De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 13 september pagina 13

13 september 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2465 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Petruskerk te St. Odiliënberg vergiftigd wordt, gelijk dit in het afgeloopen tijd perk over heel de wereld geschiedde. Frans Vermeulen zegt hiervan in de Inleiding tot zijn Handboek: Zoo heeft zich dan vooral in ons land de hedendaagsche kunstzinnigheid voornamelijk, en vrijwel uitsluitend, gericht tot schilderkunst en muziek. Maar het wil mij toch een ietwat eenzijdige kunstzinnigheid lijken, die wel hare geestdriftige bewondering betuigt voor een schilderij van Rembrandt, Hals of Vermeer, maar ter andere zijde onbewogen toeziet, dat men een kunstwerk als, laten we zeggen, een middeleeuwsch kerkgebouw, of een schepping van Hen drik de Keyser, klakkeloos ontreddert of vernielt. En er valt toch wel iets aan te merken op een schoonheidsliefde, die in aanbidding opgaat naar een oratorium van Bach, een symfonie van Beet hoven of Mahler, maar zonder een woord of gebaar van verzet verdraagt, dat men de steenen symfonie van een volschoon stadsbeeld, ruw en redeloos uiteenrukt. De grond van deze onverschilligheid, van deze weinige waardeering is altijd en overal weer: het gemis aan helder begrip omtrent het wezen der Bouwkunst." Het is niet voor de eerste maal, dat deze klacht geuit werd, en, gezien de omstandigheden, zal het ook nog wel niet de laatste maal zijn ! Waar echter den laatsten tijd werkelijk symptomen van verbe tering vallen waar te nemen (we denken hierbij aan de uitvoerige verslagen der Stedebouw-con gressen, der laatste Bouwkunst-tentoonstelling en de besprekingen in de bladen der groote woning uitbreidingen in verband met de stichtingen ter verbetering der Volkshuisvesting) zijn we voor de toekomst niet zonder reden hoopvol gestemd. nisonzervroegerebouwstijlen, door zeer vele kunst- en oudheidminnende navorschers moei zaam bijeengebracht. Honderden studies over verschillende kunstwer ken of onderdeelen er van. Het zijn echter alle meer of min fragmenten of brokstukken, die op den man wachtten, die ze oordeelkundig schif ten, saamvoegen en tot een klaar geheel her scheppen zou. Teoordeelen naarden opzet en de thans gepu bliceerde eerste gedeel ten, blijkt in Vermeulen de kracht gevonden te zijn, in staat dit uiterst moeilijk, veelomvattend werk tot een goed eind resultaat te brengen. Dat hij een der eerstaangewezenen voor deze gewichtige taak is, daarop wijst de ge lukkige omstandigheid, dat hij de functie be kleedt van Commies v. h. Rijksbureau voor de Monumentenzorg. De schrijver zit dus aan de beste bron die we op dit gebied in ons land be zitten; en hij heeft uit deze bron op even oor deelkundige als geniale wijze geput. Zijn inzicht in den oorsprong en de geleidelijke ontwikke ling der Nederlandsche bouwkunst brengt veel, dat ons tot heden onbekend was. Het Rijksbureau voor de Monumentenzorg heeft onder de bekwame leiding van zijn Directeur Dr. Jan Kalf, van zijne oprichting af voor de om schrijving en instandhouding onzer oude Monu menten reeds onnoemelijk veel goeds tot stand gebracht. Naast den schrijver mogen we daarom ook dit bureau met deze belangrijke uitgave gelukwenschen; want zonder de stof, daar gedurende onderscheiden jaren reeds verzameld en bewerkt, zou het niet mogelijk geweest zijn, dit uitstekend werk, hetwelk voor ons land een standaardwerk be looft te worden, te ondernemen. H. J. M. W A L E NK A M P CZ. N. B. Zie voor "t de inhoudsopgave enz. van dit bij Martinus Nijhoff te 's-Oravenhage ver schijnend werk de aan kondiging in dit Week blad van 21 Aug. _ , deld en verkreukt terneder ligt. Men heeft dit arme mishandelde woord nog verder ge dreven tot het uitwerpen van weerzinwekkende slijmplakkatengelijk vers>berenen versiberingenzoo zijn wij aan het ministerie-Ruys onder meer fraaie taaiverrijking,,de versiberingvan den staatsdienst" verschuldigd. Als soepel tot soep staat sober tot sop en wij kunnen versober ing een beetje op zijn Deensch als versoppering uitspreken, welke variant trou wens beter zou beantwoorden aan den toestand, dien men heeft weten te scheppen in Neerland's huishouding. H A j E Mijnheer, aangezien niemand z'n snavel open doet om Ued. te kapittelen, moet een ongeroepene wel uit z'n schuilhoek te voorschijn treden. Van den inhoud kan ik me dit begrijpen, Pag. 23. Mag ik U een fraai bijbelwoord naar Ueds. (ongetwijfeld achtbaar) hoofd slingeren? Qfj geveinsde, den balk in uw eigen oog ziet gij niet,maar wel den splinter in het oogUws broeders" Desverkiezende kunt ge dezen tekst zingen op de melodie van Deutschland, Deutschland ueber Alles. Uw Dw. (W.g.) A N T I-T AALVER W OESTER Zoo ik mij van uw beminnelijk gekal, naainlooze vriend, ter wereld iets begrijpen kan, is het dit, dat ge waant, mij op een ergerlijk germanisme te hebben betrapt. Leer nu van mij, goede man, dat sich begreifen" nooit in het Duitsch wordt gezegd, maar dat begrijpen reflexief in hetNederl. niets buitengewoons heeft. Niet zonder reden hebt ge de anonymiteit gekozen, want het is niet prettig, te bek;nnen, dat men heet Pietje Lafmuil. H. RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG TAALVERWOESTING Een werk als het thans verschijnende van Fr. Vermeulen zal eveneens zeer veel kunnen bijdragen tot betere waardeering van de scheppingen der Bouwkunst. Want, laat ons het maar onmiddellijk zeggen, de opzet ervan en de inhoud dezer beide eerste afleveringen zijn uitmuntend. Na het pionnierswerk van A. W. Weissman: Geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst" is dit het eerste oorspronkelijke en compleete, dat over onze vaderlandsche architectuur van haren oor sprong af verschijnt. Weissman's werk vormt meer een begin, eene eerste, hoewel eveneens uitstekende poging; dat van Vermeulen echter is veel volledi ger en gaat dieper in op het wezen der bouwkunst, evenals op de onderscheiden overeenkomsten en verschillen der steeds wisselende tijdperken en stijlen. Het is uitgebreider en beter gedocumen teerd. In het groote aantal tijdschriften en oudheidkundige jaarboeken bezitten we een schat van gegevens omtrent de ontwikkelingsgeschiede34. SOBER. De vorige maal noemde ik soepel als een aardig, schilderachtig woord, dat echter zoo onvoor spoedig was geweest, de prooi te worden van het literaire , en het politieke gespuis en dat onder hun knuisten nu verflenst was tot een vuns modewoord. Dit is ook het lot geweest van sober, een woord dat om frisch en fleurig te blij ven, ook sober gebruikt diende te worden, maar dat nu al lang door tallooze ongewasschen handen gaat en bezoeAbdijkerk te Rolduc, inwendig naar het_koor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl