Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2465
P
l
Vraagt Uw leverancier uitsluitend
Delftsche Slaolie 2ÜK Delftsch Plantenvet
EXTRA
?1.20 perheele. ? 0.75per halve
jflesch (verpakking inbegrepen).
DELFIA
?0.58 per tablet van
1/2 K-G. netto.
LET OP HET
GEDEPONEERD HANDELSMERK
Het feit, dat er dagelijks meer
WHITE
VRACHTWAGENS EN OMNIBUSSEN
op den weg verschijnen, spreekt voor zich zelf.
De prijzen zijn concurreerend.
ALLEENVERTEQENWOORDIQINO VOOR NEDERLAND:
N.V. Gebrs. NEFKENS' Automobiel Maatschappij
ALLEEN: AMSTERDAM, Jacob Obrechtstraat 26, Tel. 22507. |
UTRECHT, Nachtegaalstraat 55, Tel. 3061. l
Geen filialen, ook niet in andere p laat s en. J
NAAR MAAT
Fr. SINEMUS
20 Leldschestraat 22 - Amsterdam
LICHT U TOT
<S>^«<fe>»
TEOOJTHOT
VOOR /PECIME
WOON INLICHTINGEN
TOEZEPtDIrtö6RATI5 OPAAMVRAfiE
De Keuze
Uwer Toiletzeep
dient met zorg te geschieden.
Het mag geenszins de luxe
verpakking zijn die U doet
besluiten, maar uitsluitend de
hoogfijne kwaliteit.
Het groote succes onzer
PALMITINE-ZEEP is allén
te danken aan hare weten
schappelijke samenstelling uit
de fijnste grondstoffen. Zij
heeft daardoor niet alleen
een heilzame uitwerking op
de huid, maar zij maakt het
wasschen tot een genot.
Overtuigt U daarvan en ge zult
ondervinden dat zij iedere andere
zeepsoort overtreft.
Koopt nog heden een doos van
3 stuks bij Uwen winkelier en
bewaar zorgvuldig de strookjes.
Ze geven recht op mooie premies.
BIJKOMSTIGHEDEN
CXLII
Dit maakt opeens het heele leven anders. Alsof
je zorgeloos aandraven kwam en dan opeens
tegen iets aanbonsde, dat je kracht brak, dat je
achteruitslingerde en je dan verstijven deed.
Want er was een stilte, die niet te beschrijven is,
en een vreemde majesteit, waar alles klein bij wordt.
Het zwijgen van den dood", in den dood
verstard", woorden, uitgesleten woorden,
clichés. Maar als we er vóór staan, worden ze ons
opnieuw werkelijkheid; wordt ons opnieuw wer
kelijkheid het woord van Vondel:
De dood die spaert nocht soete jeughd,
Noch gemelycken ouderdom.
Sy maeckt den mond des reedners stom,
En siet geleerdheyd aen nocht deughd."
En we staren, en staren en begrijpen het niet. We
wéten het toch: de dood is altijd in ons midden en hij
komt, als een dief in de nacht". We weten toch:
gelijk een bloem is' ons kortstondig leven".
Maar als we er vóór staan en we zien deze bloem,
geknakt in den knop, deze jeugdige teerheid
plotseling zoo strak en hoog geworden, dan is het
een mysterie; iets, dat we eigenlijk nooit hadden
doorvoeld.
Ze was toch een jong meisje als een ander,
slank en droomerig en stralend van belangstelling;
en dat er iets zóó liefs van haar uitging,
was de charme der jeugd en der ongereptheid;
waarom moest ze dan ineens in die veel hoogere
wijsheid worden ingewijd en ons zoo verre achter
zich laten, zoo onzeker en bedroefd? Want dat
zij het nu allemaal weet en dat het goed is, dat
zien wij wel aan haar glimlach, haar bijna mee
lijdende glimlach over ons, stumpers.
En weer opeens tuimelen we duizelend van het
aanvaarden in de verbazing terug: een
herfstmorgen en we liepen op straat; gewone
Zaterdagochtenddrukte. Er was zon en een zoel, blauw
neveltje; er waren overal herfstbloemen,
zalmkleurige dahlia's en paarse asters, en die ijle, broze
chrysanthen; de menschen waren een beetje blijer
dan anders, omdat de regen voorbij scheen. De
bakker zei lachend: Het is, omdat ik morgen naar
Alkmaar moet, naar m'n zoon; daarom geeft onze
lieve Heer zoo'n mooie dag". En de banketbak
kersjuffrouw meende altruïstisch, dat het voor de
restaurants op Scheveningen te hopen was, met
den Zondag . . De japonnenwinkel maakte een
nieuwe uitstalling en kijk, daar waren al
winterhoeden . . Het was alles zoo gewoon, gewoon:
zorgjes, verdrietjes, gekibbel, veel gekibbel, zoo
van menschen, die zich te kort gedaan voelden
of die aan 't loven en bieden waren aan wagens.
Dan was er het huis, met de gordijnen neer, o ja.
's ochtends stond de zon er op; en ik keek even
dom naar die neergelaten rouleaux, en dacht aan
m'n boodschap, dat ik Maandag niet kon, en
bedacht: welken dag dan? terwijl ik belde en in de
gang keek. Maar toen stond ik binnen, en ik zei
het niet; niet van Maandag en niet van een anderen
dag, want hier gelden de dagen niet meer; hier is de
eeuwigheid; en wij, die nog leven, kijken elkaar
met zulke nieuwe oogen aan, alsof alle persoonlijke
banden en alle persoonlijke vervreemdingen
tusschen ons zijn weggevallen. Want dat wordt alles
klein, het houden van elkaar of het grieven hebben
tegen elkaar, of de verhouding van jongere en
oudere, of meerdere en mindere. Want nu voelen
we alleen, hoe we allemaal samenhooren als leven
den, als lijdenden, als wie die donkere poort nog
dóór moeten; en daar ligt het andere, het oneindig
vreemde en verre en imponeerende.
En ik denk aan den dichter Leopold, die het
voor ons heeft gezegd, precies zooals het is:
Zie, in de weeke
peluw, onder de neergestreken
lakens, hier is geheimenis bereid
en ligt een meisje in doodsverschijncn
een kind in zijne onnoozelheid
en al het inenschelijk afpijnen
is armer dan deze nu, vorstin
van andere, gesloten koninkrijken,
een dolende, waar paden wijken
achter de heuvels en een verschiet
een wijdverloren; men vindt het niet.
O, welk een deerlijkheid is dit,
zooals het vrome hoofd gedoken
ligt in de haren en zij strooken
der wangen wit,
de strengen, strak getrokken stroom,
waarin des aangezichts eenlingsbloetn
drijft, rijk van mild wit, overtogen
als van een dauw des doods, een pracht
verzonken in zich, zonder acht
voor anderen, pogend naar het hooge
wonder van zich, van zijn eigen wezen:
en vrediglijk stil gebracht zijn deze
handen en in elkaar geborgen,
schuilende over dit broze vrouwen
lichaam, dat werd met zachte zorgen
geloken en zoet toegevouwen."
Hoe anders is de dag, voor wie den dood heeft
gezien ! Daar loop ik weer op straat in het zoele
neveltje, en ik hoor, hoe een mevrouw nadrukkelijk
betoogt: ,,en toen zei ik . . en toen zei zij . .
maar toen zei ik . ." En een man prijst zijn
bloemen aan, en een kind holt, omkijkend, tegen
me op; ik houd het even vast en denk: Jij ook,
jij ook, en die kromme timmerman, en d'ie zelf
voldane juffrouw, en de melkboer: en de oude dame
in haar wagentje en de jongen op zijn paard in
de zonnige duinen, die sterk is en zich gelukkig
voelt, allemaal, allemaal...
En is het dan wel de moeite waard, om voor iets
te strijden, of om iets graag te willen, als het einde
zoo stil is, en zoo zeker, en niet meer zoo heel
veraf kan zijn? A N N i H S A L o M o N s