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 NAJAARSPAKJE Teekenirg vaar ,,de Amsterdammer" door Marietje Heyligers GEEN MONTESSORI-MOEDER Het Kind en God, door L. DE HARTOGMEIJJES. (A. H. Krttyt, Amsterdam). Wanneer ik niet zeker meende te weten dat Mevrouw de Hartog een thans levende schrijfster is, zou ik geneigd zijn den ontstaanstijd van dit merkwaardige geschrift te stellen in de 18e eeuw, want het draagt verschillende kenmerken van de talrijke in dien tijd verschenen stichtelijke boekjes tot leering der jeugd, die uit historisch oogpunt nog altijd lezenswaard zijn. Maar van wie heden ten dage, in onze eeuw van het kind", over opvoeding schrijven, mag men toch verwachten, dat zij toonen te weten, dat er sinds de dagen van Abra ham, Mozes, Salomo en Jezus nieuwe winden over de wereld hebben gewaaid, dat er sindsdien menschen geleefd hebben als Rousseau en Pestalozzi en, in den jongsten tijd, Montessori. En dat er ook zoo iets is als een psychologie van het kind. Van dit alles, d.w.z. van den nieuwen geest, door deze grooten gebracht, toont Mevrouw de Hartog niet het geringste besef. De schrijfster heeft een orthodox-christelijke visie op leven en wereld, die zonder twijfel door een eerlijke geloofsverzekerdheid wordt gedragen. Hiertegen kan niemand bezwaar hebben, ook niet tegen het feit, dat zij dit geloof uitspreekt. Maar waartegen ik wel bezwaar heb, is, dat zij onze kinderen met dit geloof zou ingeënt willen zien. Dir is de vraag: moeten wij onzen kinderen een bepaald geloof" of ongeloof" trachten in te prenten, of moeten wij zeggen: zie, dit zijn de voornaamste uitkomsten, waartoe de menschelijke wetenschap tot nog toe heeft geleid.Het verklaart velerlei samenhang, maar het levensmysterie, het waarom van de dingen wordt ei niet door opgelost. Op die vraag kan de wetenschap ook geen antwoord geven. Als je daarop toch een antwoord behoeft, onderzoek dan aandachtig de antwoorden, die op die vraag gegeven zijn door de groote gods diensten, door de groote profeten en religieuze denkers. Maar vooral: luister naar het stemmetjevan-binnen en geef nauwlettend acht op de oogenblikken, waarin je een stem hoort, van een mensch of een boek, die met het stemmetje-van-binnen volkomen harmonieert: vertrouw die oogenblikken en bouw op het gevoel van die oogenblikken je levens- en wereldbeschouwing, grond daarop je levensgeloof." Dit laatste houd ik voor de eenig-goede methode. Want zóó alleen geven wij onzen kinderen gelegen heid zich dat geloof te veroveren, dat bij hun diepsten aard past. Terwijl wie anders doet, wie zijn of andermans kinderen een bepaald ge loof, een bepaalde levenshouding tracht op te dringen, de teere kinderziel infecteert met kiemen, die voor hemzelf heilzaam en vrede-gevend mogen zijn, maar die op den vrijen groei der kinderpsyche wellicht een allernoodlottigste, nooit-weergoed-te-maken-werking zullen uitoefenen door haar te beletten de eigen groeirichting te vinden en te volgen. Want deze psychische groeitendens is de linie van genade" (van Eeden), de heilige richtting, d.w.z. de richting tot het heil. Zij is, naar Christus' woord, de weg, de waarheid en het leven, die in ons ligt en alleen door onszelf kan worden gevonden, gekend en geleefd. Men vraagt zich bij lezing van Het Kind en God" telkens af: wat waren dat voor kinderen, die de schrijfster in haar leven heeft gadegeslagen? Luister b.v. naar dit begin: Met verwonderde oogen ziet het kind rond. In een rijk vol wonderlijkheden beweent het met be droefd hart zijn verlaten bestaan. Wel is het zich niet gansch bewust aangaande de rokken van vel" (Genesis 3 :21), de ondoordringbare stoffe lijkheid, waarmede de Heere God zijn wezen heeft bekleed, maar nog staat het te dicht bij de poort van dïn Hof Eden, den hemelschen tuin, dan dat het niet zou schreien van eenzaamheid daarbuiten. Vandaar de metaphysische droefheid, die wij bij kinderen waarnemen . ." Zoo straks zei ik, dat het allen schijn had, alsof de nieuwere opvoedingsgedachten en de nieuwere psychologie volkomen aan Mevrouw de Hartog zijn voorbijgegaan. Maar bij het lezen van deze analyse van het kinderverdriet neigt men weer tot een tegenovergestelde meening: dat de schrijfster namelijk de allermodernste wetenschap mijlen voorMantelpak van zacht groene gabardine. Rok en manteltje zijn op zijde voorzien van vier fijne waaierplooien ter verwijding. Hoedje van reebruin peau de pêche. uit is ! Want waar een gewoon" medicus het schreien van een kind misschien aan honger, onzin delijkheid of tandjeskrijgen zal toeschrijven, zegt Mevrouw de Hartog: neen, neen! dit is een meta physische droefheid: het kind schreit om zijn verlo ren paradijs, a! is het zich van die oorzaak dan ook niet ten volle bewust (evenmin als aangaande de rokken van vel" van Genesis 3:21). Want dit verdriet, zegt Mevrouw de Hartog, ligt diep in de ziel, waar het bewustzijn niet reikt". Het be wustzijn van het kind namelijk. Het bewustzijn van Mevrouw de Hartog blijkt wél zoo ver te reiken, want hoe kan zij anders tot deze wetenschap gekomen zijn? Inderdaad doet zij zich hier kennen als een analyste der kinderpsyche van zeldzamen diepgang. Want wat zij geeft is metaphysische psychoanalyse. Iets waar Freud en Jung nog niet aan toe zijn. Er is een andere plaats in het boekje, die de vraag bij mij deed opkomen: zouden de kinderen, die Mevrouw de Hartog bestudeerde en aan welker studie zij haar inzichten ontleende, ook, behalve dan aan metaphysische droefheid, zoo nu en dan aan een bedorven spijsvertering tengevolge van een te-veel aan voedsel hebben geleden? De schrijf ster vertelt namelijk hoe een kind bedroefd wordt, als het aan den weg een etend man ziet, omdat het daarin voelt,,het vergeefsche van alle eten,"?het afhanke lijk zijn van de stof tot in het uiterste". Tot zulk een contemplatief-ascetische diepzinnigheid acht ik al leen een kind met overladen maag in staat. Een stumpertje, dat met een van honger rammelende maag langs den weg loopt en een man ziet eten, zal misschien ook bedroefd worden. Maar niét omdat het het vergeefsche van alle eten" inziet of om andere soortgelijke metaphysische iraaiigheden. Maar omdat het de dwingende noodzaak van eten voelt, voor het eigen lijfje. Ook ben ik zoo vrij eraan te twijfelen of, zooals Mevrouw de Hartog het voorstelt, het een normale kindereigenschap is, zich vooral bij het klagen van kerkhofboomen thuis te voelen en de graven tot liefste speelplaats te kiezen. De lust aan den griezel komt zeker voor, ook onder kinderen. De biografie van den balladendichter Burger geeft hiervan een sprekend voorbeeld. Voor de Duitsche literatuur is deze eigenaardigheid van den jongen Birger weilicht van groote en heugelijke beteekenis geweest, maar het lijkt mij toch gelukkig, dat deze kerhof-neiging geen algemeene kinder-neiging is en weer alleen schijnt voor te komen bij de metaphy sische wonderkinderen van Mevrouw ce Hartog. Mijn eigen kinderen en alle kinderen, die ik ken, spelen liever op een zonnije wei of aan het strand dan op kerkhoven en graven. En als ik aan mijn eigen kinderjaren terugdenk, vind ik ook geen enkele voorliefde voor begraafplaatsen. Ja toch ! In mijn vrije Zaterdagmiddagen was ik dikwijls wel niet op, maar toch vlak bij een kerkhof. Maar het was niet het klagend lied der kerkhof boomen dat mij aantrok, het was niet de doodsrust die mij wenkte, maar het feit, dat het slootje bij het kerkhof vol zat met springlevende waterkevers en kikvorschen en salamanders, die ik in een schepnetje trachtte te vangen voor mijn aquarium. En nu wij daar toch over spreken, Mevrouw, wil ik U, ter vermeerdering van Uw feitenmateriaal, ook even zeggen, dat ik die tochten dikwijiS ondernam met mijn vader. En dat het wel gebeurd is, dat wij boterhammen bij ons hadden en die, in het gras aan den slootkant gezeten, smakelijk opaten. Vlak bij het kerkhof, Mevrouw. En zonder eenig besef van het vergeefsche van alle eten", en ook zonder eenig metaphysisch heimwee. Maar dank baar voor het leven en de zon, en vol aandacht voor het wemelende leven in ons jampotje. Zou zoo'n laag-bij-de-grondsche natuur-historische ex cursie ook voor Uw kinderen soms geen gezonde afwisseling zijn? Wij ouders moeten, zegt gij, onzen kinderen toonen, hoe de begeerlijke dingen dezer wereld ontbloot zijn van inhoud" en daartegenover stellen de deugden Gods, die niet slechts inhoud hebben, maar ook inhoud geven." Dit is prachtig en het klinkt in een preek niet kwaad. Maar hoe wilt U mij of een anc'er toonen, dat de dingen dezer wereld zonder inhoud zijn? En vooral: hoe wilt U dat een kind toonen? U kunt het hem wel voorpraten en laten nazeggen natuurlijk, maar hoe wilt U hem de nietigheid van al het vergankelijke doen beseffen? Maar, en dit is het voornaamste: moeten wij dit ons kind doen beseffen? Gesteld dat wij het konden. En dan zeg ik: neen. Ik vind het van meer belang, dat onze kinderen leeren zien hoe vol leven en schoon heid de natuur is, dat zij de ontwikkeling volgen van kikvorschei via donderkop tot kikvorsch, dan dat zij hun brein vullen met voor hen onver teerbare verzuchtingen van volwassenen over de Inhaltslosigkeit" dezer wereld. Deze verheven opvoeding acht ik ziekelijk en verderfelijk. Tenslotte nog iets over de zedelijke zijde van Mevrouw de Hartog's opvoedingsmethode. Een bepaalde behandeling van de bijzondere moreele problemen, waarvoor de opvoeding ons stelt, treft men in haar boekje niet aan. Het is alles algemeen en vaag. Het kind moet aan God denken, het moet God liefhebben, naar God streven, zich voor God buigen, zich aan God mededeelen, zich aan God offeren God ! hoeveel honderden keeren kumt dit woord, das nur der Priester kennt, und niemuls ohne Schauder nennt", in dit boekje voor ! En toch schijnt de schrijfster de kinderziel niet met den kerkvader, voor van nature christelijk" te houden. Want, zegt zij, het doet er niet toe, of ons kind van nature lust tot God' heeft, want aan God te denken, met God te' rekenen, is niet zaak van lust allereerst maar van plicht." Datgene, wat ieder alleen vinden kan door in volkomen vrijheid en oprechtheid de eigen diepste neiging te volgen, dat wil zij den kinderen opdringen, als een plicht, waar mee gerekend" moet worden ! Merkwaardig is nog, dat Mevrouw de Hartog in het overigens beste hoofdstuk van het boekje over Bijbelsche Verhalen" juist die gelijkenissen en verhalen weglaat, die een zeer duidelijke praktisch-sociale strekking hebben. Zoo b. v. de ge schiedenis van Jezus en den rijken jongeling, zijn wee ! over de rijken, de farizeeërs en de schrift geleerden, die hun loon wég hebben, de verdrijving der wisselaars uit den tempel, en zoovele andere plaatsen, waar het woord van Jezus of de apostelen den rijkdom geeselt. En juist deze plaatsen zijn voor een in onze christenheid" opgroeiend menschenkind zoo belangrijk, omdat zij hem doen zien, dat de nederige, zachtmoedige Jezus, de dienaar van allen, niet altijd boog voor zijn hoogeren", zooals Mevrouw de Hartog het uit drukt, en niet altijd berustte, maar zich, waar het pas gaf, deed kennen als de revolutionnair, die niet gekomen was om den vrede te brengen, maar het zwaard, en met woord en daad tegen de verworden instellingen zijner dagen opstond. H. G I L T A Y DRINK WEINIG MELK maar goede melk, van betrouwbaar GEZOND vee. HOFSTEDE OUD-BUSSEM. Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl