De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 20 september pagina 3

20 september 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE'AlltSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE HERKOMST VAN DE BELASTING OP LUCIFERS ? Teetöhing yfii>r de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek IJaar de Mfl^rijsche Ct." verneemt, zou de Regeering voornemens zijn een * j ; belqgimg op lucifers in te voeren van l et. per doosje. f , r MINISTER COLIJN: ,,DAAR GAAT ME 'N LICHT OP!' DE SCHOOL AAN DE OUDERS In den schoolstrijd heeft ook de leuze de school aan de ouders" overvloedig dienst gedaan. Het heette dat niet slechts opgekomen werd voor het recht der ouders om zelf in volle vrijheid voor hun kinderen de school te kiezen, maar bovendien voor hun zeggenschap over de inrichting en het karakter der zelf gestichte en zelf bestuurde school. Ongetwijfeld een juist principe, niet alleen voor hen die van de keuze der school een gewetenszaak maken, in zooverre naar hun verlangen ook het onderwijs en de opvoeding in de school behoort te worden dienstbaar gemaakt aan een bepaalde godsdienstige overtuiging of kerkelijke leer, maar ook voor wie er anders over denken en met de voor allen toegankelijke z.g. neutrale school genoegen nemen. Het kan toch niet anders dan ten goede werken, als de aandacht der ouders voor de school wordt gemaakt tot daadwerkelijke belang stelling, en aan hen een positieve taak wordt gegeven in de dingen, welke de school raken. Dit behoeft met openbaar of bijzonder, met neutraal of confessioneel onderwijs niets te maken te hebben. Wel echter mag, althans ten deele, in het aan heffen dezer leuze een reactie gezien worden tegen ' de geheel ambtelijke verzorging van de openbare school, waarbij alles van boven-af werd opgelegd en zeker mag dat in den weerklank, welke den leuze in zeer breede kringen steeds gevonden heeft. Iets anders is het, of deze schoone theorie ook praktische verwezenlijking heeft gevonden. Wie in de wereld van het bijzonder onderwijs heeft verkeerd en daarin goed heeft toegeluisterd en rondgekeken, heeft alle reden het te betwijfelen. In den regel zijn en worden de ouders daar even radicaal en stelselmatig gehouden buiten de be handeling der on derwijszaken en het schoolleven en staan er de ouders en de onderwijzers in 't alge meen even vreemd, met het typische tikje stille vijandig heid, tegenover el kaar als bij het openbaar onderwijs. Trouwens, nie mand minder dan Mr. De Savornin Lohman liet zich, schrijvende in De Nederlander", hier over eens in de volgende bewoor dingen uit: De benoeming van de onderwijzers geschiedt door de besturen, en aan de ouders is, althans in verreweg de mees te gevallen, niet de minste invloed ge geven op den gang van het onderwijs. Natuurlijk kunnen de ouders zich over het onderwijs of den onderwijzer bekla gen, maar te zeggen of te beslissen heb ben zij niet; noch in de openbare noch in de bijzondere school.",»»» Het waren en zij n meest de besturen, die in volheid van macht en bevoegd heid over de school gaan, en, in aanmer king genomen de zeer invloedrijke po sitie van de geeste lijkheid van alle richting in het bij zonder onderwijs, valt het te betwij felen of zelfs in die besturen het ouder lijk element wel een groote plaats in neemt. Het schoolbestuur neemt bij het bij zonder onderwijs ge lijke plaats in als bij het openbaar onderwijs het ge meentebestuur. Maar dadelijk toch bespeurt men hier een ver schil, dat spreekt in het voordeel van het bijzonder onderwijs. Een schoolbestuur mag nog zoo autoritair op treden, met volkomen terzijdestelling van de ouders, ten slotte is of heeft het zich gevormd met het speciale, beperkte en bepaalde doel de school of scnolen te verzorgen en te besturen en daaraan alle aandacht en krachten te besteden. Met een gemeentebestuur is het geheel anders gesteld; dit wordt samengesteld ten gevolge van po'.itieke verkiezingen, waarvan de inzet een groot aantal van de meest verscheiden onder werpen is en, eenmaal gevormd, heeft het zijn aandacht te schenken aan alle belangen der ge meente van den meest uiteenloopenden aard, waaronder dan ook het onderwijs gerekend behoort te worden. Toevalligerwijs kan zoo'n gemeente bestuur warm voelen voor het onderwijs, maar zekerheid daaromtrent bestaat geenszins, en het is even goed mogelijk dat het er niets voor voelt. Het is duidelijk dat in deze het bijzonder onder wijs er heel wat beter aan toe is dan het openbaar. Dat was vroeger zoo, en het is onder de tegen woordige wet niet anders. De organisatorische vorm van het bijzonder onderwijs is beter dan die van het openbaar, ondanks de zeer vaak onvolkomen verwezen lijking. De huidige wet zegt, dat bijzondere scholen zulke zijn, die uitgaan van rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen en vereenigingen. Die, welke uitgaan van instellingen, zullen nooit vrije" scholen zijn en slechts zeer zelden als scholen van de ouders" kunnen gelden; men denke bijv. aan de scholen der roomsche kerk, van kloosters, enz. De scholen van vereenigingen echter kunnen in den waren zin des woords van de ouders" zijn, en het hangt van hun zelfbewustheid en geestelijke onafhankelijkheid af of ze dat in steeds meerdere mate zullen worden. Voorloopig moeten we ons ONZE MAGAZIJNEN D E N H A A G EN AMSTERDAM ZIJN OOK ZATERDAGS TOT6UURGEOPEND daar niet al te veel van voorstellen, maar de ont wikkeling kan althans, onder bepaalde voorwaar den, in de goede richting gaan. Stellig zou de ware vrijheid van 't onderwijs bevorderd worden en de kans toenemen, dat de bijzondere school werkelijk werd de school der ouders, indien uitsluitend aan schoolvereenigingen met vrij lidmaatschap de stichting en het bestuur van bijzondere scholen werd toegelaten. Deze vrijheid zal en moet echter in den modernen staat steeds beperkt worden door de bindende voorschriften, welke de wetgever stelt, om aan het onderwijs een vasten norm te geven. En die staatsbemoeiïng neemt natuurlijk in omvang en beteekenis toe naarmate de financiëele bijdrage van den staat toeneemt. Maar de staat is bovendien in zijn eigen belang verplicht het groote volksbelang, dat het lager onderwijs is, zelf ter hand te nemen en in de hand te houden. Openbaar onderwijs, d.i. onderwijs rechtstreeks van overheidswege verschaft, is en moet er blijven. Dit is niet slechts het hoogheidsrecht van den staat, maar het is tevens een zijner eerste verplichtingen ten aanzien van de volks verzorging. Dit alles neemt echter niet weg, dat het in het belang, ook en juist van het openbaar onderwijs moet worden geacht, dat het bestuur over dezen geregelde verzorging van dit onderwijs zoo weinig mogelijk ambtelijk geschieden. In den organisatorischen vorm kunnen en moeten aan het openbaar onderwijs de voordeelen van het bijzonder onder wijs verschaft worden. De centraliseerende strekking van de huidigelager-onderwijswet is daarmee in lijnrechten strijd; deze verarmt" het openbaar onderwijs en doet de levende belangstelling er voor verdwijnen. Ons heele lager onderwijs lijdt onder het functionnarisme, maar uiteraard het ergst wel het openbaar. Terwijl thans ongeveer alles tot rijkszaak en staatstaak is gemaakt behalve dan het betalen, waar de gemeenten goed voor geacht worden , behoort ook het openbaar onderwijs meer en meer te worden gemeenschapszaak, volkstaak, zaak der ouders. Wat meer vrijheid van beweging moet aan het onderwijs worden gegeven, waardoor het zich meer en beter dan thans kan richten naar geweste lijke en plaatselijke behoeften en gebruiken; een stelsel van ver doorgevoerde decentralisatie zal de heerschende centralisatie moeten vervangen. Maar bovendien zullen de ouders der leerlingen en andere belangstellenden in het onderwijs zoo veel mogelijk betrokken moeten worden in de zaken van de openbare school, in de vraagstukken van onderwijs en opvoeding, in den arbeid en de taak der onderwijzers. De lager-onderwijswet kent oudercommissies en plaatselijke schoolcommissies, maar het zijn beide ziellooze en futlooze lichamen, daar ze zonder behoorlijke taak en bevoegdheid zijn gelaten, Waarom kan, onder toezicht van en in samen werking met de gemeentebesturen,. het bestuur der openbare scholen niet worden opgedragen aan commissies, welke althans grootendeels gekozen worden door en zooveel mogelijk uit de ouders der schoolgaande kinderen? Zoo zou het volk zelf, dat openbaar onderwijs verlangt, zou de gemeenschap, zouden de ouders betrokken worden in het schoolleven, en kreeg de school door een levend contact meer kans op aanraking en samenhang met het maatschappelijk leven, en meer begrip van de eischen, welke de maatschappij aan haar stelt. Het zou beiden ten goede komen ! De leuze: de school aan de ouders, kan gevoege lijk ook met betrekking tot het openbaar onderwijs worden overgenomen. Zoo die leuz; stelselmatig en beleidvol wordt doorgevoerd, zal de openbare school, en daarmee de gansche volksontwikkeling, er goede vruchten van plukken. Van een bureaucratische instelling zal zij kunnen worden een levend organisme, wortelend in den volksgeest en daaruit haar sappen trekkend, en meer dan thans in staat zijn bij te dragen tot ver hooging van onze volkskracht! C. O. R o o s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl