Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
verlies van haar, het vervliegen van hun toekomst
droom.
Om dat alles reisde de kapitein La Bataille
naar een van zijn jongere collega's in een ander
garnizoen. Die jongere collega had de kas van een
regiment onder zijn berusting. De kapitein sprak
lang met hem. Hij schilderde zijn wanhopigen
toestand in korte, afgebroken zinnen; hij legde
al het gewicht van hun oude vriendschap in de
weegschaal; hij herinnerde den jongere aan het
feit, dat hij eens zijn leven had gered. Toen bad
hij om zijn eigen leven en om dat van de vrouw,
die hij liefhad. Zijn staalblauwe oogen schitterden
met een vreemden gloed, zooals wanneer op een
stalen loop het zonlicht ketst. Zij fascineerden, zij
deden de rest.
De ander gaf hulpeloos, verlamd, buiten zich
zelve, de tienduizenden uit de kas van het regiment.
Met dat geld betaalde de kapitein La Bataille
zooveel van zijn schulden, dat de Chineezen met
een kort uitstel genoegen namen. Met de rest zette
hij zich aan een speeltafel, waar fortuinen te winnen
en te verliezen waren, bezield met den
onwrikbaren wil om de eer van zijn wapenbroeder en zijn
eigen gemoedsrust terug te verdienen.
Hij verloor. Hij verloor tot den laatsten cent het
geld, dat hem niet toebehoorde.
Toen hij 's avonds op zijn kamers terugkeerde,
vond hij een telegram. Het was van den ander,
die hem geholpen had, die voor hem had gestolen.
Een noodkreet, vol vertwijfeling in de korte afge
broken zinnen, die voor zijn oogen dansten.
Zaterdag moest het geld er zijn, het ontbrekende
geld uit de kas van het regiment. Dien dag zou de
kas worden gecontroleerd. Voor Zaterdag de resti
tutie, of anders voor hem, den dader, de schande
en de straf!
Versuft, wezenloos, steunend als een gewond
man, strompelde de kapitein naar buiten, het
noodlottige papier tot een prop geknepen in zijn
hand. Zwaar viel hij neer in een stoel in zijn donkere
voorgalerij.
Buiten was de maannacht. Onwezenlijk waren
alle dingen. Het vreemde licht droop van den hemel
De kapitein rilde ondanks de drukkende warmte
van den nacht, die zijn gloeiend hoofd geen ver
koeling bracht. Het eeuwige concert van de
krekels, dat nooit ophield en overal was, benauwde
hem. Het vreemde licht benauwde hem. Hij zag
spookbeelden tusschen de palmen en heesters van
zijn tuin. Hij rukte zijn uniformkraag open, legde
zijn hoofd op het marmeren blad van de tafel en
sloot de oogen om alleen te zijn met zijn gedachten.
Die joegen door zijn hersens als de paarden in een
carroussel. Die joegen om n middelpunt, dat
langzamerhand vasten vorm kreeg in zijn brein,
totdat hij, zonder te weten hoe, er zich eensklaps
klaar en duidelijk van bewust was.
De ander was voor hem een dief geworden, hij
zou stelen om 't weer goed te maken. Neen, die
ander mocht en zou nimmer voor hem boeten,
om zijnentwil ten ondergaan. Het plan teekende
zich al duidelijker af in zijn geest. Hij had nog
drie dagen voor dat het geld zijn moest in de kas
van dien ander. Overmorgen was betaaldag bij
zijn eigen regiment, morgen zou er in zijn eigen
regimentskas een halve ton liggen, misschien een
ton. Er kon geen sprake van zijn, dat hij den beheer
der zou kunnen omkoopen, neen, hij zelf zou
moeten binnensluipen als een gewone dief, de
geldkist openen, stelen en vluchten. De kapitein
huiverde van afkeer bij den loop van zijn eigen
gedachten. Maar toen kreeg onbewust onder het
verwijlen bij het zoo fantastische plan zijn
condottieri-natuur de overhand. Als hij het eens
waagde. Alles op n kaart. Hij had zoo dikwijls
op n kaart gezet, en gewonnen ! Zijn
avonturiersbloed joeg sneller, hij had zich opgericht in de
duisternis, zijn oogen staarden in de verte, zijn
slapen klopte. Als hij de dingen op hun beloop
liet, was hij verloren, als hij waagde, was hij mis
schien rijk met n greep! In zijn verdwaasden
gedachtengang sloop nu ook de wrok binnen,
die hij allang gekoesterd had tegen al diegenen,
die boven hem waren, die hem hadden tegenge
werkt ondanks zijn verdiensten, die gezorgd
hadden dat hij ondanks al zijn heldendaden kapitein
was gebleven en blijven zou, die hem getreiterd
hadden en gezegd, dat hij gek was. De desperado
in hem ontwaakte, hij zou ze laten zien waartoe
hij in staat was, hij zou ze toonen dat hij gek was.
Hij stelde zich hun dwaze gezichten voor, wanneer
ontdekt zou worden, dat hij de dader was, hij stelde
zich die gezichten zoo duidelijk voor, dat hij er
plotseling hardop om moest lachen. Maar hij kromp
ineen bij het geluid van zijn eigen stem. Hij vloog
zijri kamer binnen en grendelde de deur, vol vrees
dat iemand of iets daarbuiten zijn gedachten had
geraden. Entoen verdiepte hij zich in berekeningen,
haastig neergeworpen op een stuk papier, het plan
van den diefstal, de onmiddellijke restitutie van
het daarginds ontbrekende geld, zijn eigen vlucht
met de rest, een haven, een schip, een andere naam,
een vreemd land, een nieuw leven en als alles
veilig bleef, de brief naar haar, om over te komen
bij hem in zijn schuilplaats om samen te vergeten.
Als onmogelijkheden wierp hij dat alles op het
papier, maar bij elk detail dat zwart op wit voor
zijn oogen kwam, groeide zijn neiging tot de daad.
En de nacht verstreek, terwijl hij met zich zelve
vocht.
De witte garnizoensbureaux lagen in den schel
len zonnebrand. De inlandsche schildwacht hing
sloom over zijn geweer naar den weg te kijken,
waarop niets gebeurde. In de koelte van de poort
dommelden twee sergeants. Op het binnenplein
liepen eenige officieren heen en weer in druk
gesprek.
In een wolk van stof rolde een auto aan voor de
poort. De schildwacht, die ondanks zijn slaperig
heid in den wagen een meerdere had ontdekt,
presenteerde automatisch het geweer en verzonk
daarna terstond weer in zijn vorige lusteloosheid.
Een officier in de uniform van
luitenant-kwartiermeester, de kepi diep in het hoofd gedrukt, de
oogen en het bovenste deel van het gezicht bedekt
door een reusachtigen stofbril met blauwe glazen,
liep vlug langs hem heen, groette vluchtig de ser
geants, die van hun stoelen waren opgestaan en
aarzelde even alvorens het binnenplein over te
steken. Maar die aarzeling duurde niet langer dan
enkele seconden. Toen stak hij met fermen pas het
pleintje over, groette met een handgebaar zijne
collega's die vijftig passen verder in hun gesprek
verdiept even het hoofd ophieven, en verdween
achter de deur van het regimentsbureau.
Daar zat een inlandsche sergeant-schrijver
achter een lessenaar te dommelen. De man schrok
bij het onverwachte bezoek, en stamelde eenige
verontschuldigingen. Maar met een handgebaar
legde de officier hem het zwijgen op, en stapte
naar een secrétaire, die in een hoek van het vertrek
stond.
Voor die secrétaire stond een stoel en daarop
zette de kapitein La Bataille zich eenige seconden
neer met den rug naar den inlandschen segeant.
Zijn hart klopte alsof het bersten zou. Hij schoof
den blauwen bril op zijn voorhoofd, maar het was
alsof er een sluier hing voor zijn oogen. Zijn handen
beefden. Maar terstond daarop had hij zijn koel
bloedigheid althans gedeeltelijk herwonnen. Hij
haalde een bos sleutels te voorschijn en paste er
een op het slot van de secrétaire. De tweede poging
lukte. Daar stond in den linkerhoek, zooals hij
verwacht had, de geldkist van het gewone formaat.
Ook nu paste de door hem meegebrachte sleutel.
Het was waarlijk belachelijk hoe alles hern meeliep.
Maar nu vlug. Hij votlde de stekende oogen van
den man, die getuige was, in zijn rug. Met een ruk
tilde hij het deksel op, greep met volle hand,
zonder zich van den inhoud te vergewissel. Maar
de kist was leeg, en terwijl de kapitein wankelde
onder den slag, hoorde hij in het naastgelegen
vertrek plotseling stemmen en naderende voet
stappen. Neg eens bukte hij zich over het kistje,
op den bodem lag onder een couvert een bankbiljet
van duizend gulden. De kapitein hoorde de voet
stappen nog nader komen en zonder te weten wat
hij deed, verfrommelde hij het biljet in zijn hand
en verborg het in zijn borstzak. Toen sloot hij het
kistje en de secrétaire, en zonder op den man, die
hem nieuwsgierig aanstaarde, te letten, waggelde
hij naar de deur als een dronken man.
In een ondeelbaar oogenblik was alles door zijn
brein geflitst, en had hij de ramp, die hem als de
laatste had getroffen, in haar vollen omvang be
grepen. Hij had alles nauwkeurig berekend, al
zijn veronderstellingen waren juist geweest, het
was alles precies gegaan, zooals hij had gedacht,
slechts met het noodlot had hij niet gerekend. Dat
wat anders nooit gebeurde, was gebeurd. De datum
van uitbetaling was een dag vervroegd en de kas
was leeg.
De kapitein La Bataille was zonder hinder het
plein weer overgestoken. Een van de sergeants
onder de poort had hem ditmaal onderzoekend
aangekeken, maar hij had er zich niet door van de
wijs laten brengen, en hij was in de auto gestapt
en weggereden, uiterlijk weer geheel kalm en koel.
In zijn binnenste echter stormde het, en terwijl
hij den wagen in dolle vaart voortjoeg over de
wegen, gingen duizend gedachten door zijn hoofd
en maakten wanhoop en razernij zich van hem
meester, om hun prooi niet meer los te laten. Het
was niet de angst voor de onvermijdelijke ontdek
king, die hem voortdreef, het was niet de versla
genheid over het lot van hem, die hij met zich
in het ongeluk zou storten, niet de kommer over
zijn verwoest leven; dat alles wat daar straks nog
zoo zwaar had gewogen, bestond niet meer. Alleen
slechts de wanhoop van den speler, die voor het
allerlaatst op rood heeft gezet en zwart heeft ge
trokken; de razernij van den speler, die voelt dat
de kans voorgoed is gekeerd en niet meer zal
terugkomen, dat alleen vervulde zijn brein.
Zoo kwam hij thuis. De auto liet hij onbewaakt
IN DE POSTZEGELS
't Is in Pulchri, in ons Haagje,
Nu een . . zegels-paradijs:
Exemplaartjes ziet men hangen
Van een Rockefeller-prijs.
Ziet dat zegeltje van M'anus;
Ziet me die Mauritius",
Dertig duizend goede popjes,
Blaas maar even in de bus.
Ziet dat wonderschoons van Waller,
Wetenschappelijk, volmaakt . .
Alles heeft hij uitgeplozen,
Wat ons eigen zegel raakt . .
Voor millioenen kostbaarheden
Hangen er zoo naast elkaar,
Merkt het spieden, snorren, turen
Van den ras-verzamelaar.
Hoort hem spreken over ,,tanding"
,,Opdruk", plaatfout" en gebruikt",
Sommigen doen of ze weten
Hoe de zegel smaakt en ruikt.
Eerst vond men dat ruilen, plakken
Voor een H.B.S.-er knap,
Tegenwoordig is dat alles
Kennis, kunde, wetenschap.
J. H. S P E E N n o F
i-PAST STALEN RAMEN^TOE
VAN DE <
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN. RAM EN.
langs den weg staan, en zonder om te zien liep hij
naar zijn slaapkamer en grendelde de deur. Toen
wierp hij zich geheel gekleed op zijn bed, en een
po:js bleef hij met wijdgeopende oogen, onbewust
van tijd en plaats, strak voor zich uit staren.
Langzamerhand overviel hem een onuitsprekelijke
moeheid, een doffe berusting kwam over hem.
Eindelijk stond hij met moeite op en keek in den
spiegel. Hij zag een doodsbleek gelaat met holle
oogen, het gelaat van een oud man, grijs reeds aan
de slapen. Zijn oog viel op de uniformjas, die een
deel van zijn vermomming was geweest. Schielijk
trok hij de jas uit, en verwisselde hem voor een van
zijn eigen tunieken. Daarna ordende hij eenige
papieren, verscheurde eenige brieven. Zijn bewe
gingen hadden iets onzekers, maar ook iets
plechtijgs. Hij voelde zich levend dood. Hij regelde zijn
eigen begrafemis. Hij sloot de blinden en het zon
licht buiten. Toen zocht hij zijn pistolen. Hij vond
zijn dienstrevolver, en hij betastte het wapen be
hoedzaam. Hij onderzocht de lading en keek in den
donkeren loop zonder te huiveren. Toen trad hij
opnieuw voor den spiegel met het wapen in de
hand. Zijn blik gleed over de gestalte die zich in het
glas weerspiegelde.Op de uniformjas,die hij gedach
teloos had aangetrokken, glinsterden zijn
eereteekens. Als bij een ingeving trok hij de jas uit en
greep opnieuw het wapen. En toen zijn beeld in
den spiegel in de oogen blikkend, rechtop, zooals
hij vroeger zoo dikwijls den dood in het aange
zicht had gezien, langzaam en bedachtzaam rich
tend, joeg de kapitein La Bataille zich den kogel
door het hoofd.
FONBERS-BIJWIELEN
De naam
ZFOUSTG-IEIRS
op een rijwiel Is een waarborg voor
KWALITEIT
Mod. H.H. in uitr. 4 F. 110.
in uitr. l F. 97.
FILIALEN El ABENTSCHAPPEN IN ALLE PLAATSEN GEVESTIGD