Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 27 September
AM934
i. -i
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E RN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
1 Pr(js per jaargang f 10.
. bfl vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en, Administratie :
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
MAROKKO
Marokko twintig jaar geleden was dat een naam, waarmee
wij vertrouwd waren geraakt. En Waarmee wij voortaan vertrouwd
bleven. Want van 1904 tot 1911 heeft de Marokko-kwestie ge
duurd. En het heeft maar weinig gescheeld, of ze had een
Euroeschen ooi log doen ontbranden. Tweemaal dreigde dat gevaar.
191.1 werd het definitief afgewend. Niet uit Marokko,
ar'un: het Balkanschiereiland sloeg ten slotte de vonk over, die
Europa in lichter laaie zou zetten.
Marokko de reeds vergeten naam is in de laatste maanden
weer in de kranten opgedoken. Al van vroeger dagteekent de strijd,
dien de Spanjaarden er te voeren hebben. Maar het duurt gewoon
lijk lang, voordat zulke gebeurtenissen eenigen indruk maken op
de buitenwereld. Zij trekken eerst de aandacht, als zij in de krant
een vast hoofd hebben gekregen, als er in de rubriek der
buitenlandsche telegrammen dagelijks iets te lezen valt over De Span
jaarden in Marokko".
En dan rijst in de herinnering weer op, wat er bezonken lag.
Wanneer werd ons voor het eerst bewust, dat er in Marokko
iets te doen was", iets, waaraan groote diplomatieke kwesties
vast zaten, iets, van veel wijder strekkend belang dan alleen voor
het land zelf, waar die gebeurtenissen voorvielen?
Door het bezoek van Keizer Wilhelm aan Tanger, door de rede
voering, die hij daar hield. En nu er in ons geheugen eenmaal op
dat knopje is gedrukt, springen ook de andere namen te voorschijn,
die er onafscheidelijk mee verbonden zijn: de conferentie van
Algeciras, het Casablanca-incident, de Panther-sprong" naar
Agadir.
Tanger ? en we zien het tooneel weer voor ons.
Op een plezierreis naar de Middellandsche Zee doet Keizer
Wilhelm op den Sisten Maart 1905 onverwachts de reede van Tanger
aan. Hij gaat er aan land en wordt er opgewacht door den oom van
den Sultan. Getooid met den zilveren helm, rijdt hij op een
Arabischen schimmel door de nauwe straten, toegejubeld en met bloemen
bestrooid door de op de platte daken zittende gesluierde vrouwen,
met oorverdoovend geschreeuw en in het wilde weg schieten ver
welkomd door de ruiters op het plein voor het
gezantschapsge, bouw.
En dan houdt hij de redevoering, die straks heel Europa in rep
en roer zal brengen:
Mijne reis naar Tanger heeft ten doel, mijn besluit te doen blij
ken om alles, wat in mijne macht staat, aan te wenden ter bescher
ming van de Duitsche belangen in Marokko. Mijn bezoek van heden
geldt den Sultan, als onafhankelijk Souverein van dit rijk. Ik hoop,
dat onder zijne regeering het vrije Marokko open zal blijven voor
de vreedzame mededinging van alle natiën. Geen monopolie, geen
annexatie!"
Met die woorden deed de Duitsche regeering kond, dat zij geen
lijdelijk toeschouwster zou blijven bij Frankrijk's poging om het
protectoraat over Marokko te verwerven.
DéDuitsche regeering want de reis naar Tanger was niet,
zooals in den tijd zelf algemeen vermoed werd, een impulsieve
daad varf den Keizer. Nog op de reede van Tanger had hij allerlei.
uitvluchten gezocht om zich aan de hem opgelegde taak te onttrek
ken. Maai toen hij die uitvoerde, ging hij ook volkomen op in zijne
rol. Alleen chargeerde hij: de rede, die hij improviseerde, was veel
dreigender, dan zijne lastgevers bedoeld hadden.
- Die lastgevers waren de kanselier von Bülow en de man, die
in het verborgen de buiténlandsche politiek van het Duitsche rijk
leidde, de^geheimraad aan het ministerie van buiténlandsche zaken
von Holstein.
Zij% hadden doorgezet, dat de Keizer naar Marokko zou gaan en
daar zou laten blijken van den wil der Duitsche regeering om ge
kend te worden in de beslissing over het lot van Marokko.
Daarover was beslist buiten Duitschland om. Frankrijk had het
oog geslagen op Marokko, ter afronding van zijn koloniaal gebied
in Noordwest-Afrika. Delcassé, die zeven jaren lang ongekend
feit in Frankrijk's modernste geschiedenis ! minister van buitén
landsche zaken was, had geruimen tijd onderhandeld met de
mogendheden, die het meest bij de Middellandsche Zee geïnteres
seerd waren: met Italië, Spanje en Engeland.
. Van elk van de drie had hij de toestemming gekocht tot het
vestigen van een Fransch protectoraat over Marokko. Zoo stond
i Jiet niet in de verdragen op verre na niet! die spreken nooit
ronde taal maar zoo was toch de bedoeling.
Italiëwas afgekocht door de belofte, dat het, als het geschikte
oogenblik was gekomen, Tripolis zou mogen annexeeren.
Spanje zou als deel van den buit het noordelijkste stuk van
Marokko krijgen.
Aan Engeland werd de vrije hand gegeven in Egypte, in ruil
waarvoor het aan Frankrijk de baan ruim zou laten in Marokko.
Zoo was alles in kruiken en kannen ? toen Duitschland, door
Wilhelm's bezoek aan Tanger, het werk ongedaan dreigde te ma
ken: geen monopolie, geen annexatie !"
Het verdere beloop van de Marokko-kwestie moge nu den lezer
zelf te binnen schieten. Wij moeten terug naar de rubriek De
Spanjaarden in Marokko".
Wat in 1904 aan Spanje, onder den euphemistischen naam van
invloedssfeer" was beloofd: de noordelijkste streek van Marokko,
heeft het sedert in bezit genomen.
Het had daar sinds lang reeds enkele plaatsen in zijne macht;
maar dit was toch niet de eigenlijke reden, waarom het verlof
kreeg die macht uit te breiden. Wat den doorslag gaf, was dit:
Engeland wilde in elk geval voorkomen, dat Frankrijk geheel
Marokko zou krijgen, dus ook de Middellandsche-zee-kust van
dat land. Door Gibraltar bestrijkt Engeland den ingang van de
Middellandsche zee; aan den overkant mocht zich geen groote
mogendheid vestigen, die de rol van poortwachter zou kunnen
overnemen. Van Spanje was niet veel te vreezen; toch moest dit
nog uitdrukkelijk beloven, dat het aan de Marokkaansche Middel
landsche-zee-kust geen nieuwe versterkingen zou aanleggen. Daar
mede had Engeland zijn doel bereikt: geen tweede Gibraltar aan de
overzijde.
Het is deze kant van de kwestie, die aan de tegenwoordige ge
beurtenissen in Marokko nog altijd een internationaal belang ver
leent.
Zooals men weet, hebben de Spanjaarden leelijk klap gekregen
van de Rif-Kabylen. Hun aanvoerder, Abd-el-Krim, steekt wijlen
Abd-el-Kader naar de kroon. In de laatste dagen werd er al be
richt, dat de Spaansche regeering vredesonderhandelingen met
hem wilde aanknoopen en bereid was een deel van haar gebied in
Marokko prijs te geven.
Indien dit juist blijkt, zullen in Spanje de poppen wel aan het
dansen raken. Een van de redenen, waarom Primo de Riveradaar
een soort van militaire dictatuur heeft gevestigd, was juist de on
tevredenheid in hooge legerkringen over de slappe houding der
vroegere regeering ten opzichte van Marokko. Als hij moet over
gaan tot een gedeeltelijke ontruiming, zullen zijne politieke tegen
standers daar wel profijt van trekken.
Maar, afgescheiden van de gevolgen voor de binnenlandsche
politiek van Spanje, blijft wat nu in Marokko gebeurt, van belang
ook voor de internationale politiek. Omdat een overwinning van
de Rif-Kabylen haar weerslag kan doen gevoelen in Fransch
Marokko. En omdat een volkomen verdrijving van de Spanjaarden
uit Marokko de kwestie weer aan de orde zou stellen: wie moet
gezag uitoefenen over de Middellandsche-zee-kust van dat land?
KERNKAMP