De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 13 september pagina 22

13 september 1924 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

22 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2465 TJIT HET KLi-A-DSCTïRIJPT J-A-ISTTJE DE MISLUKKING door D. BAUDUIN De zon van Aziëhad met hare stralen den kapi tein La Bataille geschroeid sinds lange jaren, en hem tenslotte midden in de hersens getroffen. De kapitein was een vechtersbaas, een houwdegen, een van die soldaten, die hun leven niet tellen, het gevaar zoeken om het gevaar, den dood in het aangezicht lachen. Bovendien een genieter, een, die de wilde vermaken, de wilde sensaties beminde, wiens vurig bloed haakte naar genot, emoties, wellust en naar nog zooveel meer, wat hijzelf soms niet eens wist te omschrijven. De kapitein was driftig, opvliegend, koppig, onverzettelijk, ruw en soms teerhartig, weerbarstig tegen de discipline, altijd in opstand tegen zijn meerderen, ongunstig aangeschreven om al deze eigenschappen met een zooal niet verdiende, dan toch zeer ver breide slechte reputatie. De kapitein La Bataille droeg bij parades en bij al die andere gelegenheden, waarbij zelfs een man van zijn karakter gedwongen is zich op te sieren, alle eereteekenen, die een Nederlandsch officier niet alleen op zijn bureaustoe!, maar ook op het slagveld kan verdienen. Hij had ze op het slagveld verdiend, de eeresabel, de Willemsorde, de eere teekenen voor moed, beleid en trouw en voor be langrijke krijgsverrichtingen, de gespen, de medaljes, de linten en kruizen. Elk stuk metaal, dat zijn borst sierde was een stil getuigenis van een daad van moed en opoffering, elk kruis had een geschie denis, die onder hen, die 't weten konden, haast tot legende van roem en krijgerseer was geworden. Voor elk lint had de kapitein zijn leven gewaagd, een vijand gedood, op de bres gestaan, daar, waar de lijken lagen, een benting bestormd of ingeno men, de eer van de vlag hooggehouden, soms gered, ons gezag bevestigd en gehandhaafd, beter dan een dozijn opeenvolgende ministers van koloniën. In een woord, als de kapitein zijn eereteekens droeg, verbleekte zelfs de glorie van de gouden generaals kragen. Die eigenschappen, die den kapitein La Bataille tot een dappere maakten en hem zijn decoraties hadden bezorgd, die braken hem in de alledaagsche sleur van het garnizoensleven den hals, die maak ten, dat hij wel als kapitein zou sterven. Zijn onstuimigheid ging waarlijk te ver, zijn avonturiersbloed, zijn condottieri-natuur, ze pasten niet in het kader. Ze zochten een uitweg in vlammende protesten tegen dit of dat, wat zijn meerderen noodig of nuttig vonden, ze vierden zich uit in wilde orgieën met slecht befaamde vrouwen, bij gebrek aan kruitdamp, aan strijdrumoer, aan fanatieke Atchineezen. In zeer geheime rapporten noemden de chefs den lastigen kapitein krankzin nig. Misschien hadden ze gelijk. In elk geval was hij heel anders dan andere kapiteins en dan de chefs zelf, en dat is dikwijls ruim voldoende om iemand gek te noemen. Deze soldaat van de fortuin was een speler, hoe had het anders kunnen zijn? Een speler in hart en nieren, een, die aan de speeltafcl zijn bloed in dolle drift door de aderen voelde stroomen, die met al den hartstocht van zijn avonturiersziel van het kansspel de sensaties vroeg, die de vrede en het doodende garnizoensleven hem niet konden geven. Hij was de speler, berucht om zijn dolle inzetten, zijn fabelachtige brutaliteit, zijn roekeloos tarten van het geluk, befaamd om zijn ecarté-partijen in de garnizoenen van heel Java. In Indic wordt zwaar gespeeld, vooral bij de races, die in elke plaats van beteekenis eenige malen in het jaar worden gehouden. Dan komen de suikerlords afzakken van hun ondernemingen, hun zakken gevuld met goud. Dan komen de vette Chineezen uit hun krotten in de handelswijken, op sloffen en in wijdopenstaande groezelige pyamajasjes, stappen in hun glimmende luxe-auto's en rijden naar de sociëteit, waar ze voor die dagen welkom zijn. Want ze brengen city-bags mee, volgepropt met bankpapier, tienduizenden, hon derdduizenden, soms wel 'n milliocn. En dat heterogene gezelschap van Europeanen en Aziaten schaart zich om de speeltafeltjes, nachten lang, en fortuinen glijden door de smoezelige bejuweeldc Chineesche vingers en door zenuwachtige blanke handen. De kapitein La Bataille had in zulke nachten de geweldige ups en downs van de fortuin gekend. Hij was enkele malen in zijn leven van die tafels opgestaan als een rijk man, hij had auto's en rijpaarden bezeten en champagne gedronken met de mooie vrouwen, die hij met zijn staalblauwe oogen of met zijn geld had veroverd. Hij was ook enkele malen opgestaan, wankelend als een dronken man, lijkbleek, met wanhoop in zijn blik, straat arm, soms, erger nog, niet eereschulden, die hij nimmer zou kunnen betalen. Maar de kapitein DEN HAAG Lunchroom de Bijenkorf", Wagenstraat 45 Complete dagschotelt met Soep t 1.50 Dlnert a t 2.56 Oagelllks Concert Zondags Matinee was er de man niet naar om zich lang door zulke tegenslagen uit het veld te laten slaan. Na uren van verslagenheid, die menig ander man tot den revolver zouden hebben gebracht, maakte zich dan weer van hem een wonderbare vitaliteit meester, die hem ook de grootste moeilijkheden deed overwinnen. Hij schroomde niet om geld te leenen van Chiueesche woekeraars tegen bespotte lijk hooge rente en op zeer korten termijn, voor n week, vóór n dag. Met die fondsen zette hij zich dan elders koelbloedig aan de speeltafel en won. Zoo wist hij zich staande te houden, jaren lang, dank zij de immer weer terugkeerende gunst van het lot. Totdat ook dat hem den rug toekeerde. Toen was het met den kapitein gedaan. Er was iets heel ergs gebeurd. Iets dat nooit had kunnen gebeuren, wanneer er in de aderen van den kapitein La Bataille niet dat wilde bloed had gestroomd en zijn hersens niet al te lang waren geblakerd door de wreedc zon. Hij had gespeeld en verloren, weer gespeeld en weer verloren. De Chi neezen hadden hem geld geleend, en ook dat had hij verloren. Enorme bedragen waren het, die de kapitein moest betalen vóór het einde van die rampzalige week. Aan eereschulden, aan woekergeld. Anders gingen de Chineezen met zijn accep ten naar den regimentscommandant en dan kwam de debacle, het onherstelbare. Maar er was nog iets anders. Er was ook nog een vrouw, een vrouw, die de kapitein kort tevoren op zijn onstuimige wijze hier of daar in zijn woelige leven had ontmoet en veroverd. De eerste, die hij ook in kalme oogenblikken ooit werkelijk had liefgehad; die hij in zijn beste oogenblikken droomde als zijn eigen vrouw, met al de illusies van een nieuw leven en eindelijk vredig geluk, die een dwaas als de kapitein zich kon verbeelden. Bij het bepeinzen van de debacle, die hem wacht te, speelde deze vrouw de groote rol in zijn ver warde gedachten. Zijn ondergang beteekende het BOOKTPATRAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl