De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 20 september pagina 13

20 september 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

V SCHILDERKUNST-KRONIEK DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 G. HOGERWAARD, SUASSO MUSEUM, AMSTERDAM Twee hoófdindrukken blijven over na de bezich tiging van deze verzameling werken door Hoger waard, of liever, drie: geen colorist; een lust tot athletiek; een overeenkomst met Duitsche affiche kunst (soms een met Willem van Konijnenburg's Zacharia: No. 3, de strijdende Menschen). Dat is wat overblijft na het bezien, en wat eenigszins uitvoeriger moet worden behandeld. Het duide lijkst is, dat Hogerwaard geen colorist is; geen schilder, die in een geschakeerd, maar altijd schoonklinkend spel van kleuren zich uit. Wanneer ge toch woudt aangeven welke werken eenigszins werkelijk kleur hebben, dan vindt ge op deze tentoonstelling daarvoor drie schilderijen, die ge nog'met bedeesdheid als met werkelijke kleur durft aanwijzen; 't zijn twee bloemstukken (52 en 48, met de witte pot en 54, het roodgedaakte dorpje). Hier zijn geen nieuwe vondsten gedaan, noch werden hier subtiele schakeeringen gegeven maar de kleur leeft ietwat. Van zelf spreekt hier uit dat wat anders in deze tentoonstelling haar u doet bijblijven, voor zoover zij dat doet. Ik schreef, dat er een zekere lust tot athletiek is te vinden. Ik weet toevallig, dat Hogerwaard physiek zeer be gaafd was, maar al had ik dat niet geweten, dan hadt ge toch door deze tentoonstelling dat willen vermoeden. Er zijn hier te vele Simsonnades" (men veroorlove mij dat woord) om geen lust tot gepronon ceerde lichaamsuitingen of liever geen mogelijkheid tot spier-praestaties in den schilder te kunnen erkennen. Er wordt hier meer dan n paard weer houden in zijn gang: er wordt met lan tegen een stier opgetreden; er is een schets van een man met een germanenbaard, die een zelfden eerbied voor lichaamskracht openbaart: en er is Simson; er zijn daarbij nog boogschutters staande of lig gend, die den boog tot het uiterste spannen, 't zij ze naar beneden schieten, of naar boven den schicht willen jagen. Deze Simson-lusten zijn het meest kenmerkende van de tentoonstelling, en zij geven enkele werken een physieke driftigheid.... zooals in de Martelaars der eerste Christenen." Naast deze voorstellingen schilderde Hogewaard naakten en portretten. Ook daar heeft hij het bezwaar, dat hij geen colorist is, noch edel bouwt: zulke fouten worden duidelijk in het heerenportret van den heer S. v. W., waar de afgebeelde psy chisch werd gegeven als een vos in rust, die op nieuwe streken zinnende is. Dan blijft nog te verklaren de overeenkomst met Duitsche affichekunst. Maar eerst nog iets anders. Hogewaard heeft een lust tot zeekre styleeringen, en tot een openbaarder handhaven van het vlakke in de teekening. Dat is niet steeds bereikt; in de twee wilde beesten, waarvan d'eene steil omhoog staat, komen de klauwen, voor het oog, vóór het vlak van de teekening. Het vlak-zijn is daar niet bereikt; beter is dat in de twee paarden, waarvan 't eene ook oprijst, 't andere met den ruiter neer zonk . . De overeenkomst met Duitsche affichekunst is niet alleen gegeven doordat Hogerwaard geen colorist is. Die komt nog ergens anders in uit. Ge vindt ze in de oplossing van het geval" (b.v. de liggende boogschutter, met aan weerszijden gelijk hoog opstijgende steden) ge vindt ze ook in de kleuren van de figuren, van zulke boogschutters, in hun rood en zwart, waar als bij een gevilde, ge de spierbundels van 't heele lijf ziet liggen, en waar er geen spier is, alles in zwart is gegeven, om zóó den lichaamsvorm duidelijk te houden. Hier is een onmiskenbare Duitsche trek in het werk . . Wanneer we ten slotte deze tentoonstelling vergelijken met wat Hogerwaard vroeger kon en vermocht, dan zijn er technische vooruitgang en vlotter hanteering van de vormen te erkennen, ofschoon in deze zijn Leeuw een teleurstelling is. Het- psychologisch moment is bij Hogerwaard menigmaal afwezig; dat geeft een gevoel, voort durend, van te groote eenderheid. PLASSCHAERT TENTOONSTELLING COLLECTIE KUNSTHANDEL D. KOMTER. A. Mak, Rokin. l?22 September. De heer Komter staat in den reuk van een fijnen neus. Het schilderij gaat bij hem vóór den maker. Hij koopt geen namen maar kwaliteiten. Inderdaad bevat de omvangrijke verzameling die hij thans exposeert (en waarvoor hij in de zalen van den heer Mak zelfs een nietj te overdadige ruimte vond), menig aantrekkelijk en curieus werk. De Hollanders uit de gouden" eeuw vormen de kern. Maar er zijn er anderen, zooals te ver wachten was: Nederlandsche primitieven, latere Vlamingen, achttiende-eeuwsche Franschen, een Spanjaard, een Italiaan; modernen ook: van Gogh, Redon. Onder de namen vindt ge bijna vergetene, maar ook de grootste: Adriaan Brouwer, ZWIJNDRECHT Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan DE RAADSVERGADERING WORDT* MET GEBED GEOPEND EN MET HET WILHELMUS GESLOTEN Rubens, Pieter de Hoogh, Thomas de Keyser, Jan van Goyen. In sommige gevallen is de naam van belang. Het is aardig een voluit gesigneerd en met 1614 gedateerd, goed bewaard en goed geschilderd mansportret tegen te komen van Pieter Fransz Isaaksz (1569?1625), of een wat gepolijste maar nog zeer waardeerbare herbergscène van den niet minder zeldzamen H. Valk, eveneens gesigneerd en gedateerd 1697. In andere gevallen staat de naam niet vast, maar interesseert hij u om het schilderij. Ik denk aan dien manskop uit de Spaansche school waarvan de catalogus zegt: misschien een vroege Dominico Theotocopuli, El Greco", en die in elk geval voor de laatste helft der zestiende eeuw buitengewoon onbevangen en manhaftig geschilderd is; of aan dat portret eener dame waar voor de catalogus Joseph Ducreux"? aarzelt en dat zeker den lieftallig-gemoedelijken kant van het achttiend'eeuwsche Frankrijk allergenoegelijkst illustreert. Er zijn ook gevallen waarin de naam verrast en waarin de beschouwer zou willen aarzelen, als de catalogus niet zoo definitief-geruststellend was. Hier denk ik aan het zonnigste schilderij der tentoonstelling, de char mante interpretatie van een bekoorlijk onderwerp: een binnenplaats vol zonlicht; een jonge vrouw en kind naar den beschouwer gekeerd voor een wijd opengeslagen, kleingeruit venster; een blinkend stilleven op den vensterbank voor hen; een af dakje met prachtige roode pannen achter hen; lucht, licht en warmdoorstoofde muren rondom; een buiten-interieur vol naïeve blijdschap. Maar ais Pieter de Hoogh het geschilderd heeft, had hij dan, ondanks dat alles, niet een zwak oogenblik voor zijn doen? Maar in de meeste gevallen dekt de naam de verwachtingen volkomen: breed en grootsch is een visch-stilleven van Van Beyeren; deftig en stemmig het vogelstuk van Jacomo Victor, minder brillant dan d'Hondecoeter, maar ook minder luidruchtig; onberispelijk ziet een vroeg duinlandschap van Jan van Goyen er uit met drie figuurtjes in zijn meest lossen trant; ruig en mannelijk doet een stal-interieur van Benjamin Cuyp (een van 's Heeren Komtersopmerkelijkstestukken); roman tisch elk der drie landschappen van G. Dubois, waarvan het vroegste kleurig, de beide latere bijna Vraagt onze specialiteit PRISMAKIJKER Alleenverkoop voor Ned. & Koloniën 8 x vergr. a ?40. JOS. HARTO6. Opticien Rotterdam, Hoofdsteeg 17. Tel. 3343 Utrecht, Nobelstraat 28. Tel. 1063 4r^A1I( Koloniën - J «J kleurloos zijn, maar waarin ge altijd een fijnen schilder herkent; het groote portret van Thomas de Keyser ten slotte is in alle deelen zoo voortref felijk geschilderd, dat ge gevaar loopt om de handen en den zakdoek, het gelaat te vergeten. Afzonderlijke aandacht verdienen de stillevens. De heer Komter zou geen waar liefhebber zijn als hij daar geen stille voorkeur voor had ge vindt er met groote namen, deftig en ingetogen, maar ook vele van onbekenden, waarin de kleur het wint van den toon. Die laatsten geven den vroolijken noot in het wat sobere kleuren-gamma der collectie. Ook bij de primitieven domineert de kleur. Een ,,verzoeking van den Heiligen Antonius" die eens op naam stond van den grooten Jeroen Bosch, nu op dien van Herri met de Bles worde afzonderlijk genoemd. Onder de vele Egyptische, Chineesche en Europeesche antiquiteiten valt de bronzen kop van een monnik, vermoedelijk uit den bloeitijd der Italiaansche renaissance, om de machtige conceptie en de forsche modelleering, op. H EN N us E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl