De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 20 september pagina 5

20 september 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND >?zooals gezegd de nieuwe dubbele camera en Fig. 4 de museumzaal. Bedenkt men .hierbij dat Prof. de Sitter en Dr. J. Woltjer een derde afdeeling, de theoretische, voor hunne rekening hebben genomen, terwijl de heer C. H. Hins de leiding heeft over het werk ?aan den meridiaancirkel, dan kan men zich over de veelzijdigheid, waarmede thans te Leiden de ster renkunde beoefend wordt, niet anders dan ver heugen. In deze Sterrenwacht, in die te Utrecht, welker "werkprogram niet tot een der Leidsche afdeelingen -toehoort, in het Kapteijn-laboratorium te Gronin gen, in het Instituut voorzonne-waarnemingen, ver bonden aan het Physisch Laboratorium te Utrecht en in het Astronomisch Instituut der Amsterdamsche Universiteit bezit Nederland thans 5 astronomische werkplaatsen, die het in de laatste jaren tot een groote mogendheid" in de Sterren kunde gemaakt hebben en welker instandhouding van groot belang is voor de eervolle plaats, die ons land in de beoefening der natuurwetenschappen inneemt. Prof. de Sitter kan, met trots en voldoening, terug zien op den dag waarop de gereorganiseerde Sterrenwacht officieel werd ingewijd. De taak, waaraan hij zich, sedert zes jaren, met groote vol harding gegeven heeft, is zoo goed als volbracht. De eer daarvan deelt hij, zooals hij in zijn toespraak duidelijk liet uitkomen, met al zijn medewerkers. Wij zijn daarvan ten volle overtuigd; ook in de wetenschap is het met onwillige honden slecht hazen vangen"! Maar wij zijn er evenzeer van over tuigd, dat alleen de bezielende leiding van een man, die weet wat hij wil, en uit zijn helpers al datgene kan halen, waartoe hunne hoedanigheden van hoofd en hart hen in staat stellen, een weten schappelijke inrichting kan maken tot een bloeien de onderneming. Zonder zulk een leiding (wij hebben het o.a. bij het bezoek aan een voortreffe lijk uitgeruste buitenlandsche sterrenwacht kunnen Fig. 4. De Sterrenwacht te Leiden. Niejiwe museum-zaal. Aan de wanden hoekmeet-instrumenten uit vroegeren tijd; op tafe! ver schillende typen oude spiegelteleskopen; in de glazen kast rechts de heliometer vaststellen) kan zij zelfs met goede helpers ontaarden in een verzameling dood materiaal. Zoo moge, ook in latere jaren, de dag van 18 September 1924 in zijn volle waarde geschat blijven, niet alleen door hen die belang stellen in den bloei der Leidsche Universiteit, maar door allen, wien de wetenschappelijke plaats van Neder land in de rij der volken ter harte gaat. Illuxit vere candidus ille dies. J. VAN DER BILT BOLLAND'S COLLEGES Op twee wijzen zijn ons de gedachten der groote wijsgeeren overgeleverd : in door hen zelf geschre ven verhandelingen (zooals door Plato), of in college-dictaten van hun leerlingen (zooals mis schien het geval is met vele van de tot ons geko men werken van Aristoteles.) Wat de gezamenlijke werken van Hegel betreft, deze bestaan slechts ongeveer voor de helft uit eigenhandig geschreven deelen, terwijl de andere helft gevormd wordt door na zijn dood bewerkte college-dictaten van zijne leerlingen. Het heeft zin, dat leerlingen die gedeelten van de leer, welke door den meester slechts mondeling behandeld zijn, voor het nageslacht trachten te bewaren door deze uit hun dictaten te reconstrueeren; bij gebrek aan beter, d. w. z. bij het ontbre-ken van hetgeen de meester zelf in nauwkeurige overweging op schrift zou hebben kunnen bren gen, stellen we ons dan tevreden met het dictaat van den leerling. Dit zal echter onvermijdelijk tweeslachtig en tevens te beknopt zijn, tenzij het een stenographisch verslag is, in welk geval echter toch in den regel het door den wijsgeer zelf op schrift gestelde woord zi/iverder zal zijn. In de improvisatie der voordracht sluipt allicht hier en daar iets minderwaardigs in, dat men in de rustige overweging bij het geschreven woord niet zoo zou hebben laten drukken. Waar nu verschillende leerlingen van Bolland na diens overlijden den tijd gekomen en zich ge roepen achten om hetgeen zij op de colleges van hun leermeester opteekenden te publiceeren, daar hebben we te overwegen of dit zin heeft en of dit verantwoord is; in casu betreft dit Bolland's logica-colleges, uitgegeven door mej.Vas Nunes. 1) In het algemeen is tegen dergelijke publicaties van Bolland's colleges bezwaar te maken; voor eerst is het juridisch niet geoorloofd, en voorts zal het in het algemeen philosophisch wel niet verantwoord zijn: eventueele liefhebbers tot pu blicaties mogen zich wel ter dege afvragen, of zij zich zelf competent tfiogen achten zuiver en getrouw het gehoorde te reproduceeren, n, indien zij dit kunnen, of hunne publicaties een bijdrage vormen zullen, die werkelijk in een leemte voor ziet en die tevens tot de hoogte van Bolland's ge schreven woord reikt, om niet te zeggen deze overtreft. Wat nu het college-dictaat van mej. Vas Nunes betreft, behoeft althans aan hare philosóphische bevoegdheid niet getwijfeld te worden. Zij kent door haar vijftien jarea lang volgen en op schrift brengen van Bolland's colleges diens werk en geest zoo nauwkeurig als weinigen; we kunnen wel zeggen dat haar geest zich tot volkomen congruentie met dien van haar geliefden meester heeft gevormd. Overwegen we nu echter, waar Hegel zelf twee malen en Bolland reeds drie malen eene doorden king van de logica hebben laten drukken, en we dus reeds vijf bewerkingen der logica hebben, of deze nieuwste logica door mej. V. N. uitgegeven in eene philosóphische leemte voorziet, dan moet dit betwijfeld worden. Ik kan niet zien, dat hare uitgave het Collegium Logicum in het algemeen verbetert, nieuwe gezichtspunten opent of zuiverder en uitvoeriger ontwikke lingder overgangen-(en dat is het wezen lijke) geeft. Als argument voor hare uitgave dient de bekende uiting van Bolland,dat het (ware) toch eigenlijk in zijn boeken niet staat: Wie het nooit gehoord, enkel maar gelezen heeft, heeft veel kans, er niet achter te komen". Nu, ik wil de paedagogische beteekenis van mon delinge inleidingen en samenspraken allerminst ontkennen, maar het ware begrip van de methode van Hegel en Bolland verkrijgt men toch eerst in de eenzaamheid van het studeervertrek door zich te verdiepen in hun boeken. Dat de leer een geval van de leer is", geldt evenzeer van het gesproken als van het geschreven woord. En Bolland's uiting: in mijn boeken staat het toch eigenlijk ook niet'", is een eenzijdigheid, in zooverre hij hier het besef van het onvermijdelijk gebrekkige in elk afzon derlijk geval van begripsontwikkeling te sterk laat spreken, wat hij elders gecorri geerd heeft: b.v. Das Wahre ist Einheit des Sagbaren und Unsagbaren und durch die Rede hindurch hebt sich das stumme Anfangliche oder anfangliche Stumme in der Stille der Ewigkeit auf; immerhin aber bleibt das Unsagbare das Unsagbare, welches sich als solches nennen und sagen lasst und in vernünftiger Rede sich selbst verkehrt. Das Vernünftige ist sogar nur in der Sprache wirklich". Stellen wij eens een oogenblik, dat het waar is, wat wel beweerd wordt, dat Bolland's mondelinge voordrachten (in casu over de logica) vee! zui verder enz. waren, dan wat hij geschreven heeft, dat zijn gesproken woord het ware is geweest, dan kan het toch niet anders, of de dictaten van zijn leerlingen, al zij n ze ook van de kwaliteit van mej. V. N., moeten beneden het gesprokene blijven. In het oictaat van mej. V. N. is veel weg gebleven, wat niet anders kan, tenzij men stenographeert, hetgeen al blijkt ars men den omvang er van vergelijkt met het gestenographeerde Collegium Logicum. Bekend is bovendien, dat Bolland zelf in dat stenogram veel heeft moeten verbeteren; zouden dat alleen fouten van den stenograaf geweest zijn?.... Men kan niet anders dan de voorkeur geven aan het door den redemeester zelf geschreven woord. Dictaten van zijn leerlingen uit te geven heeft, zooals gezegd, alleen zin, indien het gedeelten der leer betreft, die de meester zelf niet heeft uitgegeven, zooals bij Hegel het geval is geweest; maar het was hier bij Bolland's logica niet noodig. Een ander belangrijk punt is nog, dat het ge vaarlijk is, indien men in z'n eentje tot dergelijke uitgaven overgaat. Bij iemand van de competentie van mej. V. N. weegt dit niet zoo zwaar, maar er zijn reeds andere voorbeelden van uitgevers van Bolland-dictaten, die daarmede de zaak meer nadeel dan voordeel hebben toegebracht. cent Toen de leerlingen van Hegel besloten zijne gezamenlijke werken uit te geven en daaraan 'bewerkingen van diens college-dictaten toe te voegen, hebben zij zich vereenigd tot eene com missie, terwijl bovendien bij het samenstellen van die Vorlesungen" niet de dictaten van n, maar van verscheidene leerlingen als grondslag hebben gediend. Het ware wel gewenscht, dat dit voorbeeld hier werd nagevolgd; deze com missie, waarin in de eerste plaats mej. Vas Nunes zitting behoorde te hebben, zou zich eerst be hoorlijk van het auteursrecht dienen te verze keren, en zich tot taak moeten stellen een vol ledige, nieuwe Uitgave van alle werken van Bol land, waaraan dan tevens uitgaven van college dictaten, voorzooverre dit wenschelijk mocht blijken, zouden kunnen worden toegevoegd. Dat aan nieuwe uitgaven van Bolland's werken be hoefte bestaat, blijkt wel uit de prijzen, die op verkoopingen o.a. voor zijn Collegium Logicum geboden worden. Na al deze bezwaren en wenschen geuit te heb ben, kan ik overigens mej. Vas Nunes' uitgave aanbevelen als een boek, dat zeer geschikt is, om door nog niet op de hoogte zijnde belangstel lenden ter hand te worden genomen. Wijlen Dr. J. M. Fraenkel schreef in het April-nummer van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte": de naar Hegelarij begeerige leerling zal eerder door de logica zelve, voorloopig voor hem dan de techniek van de uiteenzetting der kategorieën getrokken worden alvorens hij kracht genoeg heeft om het zooveel zwaard e e procédéder Phaenomenolog'e te doorstaan; er is wel geen koningsweg in de wetenschap, maar men moet het den leerling ge makkelijk maken, hem niet afschrikken in een inleiding". De inleiding, die de Logica-overlevering van mej. V. N. vormt, is in dien zin uitmuntend. Het boek is niet zoo groot van omvang en niet zoo Uitvoerig in de begripsontwikkeling (wat zou er b.v. vél meer van de oordeelen en de sluitrede te maken zijn !) dat de aanvanger wordt afgeschrikt. Zoo laat het zich door buitenstaanders gemakkelijk lezen, getuige de aangename verrassing" van den heer Ch. M. v. D., die in De Gids" van Februari j.l. schrijft: Vele jaren van meening, dat hij van Hegel en Bolland toch niets begrijpen kon, hield hij zich buiten haar wijsgeerige ge schriften, maar nu deze Logica" d. w. z. de hier besproken uitgave van mej. V. N. hem in handen komt, ontwaart hij bij zich zelf veel meer gemak om ze te volgen (hoewel lang geen volkomen gemak) dan hij had durven denken. Bolland is hier duidelijker dan het gerucht van hem gaat, en menigen buitenstaander wellicht zal mej. Vas Nunes met dit boek aan zich ver plichten als met een inleiding in de wijsbegeerte van Hegel en mér nog in die van Bolland zelf". Hiermede is dus empirisch aangetoond, dat de dictaten van mej. V. N. zich uitstekend leenen .om buitenstaanders de oogen te openen. Te hopen valt echter, dat zij het daarbij niet zullen laten, maar zullen voortgaan met vooreerst Bolland's inleiding tot zijn Collegium Logiciim te lezen (blz. l?206), welke beschouwingen in het dic taat van mej. Vas Nunes ontbreken, om zich daarna eerst in Bolland's overige philosóphische werken en vervolgens in die van Hegel te ver diepen, waarbij men zoolang men het zelf nog niet kan begrijpen heeft aan te nemen, voor eerst dat die studie dan niet met veel gemak" mag en kan gaan, en voorts, dat eerst de door denking van Hegel's Phaenomenologie tot begrip van begrip kan leiden. S. A. VAN L U N T E R E N 1) G. J. P. J. Bolland's Colleges, uitgegeven door ESTER VAS NUNES; I, Logica. Haarlem, J. W. Boissevain en Co., 1923. CADILLAC V. 63 Ieder, die het heeft gebracht tot een CADILLAC V 63, behoeft het op auto mobielgebied niet verder te zoeken. K. LANDEWEER - UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl