Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2464
v
Motor- en Zeiljachten
TB KOOP, In diverse grootten en prijzen.
Lijst van In commissie staande vaar
tuigen gratis en trance toegezonden.
BlflGHAM « LUOT
APD. JACHT AGENTUUR
Slepersvftst i Rotterdam
SPAARZAAM
xxxxxxxx
Sparen, Sparen, geld vergaren,
Is de eisch van dezen tijd.
Armen, rijken, kleinen, grooten
Iedereen past spaa zaamheid.
Zeer voorzichtig zijn n et koopen,
Niet te gauw er uitgezocht,
Goed bekijken en bet;sten,
En daarna pas iets gekocht.
Kleeren moeten langer duren
Dan een korte mode-gril,
Van iets goeds en van iets stevigs,
Heeft men voordeel, heef t men wil.
Moeders koopt dus jongenstruien
Zonder, hier of daar een naad,
Met een boord en met manchetten,
Die men beide dubbel slaat.
Sparen, sparen, geld vergaren,
Want de tijden zijn critiek,
Ouders koopt Uw jongenst.uien
Van de Fantasiefabriek.
J. H. S p E ENHO F F.
LEVERING UITSLUITEND MN DEN HANDEL.
Hotel de Mallejan"
VIERHOUTEN, Telef. 2.
CaféIR/est
SLTJLIZEER RUSTIG EN GEZOND BUITENVERBLIJF
In de laatste jaren de gezochte plaats. Modern ingericht
hotel. 33 Kamers, deels stroomend water.
Voor- en najaar f 4.50 p. p. p. d.
H. MOLENAAR.
HOTEL-PENSION Oafé-Restaurant
DECANNENBURCH"
VAASSEN. Telef. 4.
Van ouds het huis ter plaatse Geheel verbouwd. Modern
ingericht. 14 kamers. Ruime zalen. Pracht zitje.
lederen Zondagmiddag ThéDansant.
H. MOLENAAR.
EEN VERZORGD INTERIEUR IS EEN DAGELIJKS
TERUGKOMEND GENOT. STELT U VOOR UW
INRICHTING IN VERBINDING MET DE MEUBEL
FABRIEK L. O. V. TE OOSTERBEEK, OMDAT ZIJ U
DESKUNDIG VOORLICHT. \5\ \s\ \s\ \s\ EI E] E]
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per Jaar
Clichés
Van Leer
AMSTERDAM
HET LEVEN BEGINT...
DOOR
GUIDO DA VERONA
Uit het Italiaansch vertaald door
CHR. MORESCO-BRANTS
Geïllustreerd omslag van
Is. VAN MENS
De H en W-Serie Deel VI.
Derde druk
Ingen.f2.90 Geb. f3.75
Uitgave van
VAN HOLKEMA 6 WARENDORF
Amsterdam
BIJKOMSTIGHEDEN
CXLl
Eiken avond slapen we in onder het gorgelen
van de goot of het nijdige knikkeren op het zinken
dak; eiken ochtend worden we wakker met de
sensatie, dat iemand een teil water tegen ons
vensterkozijn leeg kletst; we zitten verschrikt
rechtop en kijken door de als gebladderde ruit
naar de troosteloosheid van den achterkant der
huizen. Achterkanten van huizen zijn altijd mise
rabel, op elk uur van den dag, zelts als je er maar
even met een trein langs komt, maar op deze
loodgrijze ochtenden is de aanblik ervan zóó
desolaat, dat de ellende ons verstart. Er hangt
ergens een wit zonnezeil uitgespannen, dat niet
op kan; op een zonnigen morgen, (hoe lang geleden)
hebben de bewoners het fleurig met veel moeite
er zelf opgespijkerd; nu hangt het daar, nacht en
dag, beangstigend wit tusschen al het duistere
en vale romdom. Ik denk niet, dat de zon terug
komt, zoolang ze haar zóó tarten.
O, die eindelooze regen.... Maar laat ik me
dan dwingen er aan te denken, dat regen toch
ook juist erg weldadig en goed kan zijn. Als
het wekenlang droog en zonnig en heet is ge
weest; als de wegen tot stof zijn verpulverd;
als alle boomen wit bestoven staan; als de
vruchten verschrompelen aan de takken; dan
die zaligheid, als de eerste koele droppels vallen
op het verdorste groen, waar ze als 't ware on
middellijk verdampt worden door de droge hitte;
en als het dan regenen blijft, zoet zingend
regenen, tot de harde grond week en zacht
wordt en begint te geuren; tot zelfs eindelijk
de zware boomen al het water niet meer kunnen
vasthouden, en eindelijk, eindelijk ook daaronder
de donkere plekken doorloopen.
Maar mér nog na dagen van vorst, als alles
gespannen is en hard en meedoogenloos; als de
zon wreed blikkert; als de grond ongelijk is, als
alles zich samengetrokken heeft in vijandig ver
weer en wij weerloos en bezeerd tusschen al die
strakheid staan; als de trams bonken en botsen,
als ieder geluid, scherp en schril, een marteling is
voor ons oor; dan de ontspanning, de vrede,
als we een nacht wakker worden, en alles is duister
en week, geen fel-priemende sterren meer, geen
blinkende maan, maar lage wolken, slappe wind
en in plaats van de wijde, starre stilheid een teeder
suizelen, een ritselend geruisen....
Maar o, hoe kunnen we ons daar nu indenken
en ons daarom verheugen, als we bruggetjes in
onze ondergeloopen kelders moeten leggen; als
het lekt in onze kasten en zelfs de grondigst her
ziene daken het tegen deze force majeure moeten
opgeven. Zooveel fantasie heb ik niet.
Ik wou, dat die verhaaltjes over den zondvloed
in de Groene nog niet uit waren. Ik vond ze zoo
geestig en ze zouden ons geholpen hebben ons
leed te objectiveeren. De schrijver blijkt een,
profetie soul" te hebben gehad, maar als er nu
nog eens een heusche zondvloed kwam, dan zou de
techniek natuurlijk allerlei abjecte reddingsmidde
len bedenken, zoodat er niet ne ark, maar hon
derden watervliegtuigen en torpedo's en
duikmachines op het natte aardvlak zouden blijven
ronddobberen. We zijn een verworden geslacht, dat
niet meer weet te leven en niet meer weet testerven.
Het eenige goede in al deze duisternissen is,
dat we vandaag tenminste weer l September
boven onze brieven kunnen zetten. Augustus is als
een eindelooze Zondagmiddag, niets dan verveling
en onwennigheid; niets dan vreemde, leege ge
zichten, en de enkele prettige bekende zijn onder
een hoogen hoed gekropen, en hebben ook hun
charme verloren.
Augustus in Den Haag, beteekent overal
menschcn, die den weg vragen, volle trams, vol strand,
en niemand, waar je bij hoort. En het is erg
opwekkend om, starend naar de natte ruiten, te
constateeren, dat je met dit weer nog maar het
beste thuis bent en op de rij af iedereen kun t beklagen
die in den vreemde zijn vacantie doorbrengt,
de melancholie van Zwitserland, als de toppen
van de bergen geen oogenblik uit de wolken te
voorschijn komen; de verlatenheid van een
huisje op de hei met de doorweekte landwegen;
het verblijf aan zee, water van boven, van onderen
en aan de kanten; -- maar eigenlijk is het in tle
eenzaamheid thuis op 't oogenblik'toch t.n>k niet
v rooi ij k.
Maar nu begint langzaam-aan het levon weer
normaal te worden; in deze week stroomen de
vreemdelingen, de indringers weg en sijpelen de
menschen, die hier hooren, die hier hun werk
hebben, weer binnen. Het strand krijgt weer zijn
wijdte terug; de zee, die in Augustus zoo onecht
lieverig en coquet kan doen tegenover het inter
nationale gezelschap, maar die deze keer, met de
onhebbelijkheid van een opgeschoten backfisch,
zich niets van haar omgeving heeft aangetrokken
en zoo wild en onstuimig is geweest, als in Novem
ber,-~ de zee wordt weer van ons, die haar ken
nen en haar altijd liefhebben, alleen.
En de theaters gaan open; de lezingen, de cur
sussen beginnen. We moeten weer vergaderen; er
worden weer tentoonstellingen ingericht, comités
gevormd; er komen beroemde vreemdelingen; we
gaan naar recepties; de groote stadsroes neemt
ons weer op, sleurt ons mee en onttrekt <>:;< aan
ons eigen broedend gepeins.
En we mogen dan dikwijls op zijn
opperv'.akkigmakenden invloed afgeven, we zijn zelf allang aan
hem verslaafd, en voor wie met zichzelf overhoop
ligt, bestaat er geen beter narcoticum.
A N N l K S A L O M ') N S
HOOFIEN S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID