Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
f VANJCHAICKs
j MEUBELTRANSPORT-MI
BERGPLAATSEN v. INBOEDELS
BINNEN-EN BUITENLANDSCHE
l TRANSPORTEN
! OVERBRENGEN
v.MCUBHAIR OOKPER AUTO TAPISSIERE
BOOTHSTPAAT, UTRECHT. TEL 163
BOUWT IN HET
OOSTERPABK
TE
BIITHOVEN
IHLICHTIKGEK VERSTREKT DE DIRECTIE
TEL. INT. :?No. 6538
INSTITUUT OVERTOOM
Amsterdam
Overtoom 57 en 93a
Rotterdam
Kruisstraat 40
Typen -Steno -Talen- Boekhouden
CYCLAMEN, EEN HERFSTBLOEM
Eerst leek het of slordige lui eindjes lucifer in
den tuin hadden gegooid, allemaal van die
paarsroode, rechte houtige brokjes. Maar er was
een regelmaat in, die de aandacht trok
en bij nader toezien bleek het, dat de
Cyclamentjes alweer present waren, stipt
op hun tijd omstreeks twaalf Augustus.
Eigenlijk zijn ze er altijd, het heele jaar
door, maar je moet er op letten. Als in
den voorzomer de mooie bladeren begin
nen te verschrompelen en eindelijk ver
dwijnen dan blijven nog altijd de rijpende
vruchten over, maar die hebben de kleur
van Moeder Aarde en zouden zonder hun
zoo merkwaardige kurketrekker-stelen al
heel moeilijk te vinden zijn.
Het volle-gronds-cyclamentje waar ik het
meest van houd is de Cyclamen
neapolitanum. De naam is ietwat misleidend, want
Napels is lang niet het hoofdkwartier
van dit prachtige plantje. In Zwitserland
is het zeer zeldzaam, alleen te vinden op
een enkele plaats in Waadtland. Het behoort
eigenlijk geheel tot het gebied van de
Middellandsche Zee, vooral het oostelijk ge
deelte en groeit o.a. op de schrale hellin
gen van den Olympus. Sedert lang wordt
het in Holland gekweekt als sierplant en
komt in de prijscouranten voor
ondervelerlei namen, o.a. als Cyclamen latifolium,
africanum, macrophyllum, graecum,
hederifolium, ficariifoliurn, hastatum, enz. Som
mige van die namen behooren eigenlijk
aan aparte soorten en 't is wel mogelijk,
dat je dan ook die ontvangt, als ie ze
bestelt, maar er is altijd kans, dat je in -.
negen van de tien gevallen de echte
neapolitanum krijgt, en dat is toch ook altijd
de mooiste en het best en gemakkelijkst
te kweeken. f
De gewone Alpen-cyclamen, C.
europaeum, die je bij menigte indeVoor-Alpen
kunt vinden, wil in onze Holiandsche
tuinen ook wel groeien, maar is minder
mooi en minder taai.
Ik houd van deze Cyclamens omdat
ze in den nazomer tusschen al het uitbloeien
en vergelen van de meeste zomerplanten zoo op;
eens in jeugdige frischheid opschieten.Ze herinneren
nog meer aan de lente, dan hun tijdgenoot de
tijdeloos, die nu in Zuid-Limburg allerwegen in bloei
komt. Hun groei is even snel en plotseling. Van
daag komt er n gekromd bloemstengeltje boven
den grond, met het uitpuilend lucifersbrokje,
morgen staan er zes en nog een paar dagen later
twintig. De eerste zijn dan al een decimeter hoog
opgeschoten, de dicht ineengedraaide bloemkroon
is steeds langer geworden en dan opeens meest
in de uren van schemering en nacht, hebben de
bloemkroonslippen zich ontrold, zijn ze naar
boven omgeslagen, een halven cirkelboog door
loopend, maken dan nog gauw even een halven
schroefdraai en dan blijft het prachtige,
fladderige maar frissche bloempje u nog weken lang
verheugen. Deze lange duur van elke bloem af
zonderlijk is ook alweer een der eigenschappen
van de lente. Dra wapperen nu een paar dozijn
van die bloemen ongeveer boven de plek, waar
we drie jaar geleden het knolletjc geplant
hebben.
De bloemslippen zijn mooi effen paars, maar
aan hun voet hebben ze een gevorkte donkerder
vlek en aan weerszijden van die vlek een wit
randje, alleen maar op de buiging van de kroon.
Deze afwissseling van donkerpaars en wit is
kenmerkend voor de echte C. neapolitantim en
zeer mooi. Kijkt ge in het keeltje, dan ziet ge de
kegel, die gevormd wordt door de vijf dikke helm
knoppen, Alles met alles is dit een heel mooie
inkijk en ik zou wel willen weten, welke insecten
of zes of meer windingen. Ze zijn dan lang nog niet
rijp; deze plant doet alles langzaam.
Inmiddels zijn ook de bladeren gekomen, niet
aan een stengel of in een gesloten bundel, maar
verspreid over een groot stuk grond, hier een en
daar een, maar toch zoo dicht op elkander dat zij
te zamen een mozaiekvlocrtje maken, 't Is nog
al bijzonder, dat bij deze cycïamens n de
bloemstelen n de bladstelen eerst een eindweegs
onder den grond horizontaal uitgroeien eer ze
hun blad of bloem in het daglicht brengen. De
ondergrondsche stelen zijn heel dun en slap,
daar moet je bij 't verplanten van cycïamens
wel rekening mee houden.
De bladeren van C. neapolitanum loopen
in vorm en teekening zeer uiteen; daar
aan dankt de plant waarschijnlijk wel
haar velerlei namen. De mooiste die
ik ken zijn hartvormig, nog al spits,
met ingesneden randen, donkergroen, maar
met een groote zilvervlek. Dikwijls is de
onderzijde rood gekleurd door de bekende
kleurstof anthokyaan, die in velerlei planten
den invloed van licht en warmte moet
regelen. We kunnen gerust onze C. neapo
litanum meetellen onder onze mooiste
bladplanten.
De vruchten rijpen in den zomer en
behooren eigenlijk open te springen met
vijf tanden, maar die splitsen zich meestal
nog eens weer. De groote zaden liggen op
een centralen zaaddrager en komen uit de
vrucht rollen, geholpen door regen of wind,
misschien ook door werking in de kron
kelstelen. Dan schijnen ze verder door
mieren versleept te worden, maar dat heb
ik in mijn tuin nog nooit gezien. Ze ont
kiemen al in het najaar zelf en maken dan
eerst een knolletje met wortels en daarna
het eerste blaadje, dat doen trouwens
alle cycïamens.
In den regel doorstaat de cyclamen onze
winters /.eer goed zonder aparte verzor
ging, wat ook wel te begrijpen is, wan
neer ge bedenkt, dat op den Balkan de
winters vaak heel wat strenger zijn
dan bij ons. Mijn planten hebben zich
door de laatste drie, nog al vreemd
soortige winters uitmuntend heengeslagen.
Nu staan ze nog al beschut tusschen
het huis en een heesterrand en in goeden
humtisrijken grond. In de vrije natuur
groeien ze 't liefst tusschen struikgewas
op kalkrotsen.
A c. P. T H ij s s E
DE BESTE VOLLEGRONDS-CYCLAMEN, CYCLAMEN NEAI'OLiTANUM
daar nu pleizier aan hebben.
Dat is het eenige, wat mij aan die cyclamen
hindert; ze hebben geen speciale insectengasten.
De gewiekste honingbij komt er wel eens stuifmeel
halen en de een of andere zweefvlieg zwerft soms
onderzoekend om de bloem, maar dat is dan ook
haast alles. Doch de bloem kan het best stellen
buiten het bezoek van insecten, het is een van de
primulaceeé'n, die ook bij zelfbestuiving goede
vruchten geven. In September gaan ze dan
ook vrucht zetten, de kroon valt af, het vrucht
beginsel zwelt op tot de grootte van een gewone
knikker, de kelk blijft. En nu begint weer een
heel aardig groeiverschijnsel, de vruchtsteel
groeit aan n kant uit, zoodat hij zich
kurkertrekkervormig oprolt en het eind van 't liedje
is dat in den winter de vruchten op den grond
liggen ieder aan een gekrulden steel van een stuk
IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllmlllllllMllllilllll
BEZOEKT
MOERHEIM"!
DEDEMSVAART l
NAJAARSBLOEI
l ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN |
llllliilMlllilllfillii