Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2464
l»
i
u
EEN VERTELLER
ALDOUS HUXLEY.
Van korte verhalen.
Een half dozijn daarvan verschenen kort geleden
onder den verzameltitel Little Mexican and otlier
stories. Ze hebben, voor 't meerendeel, geen aan
prijzing meer noodig. Het zijn meesterstukken.
Natuurlijk.
Onze tijd is literarisch zoo productief, dat
beter doet zich niet voorop te wagen, wie niet over
tuigd is, dat hij iets heel bijzonders heeft te zeggen,
en op een manier zooals geen ander het kan.
Ten minste door dat idee laat de schrijver van deze
opmerkingen zich leiden, wanneer hij uit een aantal
boekennamen zijn keus heeft te doen. En soms
komt het werkelijk uit!
Ditmaal althans is het uitgekomen.
Eigenlijk kan de kritiek daarmee besluiten;
want het zou niet zeer taktvol zijn, van te
voren aan de lezers het pleizier van de frischheid
van hun bevinding of zullen wij het een ont
dekking noemen? te benemen. Men moet niet
den leermeester willen spelen.
Ik hoorde onlangs een wijs man opkomen
tegen de verschillende leergangen in literatuur.
Verbeeld u een college over Dickens, zei hij
hij was een Engelschman, dien zou men me
thodisch en systematisch gaan analyseeren!
Maar alle genoegen van het lezen en het zelf vinden
zou weggaan ! men bevordert een knikkebollend
gelijkmatig oordeel, en het opwekkende sap van
het talent dat zich meedeelt, droogt uit.
Ik kon het met hem eens zijn, en droeg mijn
scherfje bij:
- Van Dickens vooral is het wonder wat er bij
hem valt te grasduinen. Het beste van zijn komiek
is nog onbekend.
De ander keek me ietwat wantrouwig aan, alsof
hij mij nu niet precies in staat rekende, de geheimen
van Dickens' komiek te ontsluieren. Men
kan zich zoo licht vergissen, merkte hij aan, en
op een verkeerd spoor doordraven.
Ja, was het antwoord van een die zich bewust
was soms wat hard van stal te zijn geloopen,
maar die ook wist, dat literatuur te goed is
om er over te gaan twisten. Op vergissingen
betrapt zich iedereen, maar onderwijl heeft
men er pleizier van gehad. Dat is het goede van
fouten, zij brengen ons dikwijls onze aangenaamste
oogenblikken weer voor den geest.
De ander werd eensklaps sententieus. Ge
nieten ! zeker daar komt het op aan; maar met
verstand ! zei hij gewichtig.
Nu, aan verstand mankeert het den schrijver
niet van de kleine verhalen, waarvan Little Mexican
er een is, en ik ben blij hieraan enkele overleggingen
vast te knoopen, al was het alleen om te toonen
dat ik me niet met een paar woorden slechts van
hem af wil maken.
Men heeft tegen den begaafden auteur Aldous
Huxley, die ook twee romans op zijn geweten
heeft, willen aanvoeren, dat hij bij hun samen
stelling te zeer methodisch is te werk gegaan,
en dat zijn kleine verhalen hier aan te groote
lengte, daar aan te veel kortheid mank gaan.
Maar dat oordeel geldt nauwlijks voor deze ver
zameling, ten minste wanneer men een paar
uitzonderingen, wat banaal uitgevallen, niet
wil releveeren.
Inderdaad, een meester houdt ons hier bezig,
die zijn talent volkomen in de macht heeft, en
er van tijd tot tijd mee weet te spelen, dan ook
weer dieper indruk mee weet te prenten, als hij
de grondbas van het leven raakt.
Neem zoo'n stukje als Hubert and Minnie;
het is een miniatuurschetsje in zwart krijt, wat
aan- en uitgedoezeld op de noodige plaatsen,
met een paar prikkende stipjes en een enkel precies
lijntje door de krijtige warreling. Een souvenir
aan een Londensch avondje.
Minnie had haar Wednesday evcning" gehou
den, een mooi rijp meisje, alleen een paar jaar af
van de dertig, gezond tusschen al de martela
ressen van haar zenuwen, maar niemand vond
dat het electrisch licht helderder brandde in de
kamer waar zij binnenkwam, het doofde eerder,
zij hoorde half en half nog in het slapende bosch,
al hield zij het brooze hoofdpijnleven van haar
vriendin Helen Glamber voor een soort van
ideaal.
Hij, de hij", zonder wiens stutsel een verhaal
geen oogenblik in evenwicht zou kunnen gaan.
werd door een vriend bij Minnie geïntroduceerd,
Dit is nu Mijnheer maar hij is nog veel te
jong om hem anders te noemen dan Hubert
waarop de gastvrouw hem met een vriendelijk
lachje de hand toestak en onder een ,,Mijn naam
is Minnie" in haar intimiteit opnam.
Misschien een van de eerste malen, dat hij in
een gemengd gezelschap binnenkwam, schuw een
beetje, met de dauw van de vroege jeugd over het
vlokkige haar, de half opgetrokken spijtige lip en
de eerste peinzensriinpel in het gewelfde
Apollovoorhoofd.
Al dat gewoel van belangen en eerzucht
verkondigde zijn candidaatswijsheid, versch van
academische debatten, hoeft onze rust niet te
storen; ons leven is in de gedachte. Hij keek
langs zich heen, zonder iemand aan te zien.
Uitgestrekt in haar stoel, te voornaam van
houding voor de artistenwereld waarin zij zich
op het moment bevindt, laat Helen Glamber
haar lachje rinkelen: Mijn idee is er op los te
gaan onder de menschen en hoe meer hoe beter
er van om zich heen te hebben, en dan boven alle
beschrijving te eten en te drinken, en lief te hebben
zonder ophouden en te lachen en te juichen en
iedereen uit den weg te dringen. Met zonk zij
achterover van vermoeidheid en hield haar fijne
vingers voor de oogen, wier wimpers zich sloten
als konden ze het licht niet verdragen.
Minnie was onder de bekoring van de jongelings
gestalte. Wat anders zou Helen doen dan hem
begeeren? Kan hij de liefde reeds anders gevoelen
dan als een weerklank van eigen of anderer
fantazie?
Het verhaal heeft zijn besluit op een mooien
zomeravond in een tuin bij het water. Daar ligt
het molenrad waar de rivier zich door de sluis met
donderend geweld overheen stort. Is men even
wel aan dat in den beginne bijna ontzaggelijk
rumoer gewend, wanneer de toegang 's morgens
wordt geopend, zoo overkomt den bezoeker een
wondervol gevoel van een rijke, rijpe stilte,
want achtereen onafgebroken hoort men den don
der niet meer. Op dat verloren plekje, waar hij eens
bij gelegenheid van een wandeltocht wasgehuisvest,
heeft Hubert met Minnie zijn alspraak gemaakt.
Zij wacht hem bij den dam en ziet den laten
namidaag in zijn purperen gloed over den stroom
dalen en is blij met het water dat rustig uit de verte
aan komt glijden en straks in zijn val zal worden
gebroken, zooals ook voor haarnet oogenblik nadert
dat haar leven in hartstocht gevaarvol zal opgaan.
Zij zal zich met vreugde geven in de rijpe weelde
van den ondergaanden dag.
Hij is gekomen, hij staat voor haar, zij wendt
zijn gezicht naar zich toe en zij herkent niet meer
den blik, dood zonder eenige bezieling. Bruusk,
onhandig verlaat hij haar, ter nauwernood als hij
is gekomen. Zij hoort de tuindeur toeslaan;
niet lang daarna verschijnt de molenaarsknecht,
hij maakt de sluis dicht en voor de dreunende
stilte treedt in plaats de doodsche verlaten
heid. Het is Minnie alsof zij in een andere wereld
wakker wordt. Zij licht het hoofd op; en niets!
Grillig, wreed, desolaat eindigt Hubert and
Minnie,enhet vertellinkje van een twintigtal blad
zijden houdt zich stijlvol in zijn kader met al zijn
eigen rijkdom van personen en perspectieven.
Ik heb mij even bij die twee gelieven zonder
toekomst opgehouden, geen indiscretie, hoop
ik, tegenover hen begaan uit vrees dat de lezers
hun geschiedenis te midden der machtiger ver
halen zouden verwaarloozen. Dat zou jammer we
zen.
Voor the little Mexican, dat een buiten model
groote hoed is, die alleen in Mexico zelf als klein
van afmeting kan doorgaan, vrees ik zoo'n lot
niet. Ik zou het mij zelf nooit vergeven, wanneer
ik iemand van zijn rechtmatig deel hem toekomend
genoegen had beroofd, als ik iets meer van het
onderwerp openbaarde dan dat de enorme hoed
den auteur de reputatie van een artist ^verschaft
en hem de deur opent tot een avontuur.
Yoting Archimedes, het laatste verhaal van de
verzameling, moge voor zich zelf spreken. Kinderen
spelen er een rol in, en het is een juweeltje waar
zij het tooneel vullen, ook groote menschen komen
er in voor, maar die brengen niet altijd geluk aan,
al bedoelen zij ook in hun eigcnwilligheid niets
slechts. De aardige kindcrlach wordt benepen
in somberheid en kinderwanhoop. Zij doet scherp
aan, deze vertelling, zij hoort niet tot het land van
Dickens.
UAAT UWE CENTRALE VERWARMING
EN BIJKOMENDE INSTALLATIES
AANLEGGEN DOOR
DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
EN GE ZULT TEVREDEN ZIJN.
Maar Uncle Spencer, het verhaal dat met volle
recht de reeks in de verzameling als het eerste opent,
brengt ons weer terug naar het land der groote
achttiende eeuwers, van Addison, Fielding, Sterne
en ook, het mag niet worden vergeten, van
Thackeray. Met Uncle Spencer zijn wij dadelijk op
goeden voet, en wij blijven het, verrast, verwonderd
meegesleept, ten slotte gerust en tevreden.
De auteur heeft zich daar ook op zijn gemak
gezet. Of het een korte dan we! een lange sprook
zal wezen waarmee hij ons gaat bezig houden,
dat is hem geen zorg, hij graaft in zijn herinne
ringen.
Wat 'n heerlijke afwisseling waren de vacanties
van zijn kinderjaren die hij bij zijn oom Spencer
in Belgiëging doorbrengen ! Die hartelijke oom !
eigenlijk een oompje, want groot was.hij niet van
stuk om des te bewegelijker te kunnen zijn.
Hij kwam hem altoos van Ostende afhalen en
dadelijk in den trein tracteerde hij hem op
garnalen, zoo uitstekend, weet ge? voor de hersens
die zich met proefwerk vóór de vacantie hadden
afgebeuld: ze herleefden er van. O een man vol
theorieën en wijsheid, een excellent man, die, zelf
kind, pret had met het kind op de kermis te
gaan; toch ook vol hartstocht voor zijn werk in de
suikerfabriek en die het zich zelf en anderen niet
makkelijk maakte, veel moeilijker misschien dan
noodig was !
Een dwaas man dikwijls en die zich belachelijk
kon maken, maar een rein man en een gentleman
tot in zijn nieren !
In de 'romans en ook gelukkig daarbuiten
in de gewone menschenwereld hebben we zulke
figurenleerenliefhebbendoorden Kolonel Newcome
van Thackeray en we kunnen de familiegelijkenis
volgen in den Sir Roger de Coverley van Addison's
Spectator en enkele personen van Lawrence Sterne,
familie nog van Cervantes' Don Quichote....
Laat men nu echter niet denken, dat ik den
lezers door dc/en stamboom ook het minste heb
benomen van het genoegen kennis te maken niet
den onovertrefbaren Uncle Spencer.
W. G. C. BV V A N C K
VANNELUcSVARINAS
GOUDZEGEL
5O ets. per Pakje.
CORRESPONDENTIE
H. B. te 's-Gravenhage. A. Uw bijdrage kan in
dezen vorm niet worden geplaatst.
Wij wachten Uw volledig adres voor brief
wisseling.
B. In de nummers van ,,de Amsterdammer'1
van Januari 1023 vindt U de bijzonderheden.
lonioklijke l e u b 1111 i n s p o r (-Maatschappij
DEGRUYTER&Co.
DEN HAAQ
AMSTERDAM ARNHEM
Internationale Verhuizingen