De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 20 september pagina 17

20 september 1924 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

WËkÖLAÖVOOft NÉÓËRLAND ditle" hunner 17de-eeuwscne] kunstbroeders weer voorzetten.) Men kan hiertegen aanvoeren, dat eenige. der ' grootste I7e-eeuwsche Meesters nimmer Itali bezochten. Rembrandt bijv. Dat is zoo. Doch daar staat tégenover, dat de laatste een groot minnaar der Haliaansche kunst was. Men. weet, zijn ver zameling van vooral Zuidelijke kunst was uniek; en het is bekend, hoe eenige zijner scheppingen op die der Italiaansche Meesters geïnspireerd werden. Wat dus ook de reden moge geweest zijn, bat hij in persoon het Zuiden niet bezocht in zijn geest heeft hij er vertoefd en den invloed ervan in zijn werk onmiskenbaar ondergaan. Maar Iaat ons niet afdwalen. Dat zoovele 17e-eeuwsche Bouwmeesters hun land verlieten; had echter naast de zucht tot studie en avontuur een andere meer praktische en proza sche reden,. Na geschetst-te hebben, hoe indertijd de Nederlandsche architecten eveneens denjmachtigenjnvloed der Italiaansche Renais sance ondergingen, waardoor de Nieuwe tijd ook voor onze vaderlandsche bouwkunst aan gebroken was, zegt Slothouwer Tn zijn boek met betrekking tot de hoofdoorzaak van dezen uittocht: tntusschen werden de 'Zui delijke en de Noordelijke Ne derlanders gewikkeld in een bitteren strijd tegen een vreem den overweldiger. Het is n wonder, dat in dezen strijd de nieuwe jonge plant niet onder ?den voet werd geloopen. De ketters werden verbrand, de steden verwoest en uitgehon gerd, en desondanks bleven de kuhstenaars gelooven in het geluk van dit leven en schiepen zij hunne meesterwerken. Voor de architecten, de steen houwers, de beeldhouwers is echter meer noodig dan het geloof alleen; waar de opdrach ten ontbreken, kunnen zij zich niet uiten. Zoo is het .begrijpelijk, dat velen in den vreemde zochten wat hun eigen gemartelde land hun niet bieden kon. Dat dit zoeken niet vergeefsch zou blijken Was te danken aan den naam, dien de lage landen sedert lang hadden weten te vestigen in Europa en speciaal in het noordelijk deel ervan. De glorieuze geschiedenis der Hanze kan hierop de toelichting geven, eene geschiedenis, die doet zien, hoezeer de wegen der kunst gebaand worden door handel en verkeer." Verder wijst schrijver er op, hoe deze handelswegen hoofdzaaklijk overzee liepen, en hoe speciaal aan Noord- en Oostzee en aan de Sont de eerste mach tige invloeden der Nederlandsche bouwkunst merkbaar wer den; en deze invloed drong zelfs door tot in het hooge Noorden. De verspreiding der nederlandsche Renaissance tot in Oenemarken en Zweden is geen op zichzelf staand feit, doch dient gezien te worden als een onderdeel der verspreiding van dien stijl in geheel noordelijk Europa. Als .een kunstig weefsel over geheel noordelijk Europa uitgespreid, liggen daar de bouw- en beeld houwwerken der nederlandsche meesters. En ook naar het Westen, over Engeland, strekt zich dit weefsel uit. Een Henri of Hans van Paeschen heeft steeds gegolden als de bouwmeester van de Londensche Beurs, die, zooals wij weten, voor Hendrik de Keyser als voorbeeld gold voor zijn beurs te Am sterdam. Dat er vele kunstenaars naar het Noorden trok ken Js te begrijpen, omdat de toestanden daar buitengewoon gunstig waren voor een verdere ontwikkeling der bouwkunst, vooral in vergelijking met de rampzalige toestanden in de Nederlanden. Niet alleen deed de Deènsche n Zweedsche adel talrijke kasteelen bouwen, ook de koningen voerden groote bouw-plannen uit endeden, wat hunne be langstelling voor de bouwkunst betrof, niet onder voor de Italiaansche vorsten der renaissance. WH denken daarbij aan Johan III van Zweden (1568?1592) en aan Frederik 11 van Denemarken (1559?1588), die het oude slot Kregen liet ver bouwen tot het machtige Kronborg, dat dien naam ontving, toen zijn zoon Christiaan IV op 12 April 1577 het levenslicht zag." Houden wij dit laatste in het oog, dan behoeft het ons niet te verwonderen, dat de grootste monumenten der Hollandsche Renaissance niet in ons land, doch in Denemarken aangetroffen worden. (Zie bijgaande afbeeldingen). Door het bovenstaande zal de lezer gemakkelijk leeren inzien, van welk een gewichtige beteekenis de Nederlandsche renaissance voor de herleving der architectuur in gehed het Noorden van Europa geweest is. Tot de betere kennis daarvan bracht Slothouwer ons een grooten stap nader. Gelijk ge zegd, heeft hij zijn moeilijke taak op voorbeeldig conscientieuse wijze volbracht. Zijn boek behelst een'studie naar de natuur, daar hijjna verschiltieven zich hier openen. Onze Oud-Nederlandsche bouwmeesters waren van hetzelfde stoere, onbuigzame en bedachtzame ras] als onze zoo terecht vermaarde oude zeevaar ders; alleen werd van hun streven en werken tot heden minder bekend. H. J. M. WALENKAMP Cz. BEURS TE KOPENHAGEN, WESTGEVEL lende reizen naar Denemarken het volgens de bronnen zelf heeft kunnen opstellen. Gelijk we in den aanvang van dit vluchtig over zicht reeds schreven, ligt hier een wij dsch veld ter bewerking van vele andere landen open. Slothouwer's werk vormt daartoe het uitstekend begin; het wijst op de mooglijkheid van onderscheidene achtereenvolgende afgeronde studies over den invloed der Nederlandsche bouwkunst in den vreemde, waarover zoo weinig nog in concreten vorm gegeven werd. Wij denken hierbij aan dien invloed in NoordDuitschland en dan allereerst aan de beroemde oude Hanze-steden, als Lubeck, Bremen, Hamburg, Koningsbergen en vooral aan het nog zoo goed bewaard gebleven, intieme Dantzig. Ook aan OostFriesland met zijn Emden en zijn landelijke, zoo karakteristieke bouw- en ambachtskunst. Verder is er eveneens nog weinig bekend, althans in zooveel mooglijk compleeten vorm, omtrent onze oude architectuur in Oost- en West-Indië, Amerika, Zuid-Afrika, als de Kaapkolonie en Transvaal. Enz. Men ziet, welke wij dsch e perspec1) Bouwkunst der Nederl. Renaissance in Dene marken door Ir. D. F. Slothouwer, architect. Amsterdam P. N. van Kampen, 1924. TAALVERWOESTING 35. VERKAPT Eenjwerkwoord (zich) verkappen hebben de taalverduitschers nog niet aangedurfd, maar met een deelwoord verkapt schermen zij ongemanierd rond (een ver kapte belasting, een verkapte onwaarheid, een verkapt dreige ment, verkapte protectie) en zij hebben bij het lauwe, onver schillige publiek allen wil van hun brutaalheid. Van verkappen" is verkapt niet te scheiden. Wie nu nog luistert naar zijn taal, zal in verkappen" hooren: iets ge heel in j stukken kappen" of reflexief "?een ander kapsel op zetten". De eerste beteekenis vooral zal dadelijk bij hem opkomen. Maar een nog on bedorven Nederlandsch oor zal zich niet laten opdwingen, dat verkappen" het begrip ver bergen onder , onzichtbaar maken door een kap" weergeeft. Of al het Duitsche verkappt" 'deze grondbeteekenis heeft en dat een Duitscher het zoo ver staat, gaat het Nederlandsch niet aan. Wat moet het Nederlandsch met dit verkapt uitrichten? Naar de uitspraak is het foeileelijk met l, zijn opeenhooping van harde klanken en naar de be teekenis, die het zich aanmatigt, doen wij er een bedroefd slechten ruil mede, als wij toelaten, dat het zich dringt in de plaats van heimelijk, bedekt, verhplen,vermomd" en andere eerlijke ken merkend Nederlandsche woor den. Vermomd" zou in zijn figuurlijken zin zelfs heelemaal voor dien indringer moeten 'wijken en dit ware een bitter verlies voor onze taal, daar het woord door zijn doffe klank kleur en ondubbelzinnige be gripsvertolking tot haar beste eigendom mag gerekend worden. HAJE Bij de onthulling van het borstbeeld van J. H. van Dale te Sluis heeft volgens d» bladen de Middelburgsche advocaat Mr. P. Dieleman geschetst hoe van Dale duidelijk maakte, dat een volk, dat de taal zijner vaderen verzaakt, alle eigendommelijkheid verliest, dewijl het zich geheel verbastert." Als Mr. D. dit werkelijk zoo gezegdjheeft, vrees ik bij hem voor een vlaag van eigen domheid, waarvoor de geest van v. Dale niet verantwoordelijk is. Cornelis Veth vindt het jammer, dat de opschriften in het Leidsche Museum van Oudheden zoozeer het kenmerk dragen van on-Hollandsche cultuur" en maakt verder aan merking op de onheimelijke hoogte" der Egyp tische afdeeling van dit museum. De heer Veth schikt deze beide woordparen verkeerd. Onhollandsch" hoort bij hoogte", maar onheimelijk" bij cultuur". H. PAT»AM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl