Historisch Archief 1877-1940
DÉAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE DRIE FRATELLINI
CLOWNS
Toen de drie Fratellini enkele maanden geleden
ter officieele decoratie op de planken van de
Comedie Francciise verschenen, waren het misschien de
eerste clowns die, na Molière, weer eens in zijn huis
werden toegelaten en het was geen toeval dat in
die omgeving, waar de strenge oude tragedie een
van haar laatste toevluchten vindt, de nieuwe liefde
voor den potsenmaker bleek.
Misschien was het ook voor het eerst dat men
den clown de reddingsmedaille voor tragedie op
zoo statige Wijze uitreikte, die hij en zijn familie
sinds zooveel eeuwen verdiend hebben. Het zal
zeker niet zoo bedoeld zijn, het was maar een
lintje als alle lintjes, maar de muze van den clown
houdt van ironie en laat over zich denken zoo men
wil. En dit was een lintje waarbij te denken viel,
een eigenaardigheid
Het eigenaardige is dan dat sinds eenige jaren,
overal waar het tooneel zich vernieuwt, de clown
verschijnt..
De zwartgalligen meenen wellicht dat hij een
triomfantelijke cabriool slaat op de puinhoopen
van het statige tooneel of dat zijn roode neus een
der natuurlijke teekenen is van den groven smaak
de.r menigte; er zijn idealisten van de soort die
alles willen verbeteren met n
nieuwe idee, al is het een clown, en
die al niets anders meer zien dan
zijn schitterende pailletten waarin
volgens hen de heele toekomst spie
gelt; maar een idealist ziet vaak
te weinig en een zwartgallige vaak
te veel. Om den clown goed te zien
moet men als de clown doen: de
variteiten en rariteiten van de wereld
zoo zakelijk mogelijk zien en ze dan
weer vergeten in de fantasie.
De feiten zijn dat over de heele
wereld de klucht, vaak grof genoeg,
het statige tooneel redt. Het is
voor den waren aristocraat niet aangenaam door
een groven broeder in het leven te worden gehou
den, maar in onaangename omstandigheden leert
men elkaar kennen en het bleek tenslotte dat de
redder eigenlijk nog van veel ouderen bloede was dan
de geredde aristocraat en al in het boksvel danste,
iang voor de strenge tragediespeler wet en werk
der goden openbaarde.
Men was vergeten dat de heele
tooneelgeschiedenis met veel profijt te zien is als een
broedertwist tusschen die twee eeuwenoude regeerende
machten, de klucht en de tragedie. Zelfs de oudste
tooneelschilder, die nog altijd uit brave traditie,
beiden het tragische en het komische masker, op het
gordijn schilderde, was het vergeten, al bleef het
eene met een duivelsch knipoog in de zaal kijken
en al sloeg het ander nog steeds zijn oogen omhoog.
Het was een flauw allegorie'tje geworden; maar
het is een groot symbool.
Tant de choses dans un menuet!" Maar er zit
eenmaal in een clownsmuts altijd meer dan men
denkt en niemand heeft ooit geweten wat er al niet
uit komen kon. Men heeft Harlekijn en de Grieksche
boksdansers en de Italiaansche commedia
dell'artespelers en de potsenmakers en spullebazen en al
het volk dat van God noch gebod wist altijd
eenigszins als de familie van den duivel gezien ;
en de groote tragedie heeft nimmer be
staan zonder een groot geloof dat in haar
strijden kon en beseffen. De clown,
Pallenberg, speelt met een rol als de kat met
een muis; Gijsbrecht van Amstel dient.
Maar zonder den een zou de ander
niet lang bestaan, en men vergeet wel
eens dat de duivel van nature het best
den weg naar den hemel kennen moet en
dat het misschien zijn zwaarste werk is
zoolang kat en muis met den mensch te
spelen dat er geen enkele andere weg
meer bestaanbaar schijnt.
En dus zou het ook zeer geleerd te be
wijzen zijn dat de klucht steeds weer de
redding der tragedie geweest is, dat de
tragedie steeds weer verviel en de
klucht steeds weer won en weer nieuwe
mogelijkheden schiep voor de strengere kunst.
Tusschen deze beide polen ligt alle verval en bloei
van het tooneel, alle kristallisatie uit dien donkeren
stroom die menigeen thans weer met zooveel angst
rondom de laatste peilers van het ernstige theater
ziet spoelen. .
Tot nu toe is het tusschen den clown en den
tragediespeler niet zoo verloopen dat men de toe
komst zoo somber behoeft te zien; na de boks
dansers kwam de Grieksche tragedie, de klucht,
het verval; na de kerkelijke spelen de duivel en de
potsenmakers, na hen en de Italiaansche improvisa
tors Molière; en Shakespeare en Calderon, die wijs
genoeg waren om de clown in de trag*edie onder de
trap te laten wonen, handhaafden zich zoo bij de
twee eeuwige speelkrachten der dramatische kunst.
Het groote gevaar voor die kunst is thans minder
dat er geen groote tragedies meer geschreven en
gespeeld worden, als wel dat men de klucht te vaak
minacht en mét de klucht den kluchtspeler en de red
dende krachten. Het is zoover geko
men dat een tooneelspeler zich soms
schamen gaat voor een stevige komi
sche rol zonder meer en alleen de
massa, die zoo vaak gelijk heeft in
wat zij zoekt, al vindt ze dan vaak
het verkeerde, hield voet bij stuk en
verkoos Charlie Chaplin boven het
salon-blijspel. Omdat
Charlie Chaplin, als men
hem scherp genoeg op
de vingers ziet, veel
menschelijker is, en zijn
ambacht perfect kent.
Een clown, die zijn am
bacht niet perfect kent,
is onbestaanbaar; een
tooneelspeler heeft al
tijd nog wel zooveel
woorden te zeggen en
gevoeligheden, diepzin
nigheden etc. te
lanceeren dat men
al is het maar half voldoende, toch blijft
aanhooren. Een acrobaat, die zijn werk niet van
jongsaf aan en goed leerde, speelt voortdurend
met den dood. Een actrice die zeer laat en slecht
leerde tooneelspelen speelt soms met zeven
lauwerkransen om zich heen.
En daarom is het niet kwaad in de klucht, de
clown, de acrobaat, iets anders te zien dan een
middel dat de kas stijft en drie artistieke daden"
per seizoen mogelijk maakt, het is mogelijk ze zoo
te zien dat er nieuwe speelkracht en blijvende liefde
voor het tooneel uit gewonnen wordt, die wellicht
eens tot strenger vorm dienen. Het verschijnsel is
reeds begonnen; de clown en zijn familie zijn binnen
gegaan in alle Europeesche theaters waar nieuw
leven ontstaat. De Russische jonge acteurs worden
getraind als acrobaten. Copeau's leerlingen oefen
den geregeld in het circus onder de Fratellini wat,
bij de strengheid van zijn beginselen, wellicht nog
eenige verstokte harten te denken geeft. Hij leidde
bovendien kort geleden hun memoires in, die Paul
Mariel opschreef in Histoire de Trois Clowns".!)
Jean Cocteau's clownerie staat naast streng, klas
siek streven, Dullin speelt clownerie naast tragedie,
een van zijn spelers,Achard, redde met Voulez vous
jouer avec moa" het seizoen en de eerste zegepraal
van het genre; elders speelt men parades en im
provisaties, het circus begint te herleven als klas
sieke kunst en het heeft immers een traditie
van duizende jaren, klassieker dan menige andere
kunst de füm begint zelfs eenig gebied te ver
liezen en redt zich in de klucht. . . . het is minder
donker in den schouwburg dan het schijnt, als men
die krachten maar erkent voor wat ze zijn en het
eene masker niet vergeet voor het andere. Maar
laten wij eerlijk zijn: wij hebben wat al te veel
alleen naar dat van de tragedie gekeken, en de
klucht maar als een grapje beschouwd; wat alweer
een duivelsche list van haar beschermheer moet
geweest zijn om de ernst van de klucht te verber
gen en de tragedie zoo ten val te brengen. .
Want de klucht is ernst: de memoires der
FratelDe Loge van de Fratellini
lini, een gezellig babbelend boek en daarnaast vaak
een diep pleidooi voor het echte ambacht van den
clown, bewijzen het. Er staat veel trouwhartigs en
waarachtigs in tusschen verdachte fantastische
verhalen en avonturen en wat er aan ernst in aan
wezig is vernielt, der goden zij dank, eindelijk de
legende van den sentimenteelen clown en doet den
clown zien als een ernstig
kunstenaar. En uit die para
dox blijkt dan ook alweer dat
de goede clown, de klucht
speler en de tragediespeler,
leden van twee regeerende
families, ten slotte van^ een
zelfden stam zijn, die door
grooter macht wordt geregeerd
naar het motto ,,verdeel u
en heersch". |«J£3:VI¥-'
p« Daarom zal men het over
den clown als redder ook wel ,
nooit eens worden en was het
dus dwaas over hem^te rede
neeren. Maar toch....
J. B. Poquelin de Molière
zeide: C'est une trange
entreprise que celle de faire
rire les honnêtes gens". En
dat is het motto der
Fratelini
En J. B. Bossuet heeft ge
zegd: Molière est un infame histrion !" en hij
was een statig man., en het gelijk was niet vol
komen aan zijn zijde....
Zoodat men de memoires der Fratellini eens zou
kunnen lezen inplaats van verhandelingen over
de opheffing van het tooneel?
J. W. F. W E R U M E U S B U N I N G
1) Een Nederlandsche uitgave hiervan komt
bij Em. Querido. Red.
NIEUWE BOEKEN
Klein Jantje van Grisec, is de titel van een
leesboek voor jonge kinderen, door J. VAN
SCHERPENZEEL geschreven en met prentjes van Jan
Wiegman geïllustreerd. Uitgave G. Koljf en Co.
Batavia/Leiden.
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAQ
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND