Historisch Archief 1877-1940
22
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2465
TJIT HET KLi-A-DSCTïRIJPT
J-A-ISTTJE
DE MISLUKKING
door D. BAUDUIN
De zon van Aziëhad met hare stralen den kapi
tein La Bataille geschroeid sinds lange jaren, en
hem tenslotte midden in de hersens getroffen. De
kapitein was een vechtersbaas, een houwdegen,
een van die soldaten, die hun leven niet tellen,
het gevaar zoeken om het gevaar, den dood in het
aangezicht lachen. Bovendien een genieter, een,
die de wilde vermaken, de wilde sensaties beminde,
wiens vurig bloed haakte naar genot, emoties,
wellust en naar nog zooveel meer, wat hijzelf
soms niet eens wist te omschrijven. De kapitein
was driftig, opvliegend, koppig, onverzettelijk,
ruw en soms teerhartig, weerbarstig tegen de
discipline, altijd in opstand tegen zijn meerderen,
ongunstig aangeschreven om al deze eigenschappen
met een zooal niet verdiende, dan toch zeer ver
breide slechte reputatie.
De kapitein La Bataille droeg bij parades en bij
al die andere gelegenheden, waarbij zelfs een man
van zijn karakter gedwongen is zich op te sieren,
alle eereteekenen, die een Nederlandsch officier
niet alleen op zijn bureaustoe!, maar ook op het
slagveld kan verdienen. Hij had ze op het slagveld
verdiend, de eeresabel, de Willemsorde, de eere
teekenen voor moed, beleid en trouw en voor be
langrijke krijgsverrichtingen, de gespen, de
medaljes, de linten en kruizen. Elk stuk metaal, dat zijn
borst sierde was een stil getuigenis van een daad
van moed en opoffering, elk kruis had een geschie
denis, die onder hen, die 't weten konden, haast
tot legende van roem en krijgerseer was geworden.
Voor elk lint had de kapitein zijn leven gewaagd,
een vijand gedood, op de bres gestaan, daar, waar
de lijken lagen, een benting bestormd of ingeno
men, de eer van de vlag hooggehouden, soms gered,
ons gezag bevestigd en gehandhaafd, beter dan een
dozijn opeenvolgende ministers van koloniën. In
een woord, als de kapitein zijn eereteekens droeg,
verbleekte zelfs de glorie van de gouden generaals
kragen.
Die eigenschappen, die den kapitein La Bataille
tot een dappere maakten en hem zijn decoraties
hadden bezorgd, die braken hem in de alledaagsche
sleur van het garnizoensleven den hals, die maak
ten, dat hij wel als kapitein zou sterven. Zijn
onstuimigheid ging waarlijk te ver, zijn
avonturiersbloed, zijn condottieri-natuur, ze pasten niet
in het kader. Ze zochten een uitweg in vlammende
protesten tegen dit of dat, wat zijn meerderen
noodig of nuttig vonden, ze vierden zich uit in
wilde orgieën met slecht befaamde vrouwen, bij
gebrek aan kruitdamp, aan strijdrumoer, aan
fanatieke Atchineezen. In zeer geheime rapporten
noemden de chefs den lastigen kapitein krankzin
nig. Misschien hadden ze gelijk. In elk geval was hij
heel anders dan andere kapiteins en dan de chefs
zelf, en dat is dikwijls ruim voldoende om iemand
gek te noemen.
Deze soldaat van de fortuin was een speler, hoe
had het anders kunnen zijn? Een speler in hart en
nieren, een, die aan de speeltafcl zijn bloed in dolle
drift door de aderen voelde stroomen, die met al
den hartstocht van zijn avonturiersziel van het
kansspel de sensaties vroeg, die de vrede en het
doodende garnizoensleven hem niet konden geven.
Hij was de speler, berucht om zijn dolle inzetten,
zijn fabelachtige brutaliteit, zijn roekeloos tarten
van het geluk, befaamd om zijn ecarté-partijen
in de garnizoenen van heel Java.
In Indic wordt zwaar gespeeld, vooral bij de
races, die in elke plaats van beteekenis eenige
malen in het jaar worden gehouden. Dan komen
de suikerlords afzakken van hun ondernemingen,
hun zakken gevuld met goud. Dan komen de vette
Chineezen uit hun krotten in de handelswijken, op
sloffen en in wijdopenstaande groezelige
pyamajasjes, stappen in hun glimmende luxe-auto's en
rijden naar de sociëteit, waar ze voor die dagen
welkom zijn. Want ze brengen city-bags mee,
volgepropt met bankpapier, tienduizenden, hon
derdduizenden, soms wel 'n milliocn. En dat
heterogene gezelschap van Europeanen en Aziaten
schaart zich om de speeltafeltjes, nachten lang,
en fortuinen glijden door de smoezelige bejuweeldc
Chineesche vingers en door zenuwachtige blanke
handen.
De kapitein La Bataille had in zulke nachten de
geweldige ups en downs van de fortuin gekend.
Hij was enkele malen in zijn leven van die tafels
opgestaan als een rijk man, hij had auto's en
rijpaarden bezeten en champagne gedronken met de
mooie vrouwen, die hij met zijn staalblauwe oogen
of met zijn geld had veroverd. Hij was ook enkele
malen opgestaan, wankelend als een dronken
man, lijkbleek, met wanhoop in zijn blik, straat
arm, soms, erger nog, niet eereschulden, die hij
nimmer zou kunnen betalen. Maar de kapitein
DEN HAAG
Lunchroom de Bijenkorf", Wagenstraat 45
Complete dagschotelt met Soep t 1.50 Dlnert a t 2.56
Oagelllks Concert Zondags Matinee
was er de man niet naar om zich lang door zulke
tegenslagen uit het veld te laten slaan. Na uren
van verslagenheid, die menig ander man tot den
revolver zouden hebben gebracht, maakte zich
dan weer van hem een wonderbare vitaliteit
meester, die hem ook de grootste moeilijkheden
deed overwinnen. Hij schroomde niet om geld te
leenen van Chiueesche woekeraars tegen bespotte
lijk hooge rente en op zeer korten termijn, voor
n week, vóór n dag. Met die fondsen zette hij
zich dan elders koelbloedig aan de speeltafel en won.
Zoo wist hij zich staande te houden, jaren lang,
dank zij de immer weer terugkeerende gunst van
het lot. Totdat ook dat hem den rug toekeerde.
Toen was het met den kapitein gedaan.
Er was iets heel ergs gebeurd. Iets dat nooit
had kunnen gebeuren, wanneer er in de aderen
van den kapitein La Bataille niet dat wilde bloed
had gestroomd en zijn hersens niet al te lang waren
geblakerd door de wreedc zon. Hij had gespeeld en
verloren, weer gespeeld en weer verloren. De Chi
neezen hadden hem geld geleend, en ook dat had
hij verloren. Enorme bedragen waren het, die de
kapitein moest betalen vóór het einde van die
rampzalige week. Aan eereschulden, aan
woekergeld. Anders gingen de Chineezen met zijn accep
ten naar den regimentscommandant en dan kwam
de debacle, het onherstelbare. Maar er was nog
iets anders. Er was ook nog een vrouw, een vrouw,
die de kapitein kort tevoren op zijn onstuimige wijze
hier of daar in zijn woelige leven had ontmoet
en veroverd. De eerste, die hij ook in kalme
oogenblikken ooit werkelijk had liefgehad; die
hij in zijn beste oogenblikken droomde als zijn
eigen vrouw, met al de illusies van een nieuw leven
en eindelijk vredig geluk, die een dwaas als de
kapitein zich kon verbeelden.
Bij het bepeinzen van de debacle, die hem wacht
te, speelde deze vrouw de groote rol in zijn ver
warde gedachten. Zijn ondergang beteekende het
BOOKTPATRAM