De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 september pagina 2

6 september 1924 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2464 l» i u EEN VERTELLER ALDOUS HUXLEY. Van korte verhalen. Een half dozijn daarvan verschenen kort geleden onder den verzameltitel Little Mexican and otlier stories. Ze hebben, voor 't meerendeel, geen aan prijzing meer noodig. Het zijn meesterstukken. Natuurlijk. Onze tijd is literarisch zoo productief, dat beter doet zich niet voorop te wagen, wie niet over tuigd is, dat hij iets heel bijzonders heeft te zeggen, en op een manier zooals geen ander het kan. Ten minste door dat idee laat de schrijver van deze opmerkingen zich leiden, wanneer hij uit een aantal boekennamen zijn keus heeft te doen. En soms komt het werkelijk uit! Ditmaal althans is het uitgekomen. Eigenlijk kan de kritiek daarmee besluiten; want het zou niet zeer taktvol zijn, van te voren aan de lezers het pleizier van de frischheid van hun bevinding of zullen wij het een ont dekking noemen? te benemen. Men moet niet den leermeester willen spelen. Ik hoorde onlangs een wijs man opkomen tegen de verschillende leergangen in literatuur. Verbeeld u een college over Dickens, zei hij hij was een Engelschman, dien zou men me thodisch en systematisch gaan analyseeren! Maar alle genoegen van het lezen en het zelf vinden zou weggaan ! men bevordert een knikkebollend gelijkmatig oordeel, en het opwekkende sap van het talent dat zich meedeelt, droogt uit. Ik kon het met hem eens zijn, en droeg mijn scherfje bij: - Van Dickens vooral is het wonder wat er bij hem valt te grasduinen. Het beste van zijn komiek is nog onbekend. De ander keek me ietwat wantrouwig aan, alsof hij mij nu niet precies in staat rekende, de geheimen van Dickens' komiek te ontsluieren. Men kan zich zoo licht vergissen, merkte hij aan, en op een verkeerd spoor doordraven. Ja, was het antwoord van een die zich bewust was soms wat hard van stal te zijn geloopen, maar die ook wist, dat literatuur te goed is om er over te gaan twisten. Op vergissingen betrapt zich iedereen, maar onderwijl heeft men er pleizier van gehad. Dat is het goede van fouten, zij brengen ons dikwijls onze aangenaamste oogenblikken weer voor den geest. De ander werd eensklaps sententieus. Ge nieten ! zeker daar komt het op aan; maar met verstand ! zei hij gewichtig. Nu, aan verstand mankeert het den schrijver niet van de kleine verhalen, waarvan Little Mexican er een is, en ik ben blij hieraan enkele overleggingen vast te knoopen, al was het alleen om te toonen dat ik me niet met een paar woorden slechts van hem af wil maken. Men heeft tegen den begaafden auteur Aldous Huxley, die ook twee romans op zijn geweten heeft, willen aanvoeren, dat hij bij hun samen stelling te zeer methodisch is te werk gegaan, en dat zijn kleine verhalen hier aan te groote lengte, daar aan te veel kortheid mank gaan. Maar dat oordeel geldt nauwlijks voor deze ver zameling, ten minste wanneer men een paar uitzonderingen, wat banaal uitgevallen, niet wil releveeren. Inderdaad, een meester houdt ons hier bezig, die zijn talent volkomen in de macht heeft, en er van tijd tot tijd mee weet te spelen, dan ook weer dieper indruk mee weet te prenten, als hij de grondbas van het leven raakt. Neem zoo'n stukje als Hubert and Minnie; het is een miniatuurschetsje in zwart krijt, wat aan- en uitgedoezeld op de noodige plaatsen, met een paar prikkende stipjes en een enkel precies lijntje door de krijtige warreling. Een souvenir aan een Londensch avondje. Minnie had haar Wednesday evcning" gehou den, een mooi rijp meisje, alleen een paar jaar af van de dertig, gezond tusschen al de martela ressen van haar zenuwen, maar niemand vond dat het electrisch licht helderder brandde in de kamer waar zij binnenkwam, het doofde eerder, zij hoorde half en half nog in het slapende bosch, al hield zij het brooze hoofdpijnleven van haar vriendin Helen Glamber voor een soort van ideaal. Hij, de hij", zonder wiens stutsel een verhaal geen oogenblik in evenwicht zou kunnen gaan. werd door een vriend bij Minnie geïntroduceerd, Dit is nu Mijnheer maar hij is nog veel te jong om hem anders te noemen dan Hubert waarop de gastvrouw hem met een vriendelijk lachje de hand toestak en onder een ,,Mijn naam is Minnie" in haar intimiteit opnam. Misschien een van de eerste malen, dat hij in een gemengd gezelschap binnenkwam, schuw een beetje, met de dauw van de vroege jeugd over het vlokkige haar, de half opgetrokken spijtige lip en de eerste peinzensriinpel in het gewelfde Apollovoorhoofd. Al dat gewoel van belangen en eerzucht verkondigde zijn candidaatswijsheid, versch van academische debatten, hoeft onze rust niet te storen; ons leven is in de gedachte. Hij keek langs zich heen, zonder iemand aan te zien. Uitgestrekt in haar stoel, te voornaam van houding voor de artistenwereld waarin zij zich op het moment bevindt, laat Helen Glamber haar lachje rinkelen: Mijn idee is er op los te gaan onder de menschen en hoe meer hoe beter er van om zich heen te hebben, en dan boven alle beschrijving te eten en te drinken, en lief te hebben zonder ophouden en te lachen en te juichen en iedereen uit den weg te dringen. Met zonk zij achterover van vermoeidheid en hield haar fijne vingers voor de oogen, wier wimpers zich sloten als konden ze het licht niet verdragen. Minnie was onder de bekoring van de jongelings gestalte. Wat anders zou Helen doen dan hem begeeren? Kan hij de liefde reeds anders gevoelen dan als een weerklank van eigen of anderer fantazie? Het verhaal heeft zijn besluit op een mooien zomeravond in een tuin bij het water. Daar ligt het molenrad waar de rivier zich door de sluis met donderend geweld overheen stort. Is men even wel aan dat in den beginne bijna ontzaggelijk rumoer gewend, wanneer de toegang 's morgens wordt geopend, zoo overkomt den bezoeker een wondervol gevoel van een rijke, rijpe stilte, want achtereen onafgebroken hoort men den don der niet meer. Op dat verloren plekje, waar hij eens bij gelegenheid van een wandeltocht wasgehuisvest, heeft Hubert met Minnie zijn alspraak gemaakt. Zij wacht hem bij den dam en ziet den laten namidaag in zijn purperen gloed over den stroom dalen en is blij met het water dat rustig uit de verte aan komt glijden en straks in zijn val zal worden gebroken, zooals ook voor haarnet oogenblik nadert dat haar leven in hartstocht gevaarvol zal opgaan. Zij zal zich met vreugde geven in de rijpe weelde van den ondergaanden dag. Hij is gekomen, hij staat voor haar, zij wendt zijn gezicht naar zich toe en zij herkent niet meer den blik, dood zonder eenige bezieling. Bruusk, onhandig verlaat hij haar, ter nauwernood als hij is gekomen. Zij hoort de tuindeur toeslaan; niet lang daarna verschijnt de molenaarsknecht, hij maakt de sluis dicht en voor de dreunende stilte treedt in plaats de doodsche verlaten heid. Het is Minnie alsof zij in een andere wereld wakker wordt. Zij licht het hoofd op; en niets! Grillig, wreed, desolaat eindigt Hubert and Minnie,enhet vertellinkje van een twintigtal blad zijden houdt zich stijlvol in zijn kader met al zijn eigen rijkdom van personen en perspectieven. Ik heb mij even bij die twee gelieven zonder toekomst opgehouden, geen indiscretie, hoop ik, tegenover hen begaan uit vrees dat de lezers hun geschiedenis te midden der machtiger ver halen zouden verwaarloozen. Dat zou jammer we zen. Voor the little Mexican, dat een buiten model groote hoed is, die alleen in Mexico zelf als klein van afmeting kan doorgaan, vrees ik zoo'n lot niet. Ik zou het mij zelf nooit vergeven, wanneer ik iemand van zijn rechtmatig deel hem toekomend genoegen had beroofd, als ik iets meer van het onderwerp openbaarde dan dat de enorme hoed den auteur de reputatie van een artist ^verschaft en hem de deur opent tot een avontuur. Yoting Archimedes, het laatste verhaal van de verzameling, moge voor zich zelf spreken. Kinderen spelen er een rol in, en het is een juweeltje waar zij het tooneel vullen, ook groote menschen komen er in voor, maar die brengen niet altijd geluk aan, al bedoelen zij ook in hun eigcnwilligheid niets slechts. De aardige kindcrlach wordt benepen in somberheid en kinderwanhoop. Zij doet scherp aan, deze vertelling, zij hoort niet tot het land van Dickens. UAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT EN GE ZULT TEVREDEN ZIJN. Maar Uncle Spencer, het verhaal dat met volle recht de reeks in de verzameling als het eerste opent, brengt ons weer terug naar het land der groote achttiende eeuwers, van Addison, Fielding, Sterne en ook, het mag niet worden vergeten, van Thackeray. Met Uncle Spencer zijn wij dadelijk op goeden voet, en wij blijven het, verrast, verwonderd meegesleept, ten slotte gerust en tevreden. De auteur heeft zich daar ook op zijn gemak gezet. Of het een korte dan we! een lange sprook zal wezen waarmee hij ons gaat bezig houden, dat is hem geen zorg, hij graaft in zijn herinne ringen. Wat 'n heerlijke afwisseling waren de vacanties van zijn kinderjaren die hij bij zijn oom Spencer in Belgiëging doorbrengen ! Die hartelijke oom ! eigenlijk een oompje, want groot was.hij niet van stuk om des te bewegelijker te kunnen zijn. Hij kwam hem altoos van Ostende afhalen en dadelijk in den trein tracteerde hij hem op garnalen, zoo uitstekend, weet ge? voor de hersens die zich met proefwerk vóór de vacantie hadden afgebeuld: ze herleefden er van. O een man vol theorieën en wijsheid, een excellent man, die, zelf kind, pret had met het kind op de kermis te gaan; toch ook vol hartstocht voor zijn werk in de suikerfabriek en die het zich zelf en anderen niet makkelijk maakte, veel moeilijker misschien dan noodig was ! Een dwaas man dikwijls en die zich belachelijk kon maken, maar een rein man en een gentleman tot in zijn nieren ! In de 'romans en ook gelukkig daarbuiten in de gewone menschenwereld hebben we zulke figurenleerenliefhebbendoorden Kolonel Newcome van Thackeray en we kunnen de familiegelijkenis volgen in den Sir Roger de Coverley van Addison's Spectator en enkele personen van Lawrence Sterne, familie nog van Cervantes' Don Quichote.... Laat men nu echter niet denken, dat ik den lezers door dc/en stamboom ook het minste heb benomen van het genoegen kennis te maken niet den onovertrefbaren Uncle Spencer. W. G. C. BV V A N C K VANNELUcSVARINAS GOUDZEGEL 5O ets. per Pakje. CORRESPONDENTIE H. B. te 's-Gravenhage. A. Uw bijdrage kan in dezen vorm niet worden geplaatst. Wij wachten Uw volledig adres voor brief wisseling. B. In de nummers van ,,de Amsterdammer'1 van Januari 1023 vindt U de bijzonderheden. lonioklijke l e u b 1111 i n s p o r (-Maatschappij DEGRUYTER&Co. DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM Internationale Verhuizingen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl