De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 september pagina 8

6 september 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2464 v Motor- en Zeiljachten TB KOOP, In diverse grootten en prijzen. Lijst van In commissie staande vaar tuigen gratis en trance toegezonden. BlflGHAM « LUOT APD. JACHT AGENTUUR Slepersvftst i Rotterdam SPAARZAAM xxxxxxxx Sparen, Sparen, geld vergaren, Is de eisch van dezen tijd. Armen, rijken, kleinen, grooten Iedereen past spaa zaamheid. Zeer voorzichtig zijn n et koopen, Niet te gauw er uitgezocht, Goed bekijken en bet;sten, En daarna pas iets gekocht. Kleeren moeten langer duren Dan een korte mode-gril, Van iets goeds en van iets stevigs, Heeft men voordeel, heef t men wil. Moeders koopt dus jongenstruien Zonder, hier of daar een naad, Met een boord en met manchetten, Die men beide dubbel slaat. Sparen, sparen, geld vergaren, Want de tijden zijn critiek, Ouders koopt Uw jongenst.uien Van de Fantasiefabriek. J. H. S p E ENHO F F. LEVERING UITSLUITEND MN DEN HANDEL. Hotel de Mallejan" VIERHOUTEN, Telef. 2. CaféIR/est SLTJLIZEER RUSTIG EN GEZOND BUITENVERBLIJF In de laatste jaren de gezochte plaats. Modern ingericht hotel. 33 Kamers, deels stroomend water. Voor- en najaar f 4.50 p. p. p. d. H. MOLENAAR. HOTEL-PENSION Oafé-Restaurant DECANNENBURCH" VAASSEN. Telef. 4. Van ouds het huis ter plaatse Geheel verbouwd. Modern ingericht. 14 kamers. Ruime zalen. Pracht zitje. lederen Zondagmiddag ThéDansant. H. MOLENAAR. EEN VERZORGD INTERIEUR IS EEN DAGELIJKS TERUGKOMEND GENOT. STELT U VOOR UW INRICHTING IN VERBINDING MET DE MEUBEL FABRIEK L. O. V. TE OOSTERBEEK, OMDAT ZIJ U DESKUNDIG VOORLICHT. \5\ \s\ \s\ \s\ EI E] E] DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per Jaar Clichés Van Leer AMSTERDAM HET LEVEN BEGINT... DOOR GUIDO DA VERONA Uit het Italiaansch vertaald door CHR. MORESCO-BRANTS Geïllustreerd omslag van Is. VAN MENS De H en W-Serie Deel VI. Derde druk Ingen.f2.90 Geb. f3.75 Uitgave van VAN HOLKEMA 6 WARENDORF Amsterdam BIJKOMSTIGHEDEN CXLl Eiken avond slapen we in onder het gorgelen van de goot of het nijdige knikkeren op het zinken dak; eiken ochtend worden we wakker met de sensatie, dat iemand een teil water tegen ons vensterkozijn leeg kletst; we zitten verschrikt rechtop en kijken door de als gebladderde ruit naar de troosteloosheid van den achterkant der huizen. Achterkanten van huizen zijn altijd mise rabel, op elk uur van den dag, zelts als je er maar even met een trein langs komt, maar op deze loodgrijze ochtenden is de aanblik ervan zóó desolaat, dat de ellende ons verstart. Er hangt ergens een wit zonnezeil uitgespannen, dat niet op kan; op een zonnigen morgen, (hoe lang geleden) hebben de bewoners het fleurig met veel moeite er zelf opgespijkerd; nu hangt het daar, nacht en dag, beangstigend wit tusschen al het duistere en vale romdom. Ik denk niet, dat de zon terug komt, zoolang ze haar zóó tarten. O, die eindelooze regen.... Maar laat ik me dan dwingen er aan te denken, dat regen toch ook juist erg weldadig en goed kan zijn. Als het wekenlang droog en zonnig en heet is ge weest; als de wegen tot stof zijn verpulverd; als alle boomen wit bestoven staan; als de vruchten verschrompelen aan de takken; dan die zaligheid, als de eerste koele droppels vallen op het verdorste groen, waar ze als 't ware on middellijk verdampt worden door de droge hitte; en als het dan regenen blijft, zoet zingend regenen, tot de harde grond week en zacht wordt en begint te geuren; tot zelfs eindelijk de zware boomen al het water niet meer kunnen vasthouden, en eindelijk, eindelijk ook daaronder de donkere plekken doorloopen. Maar mér nog na dagen van vorst, als alles gespannen is en hard en meedoogenloos; als de zon wreed blikkert; als de grond ongelijk is, als alles zich samengetrokken heeft in vijandig ver weer en wij weerloos en bezeerd tusschen al die strakheid staan; als de trams bonken en botsen, als ieder geluid, scherp en schril, een marteling is voor ons oor; dan de ontspanning, de vrede, als we een nacht wakker worden, en alles is duister en week, geen fel-priemende sterren meer, geen blinkende maan, maar lage wolken, slappe wind en in plaats van de wijde, starre stilheid een teeder suizelen, een ritselend geruisen.... Maar o, hoe kunnen we ons daar nu indenken en ons daarom verheugen, als we bruggetjes in onze ondergeloopen kelders moeten leggen; als het lekt in onze kasten en zelfs de grondigst her ziene daken het tegen deze force majeure moeten opgeven. Zooveel fantasie heb ik niet. Ik wou, dat die verhaaltjes over den zondvloed in de Groene nog niet uit waren. Ik vond ze zoo geestig en ze zouden ons geholpen hebben ons leed te objectiveeren. De schrijver blijkt een, profetie soul" te hebben gehad, maar als er nu nog eens een heusche zondvloed kwam, dan zou de techniek natuurlijk allerlei abjecte reddingsmidde len bedenken, zoodat er niet ne ark, maar hon derden watervliegtuigen en torpedo's en duikmachines op het natte aardvlak zouden blijven ronddobberen. We zijn een verworden geslacht, dat niet meer weet te leven en niet meer weet testerven. Het eenige goede in al deze duisternissen is, dat we vandaag tenminste weer l September boven onze brieven kunnen zetten. Augustus is als een eindelooze Zondagmiddag, niets dan verveling en onwennigheid; niets dan vreemde, leege ge zichten, en de enkele prettige bekende zijn onder een hoogen hoed gekropen, en hebben ook hun charme verloren. Augustus in Den Haag, beteekent overal menschcn, die den weg vragen, volle trams, vol strand, en niemand, waar je bij hoort. En het is erg opwekkend om, starend naar de natte ruiten, te constateeren, dat je met dit weer nog maar het beste thuis bent en op de rij af iedereen kun t beklagen die in den vreemde zijn vacantie doorbrengt, de melancholie van Zwitserland, als de toppen van de bergen geen oogenblik uit de wolken te voorschijn komen; de verlatenheid van een huisje op de hei met de doorweekte landwegen; het verblijf aan zee, water van boven, van onderen en aan de kanten; -- maar eigenlijk is het in tle eenzaamheid thuis op 't oogenblik'toch t.n>k niet v rooi ij k. Maar nu begint langzaam-aan het levon weer normaal te worden; in deze week stroomen de vreemdelingen, de indringers weg en sijpelen de menschen, die hier hooren, die hier hun werk hebben, weer binnen. Het strand krijgt weer zijn wijdte terug; de zee, die in Augustus zoo onecht lieverig en coquet kan doen tegenover het inter nationale gezelschap, maar die deze keer, met de onhebbelijkheid van een opgeschoten backfisch, zich niets van haar omgeving heeft aangetrokken en zoo wild en onstuimig is geweest, als in Novem ber,-~ de zee wordt weer van ons, die haar ken nen en haar altijd liefhebben, alleen. En de theaters gaan open; de lezingen, de cur sussen beginnen. We moeten weer vergaderen; er worden weer tentoonstellingen ingericht, comités gevormd; er komen beroemde vreemdelingen; we gaan naar recepties; de groote stadsroes neemt ons weer op, sleurt ons mee en onttrekt <>:;< aan ons eigen broedend gepeins. En we mogen dan dikwijls op zijn opperv'.akkigmakenden invloed afgeven, we zijn zelf allang aan hem verslaafd, en voor wie met zichzelf overhoop ligt, bestaat er geen beter narcoticum. A N N l K S A L O M ') N S HOOFIEN S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl