Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2464
Nieuwe
Engelse Litteratuur
JOHN MASEFJELD
The Collected Poems of JOHN MASEFIELD.
Heinemann, 1923. 8/6.
Dit is de eerste maal, dat ik 'n paar kolommen
van de Groene" in beslag neem voor 'n bespreking
van hem, die, als er over levende Engelse dichters
wordt gesproken, nooit wordt vergeten en vaak
meestentijds! het eerst wordt genoemd. Zijn
gedichten góan, beter nog dan die van Walter de la
Mare, en veel beter dan die van Wilfrid Gibson.
Toch stel ik deze twee boven hem: het kunstenaars
geweten is bij hen sterker en spreekt luider. Het
woord beauty" komt bij Masefield twintig maal
zo vaak voor als bij de la Mare, en misschien wel
vijftig maal zo vaak als bij Gibson. Maar beiden
scheppen meer schoonheid, de la Mare dank zij z'n
virtuose taal-beheersing, z'n onfeilbaar instinkt
voor de toverkracht van het woord; Gibson dank
zij z'n mens-zijn, dat 'm instaat stelt iets moois
te maken uit weinig-belovend materiaal, misschien
wel uit het minst-belovende materiaal dat zich
denken laat, n.l. het alledaagse leven van
fatsoenlike leden der smalle gemeente. En ais Gibson
zich bezig houdt met de zelfkant der maatschappij,
dan weet ie toch nog belangstelling te wekken
zonder z'n toevlucht te nemen tot romantiek of
melodrama; en steeds ziet ie kans aan z'n gedichten
'n passend, artistiek slot te geven, zonder in preke
righeid te vervallen, of motieven met de haren erbij
te slepen. Zowel de la Mare als Gibson beschikken
over humor. En bij Masefield welt de humor maar
met 'n dun straaltje. Misschien ook laat ie 'm uit
wantrouwen niet aan 't woord komen. Hij schijnt
'm te gevoelen als iets vulgairs. Masefield's ideaal
is Helena van Troje, verkleed als Spaanse, Mexi
caanse of Mohammedaanse; 'n toernooi-koningin,
'n boekaniersbruid, 'n sultane uit de
duizend-eneen-nacht (zó heet die verzameling bij Hildebrand,
en niet op z'n Pennewips: duizend nachten en eenen
nacht!); en voor 'n zodanige figuur geldt in de
hoogste mate; Ie ridicule tue.
I'm going to be a pirate with a bright brass
pivot-gun,
And an island in the Spanish Main l)beyondthe
setting sim,
And a silver flagon full of red wine to drink
when work is done,
Like a fine old salt-sea scavenger, like a tarry
Buccaneer.
With a sash of crimson velvet and a
diamondhilted sword,
And a silver whistle about my neck secured
to a golden cord,
And a habit of taking captives and walking
them along a board, 2)
Like a fine old salt-sea scavenger, like a tarry
Buccaneer.
Dit is alles hoge ernst net zoals Woutertje
Pieterse's Roverslied hoge ernst was:
Met m'n zwaard
Op m'n paard,
En 'n helm op m'n hoofd,
Er op in ! En de vijand z'n schedel gekloofd !
Hoge ernst, want toen John Masefield dit
schreef, was ie stuurmansleerling. En de
werkelikheid van 't zeeleven was zo geheel anders dan wat
ie er van gedroomd had, in de West Country, in
Hereford (drie lettergrepen, met de eerste als her
in Herman). In de West Country, dat stille drome
rige land, met vredige velden en boomgaarden, en
ouwe huizen, en heggen en kalme wegen. Maar
't oude Dort wj du nicht bist, da ist das Glück is
bij uitstek van toepassing op de held van dit
artikel. In z'n eigen shire. verlangde d'ie naar zee;
en toen ie z'n zin had gekregen en zich op 't
opleidingschip Conway" bevond toen trok 'm
z'n hart weer naar huis . . Maar dat ging niet.
Hij wou immers zeeman zijn? Welnu, dan zoud'ie.
Wie Masefield's boeken leest, hij heeft ook enkele
romans geschreven en 'n aantal jongensboeken,
benevens 'n paar drama's komt al gauw tot de
overtuiging dat hier 'n reiziger aan 't woord is,
iemand als Odysseus, met 'n veelzijdige onder
vinding van land en zee, schepen, steden, en vooral
mensen. Evenwel is het de vraag, óf hij wel de
bevaren en bereisde zeeman is waarvoor hij zoniet
poseert dan toch gaarne passeert . .
One road leads to London,
One road runs to Wales,
My road leads me seawards
To the white dipping sails.
Leads me, lures me, calls me
To salt green tossing sea;
A road without earth's road-dust
Is the right road for me.
A wet road heaving,
shining,
And wild with seagulls'
cries,
A mad salt sea-wind
blowing
The salt spray in my
eyes . .
Dit is fors; dit is kleurig,
dit doet je mee dansen
op de golven; dit leeft.
Bij 't schrijven van dit
lied was Masefield in de
stemming. Maar die stem
ming was niet gestadig
en op den duur niet veel
vuldig. We weten niet
veel van 's dichters levens
loop, en in plaats daar
van is er 'n sagen-cyclus in
wording met zijn persoon
als middelpunt. Hij zelf
schijnt dat niet onaardig
te vinden. Tenminste, er
is pas 'n kleine studie"
over Masefield verschenen
(van Cecil Biggane, bij
Heffer, Cambridge), en
biografiese biezonderheden
bevat het boek niet, hoe
wel de dichter van 't
plan kennis droeg. Zoveel
is zeker, dat ie omstreeks
1902 in Londen voor
de pers werkte en be
kend was met 'n aantal
schrijvers als de Ierse dramaturg J. M. Synge
(uit te spreken als sing !). Hij was toen vier en
twintig jaar. En vóór die tijd had ie in New York
hoe lang wordt niet gezegd gespeeld voor kelner,
in 'n saloon waar ie in de geheimen van de American
drinks werd ingewijd. En zeker is het, dat ie van
z'n schip was gedrost! Voorwaar, deze minnaar der
zee was 'n zeer onstandvastig minnaar.
Misschien was ie in die hoedanigheid standvasti
ger geweest, als ie nooit van nabij kennis met
'r gemaakt had. Maar uit z'n eerste verzameling
gedichten: Salt-Water Ballads, 1902, spreekt vrij
wat ontnuchtering. Het bundeltje, dat lange tijd
niet verkrijgbaar was, uitverkocht en niet her
drukt, opent de rij in de Collected Edition. Er zit
iets van Kiplmg in, of liever, er zit iets van Kipling
aan, want het betreft het uiterlik der verzen, hun
vorm met de Kip'ingse plof" aan 't eind van de
regel, hun diktie, plat-Engels, zoals pas door
Kipüng voor poëzie aangewend. Maar de geest
van Kipüng is geheel afwezig; hier is geen zege
praal over 't willen en volbrengen van de menselike
geest in 't algemeen en van de Angelsaksiese"
geest in 't biezonder; hier is verslagenheid over
't lot der verslagenen en die verslagenen zijn de
gewone zeelui, de roergangers, de stokers, wier
leven, altijd ellendig, tot 'n hel wordt zodra er ook
maar de minste tegenslag is; b.v. als de gevreesde
gele koorts aan boord verschijnt in de wrede
haven, Santos:"
'N' Dick has got the fever-shakes, 'n' look what
I was told
(I went to get a sack for him to keep him froru
the cold)T
"Sir, can I have a sack?" I says, '-for Dick 'e
's fit to die."
"Oh, sack be shot!" the skipper says, ' jest
let the rotter He!"
In 1903 verscheen Ballads, het eerste bundeltje
van Masefield waarmee ik kennis maakte; de
kennismaking was van dien aard, dat ik er enige
bijdragen aan ontleende voor de Engelse bloem
lezing door mij in 1910 in opdracht van de heer
Meulenhoff samengesteld. De inhoud van Bal
lads" is ongelijk, en ongelijk is Masefield tot op
heden gebleven. Maar de dichter van Cargoes",
van The Ballad of Sir Bors" en van Roadways"
was blijkbaar 'n man waarmee de letterkundige
wereld rekening moest houden, en toen, in 1911,
z'n eerste grote verhalende gedicht, The
Everlasting Mercy, verscheen als bijdrage tot het maand
blad The English Review", was men wel verrast,
maar niet verwonderd: men had het zien aankomen.
Sedert heeft Masefield als dichter steeds mee
geteld. Men mocht schimpen op z'n
spelen-voor-degalerij, men las 'm. Men mocht het hoofd schudden
over z'n vocabularium en zich afvragen, hoe
iemand, die de Schoonheid" uitentreuren met
de lippen beleed, in zijn gedichten woorden bezigde
als verdomme, lamzak en ouwe-hoer, 3) dood
gezwegen werd ie nooit. Z'n veelzijdigheid hielp
'm daarbij. Er zijn weinig betere boeken over
Shakespeare beter voor de algemeen ontwik
kelde en belangstellende leek dan zijn deeltje
in de Home University Library van Williams £??
Norgate.
Maar dit werkje stelt ons voor 'n andere kwestie:
INTERNATIONALE
POSTZEGELTENTOONSTELLING
Teekening voor de Amsterdammer" door Oeorge van Raemdonck
VÓÓR EEN UNICUM
Hoe komt het toch, dat Masefield, bekwaam criti
cus van wat anderen schreven, zelf als scheppend
Htterator zo raar kan doen? Anticlimaxen het
naar omlaag gaan, wanneer de tekst 'n stijging
eist hij heeft ze bij dozijnen. Psychologiese
eenwezigheid" van uiting, men moet er bij hem
niet om komen. Telkens en telkens stoort z'n
romantiek z'n realisme; telkens en telkens vloekt
in figuurlike zin z'n ene uitdrukking met de
andere, ja, met de onmiddellik volgende. En dit
doet ie niet, gelijk Byron in Don Juan, terwille
van 'n bedoeld effekt. Denkt ie, dat ie als
beauty worshipper de humor moet negeren? Zoiets
bekomt 'n schrijver kwalik. Zelfs indien 'n dichter
bij de een-of-andere gelegenheid de humor wil ter
zijde stellen, buitensluiten, dan kan ie dat alleen
als z'n gevoel voor humor 'm geen ogenblik begeef t.
En dit is zomin het geval bij Masefield als indertijd
bij Wordsworth. Het onvermijdelik gevolg zal
wezen dat hij in 'n volgende letterkundige periode,
juist zoals z'n illustre voorganger, alleen zal kun
nen worden genoten in 'n keur uit z'n werken,
terwijl de rest onder 't stof zal raken waarin alleen
letterkundige navorsers en napluizers d'r gebrilde
maar onversaagde neuzen steken.
W I I. 1. E M VAN D O O K N
1) Niet in de buurt van Spanje te zoeken, maar
tussen Noord- en Zuid-Amerika.
2) Walking the plank" -= de voeten spoelen.
3) In de Nedenandse p( zie zijn me dergelijke
stoutigheden niet bekend, tenzij we teruggaan tot
Vondel's Bloedbeuling van Maximiliaen Teeüng.
Indertijd ben ik zelf door 'n criticus" voor 'n ruw
mens uitgemaakt, opgrond van 'n versje sedert
in 'i1 bloemlezing opgenomen waarin ik 'n zwerm
mussen bij winterdag door 'n goedhartig paard op
warme bollen liet onthalen. Maar dergelijke kri
tiek is alleen te verwachten van dezulken die
poëzie" gelijkstellen met rozegeur-en-maneschijn.
Gebrek aan letterkundige ontwikkeling.
TUNSPORT Mij. J O l L* N D",
Weetperzijde 94, AMSTERDAM
Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport'
VERHUIZINGEN, ook per gesloten auto
verhuiswagens met aanhangwagen. Binnen
een rayon van 8O Km. bespaart men
Hotelkosten.
BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ
Machinale S t o f r e i n i g i n g.
Bewaarplaatsen voor Inboedels