Historisch Archief 1877-1940
16
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2467
DRAMATIJCHE KRONIEK
MARIE VAN WESTERHOVEN
EEen dochter van Christine Stoetz het bloed
oer Majowski's stroomt dus in haar aderen en
dit is onvervalscht tooneelbloed, dat ons eenige der
beste Nederlandsche tooneelspelers en speelsters
geschonken heeft. Een waardige dochter van een
groote actrice, deze Marie van Westerhoven. Een
levendige geest, een onverwoestbaar optimisme en
een onuitbluschbare levenskracht, als zoovele
harer tijdgenooten uit dat wondere tijdvak, waar
uit ook de Bouwmeesters stammen. En daarbij
gedoopt in tooneelbloed zoodat voor" en achter"
voor haar geen enkel geheim heeft.
Als kind stond zij al op het tooneel.
Toen ik als zesjarig kind voor het eerst op het
Leidscheplein optrad, had ik een geweldig respect
voor de heeren: Roobol, Tjasink en Peters", aldus
vertelde de jujbilaresse: ,,ik beschouwde ze zooiets
als Koningen, wat ze in dien tijd daar ook werkelijk
waren en als zoodanig over hun artisten heerschten.
Het eerste .heb ik met dengrooten Peters gespeeld
in Het leven van een dobbelaar". Veel begreep
ik er toen nog niet van. Later op mijn 7de en 8ste
jaar ging dat beter. Mijn eerste groote kinderrol:
Fonfon in de Familie Benoiton", een jongensrol,
studeerde mijn lieve moeder, Christine Stoetz, mij
in, tenminste zij begon er aan, maar gaf het spoedig
op; zij maakte zich te kwaad als ik dom of kort
van begrip was. Zij vroeg toen aan Mevr. Kleine
Gartman of zij het mij wou leeren. Dat deed zij
gaarne en van toen af werd ik haar leerlinge.
Menig traantje heb ik er bij gelaten als zij mij bij
haar thuis les gaf; maar ook oneindig veel van haar
geleerd; bovenal prentte zij mij altijd natuurlijkheid
in. Het was een pracht-leermeesteres en een lieve
vrouw. Het eenige ernstige dat mij in die zes
kinderjaren overkomen is? Dat ik bijna verdron
ken was. Ik was 10 jaar en moest leeren voor mijn
aanneming (ik ben katholiek); ik kwam van de
cathechismusles en liep, zooals gewoonlijk, op de
blauwe steentjes aan den walkant (dat vond ik
altijd zoo fijn). Een opstootje deed mij omkijken,
terwijl ik doorliep en plons, daar lag ik in de Prinsen
gracht bij de Reguliersgracht. Een jongen uit een
aardappelhuis haalde mij er uit ik was al
gezonken en flauw?en bracht mij in een apotheek
naast zijn winkel. Daar werd ik bijgebracht, en
toen op een holletje naar huis, nat en wel, verge
zeld door mijn redder en een juffrouw met een
neepjesmuts op (het leek wel een baker). Wij
woonden toen op het Leidscheplein. Mijn zuster
Franciska deed open en nauwelijks had ze mij zoo
druipend gezien of zij gaf mij een paar flinke oor
vijgen, zeker om de schrik er uit te jagen. Ik kreeg
droog goed, werd in bed gestopt en ik moest
's avonds nog wel een groote rol spelen in Het
weibewaakte kind", 'n nastukje in n bedrijf. Ik
heb dan ook gespeeld en er geen nadeelige gevolgen
van ondervonden.
Dit is mijn kinderdrama. In mijn latere
tooneeljaren is alles kalm verloopen. Wel kleine
tooneelgrapjes beleefd, maar ach, die hebben voor
het publiek} geen belang. Ik heb veel gereisd,
ben bij vele gezelschappen geweest, en bij de een
was het soms gezelliger dan bij het andere, maar
ik heb me toch nog al overal bij kunnen aanpassen,
en ben met mijn confraters altijd op goeden voet
geweest. Nog een heerlijke herinnering heb ik:
mijn reis naar Indiëmet L. Bouwmeester Jr. Wat
een land! Heerlijk, ten minste, dat is mijn per
soonlijke overtuiging, ik heb er genoten van al het
mooie in de natuur, dat je daar ziet als je de
binnenlanden bereist. Wat mij betreft wil ik er
morgen wel weer heen. Ik hoop er dan ook nog
eens te komen. De jaren daarna, eerst bij Rooyaards
en later bij Heyermans, zijn kalm voor mij ge
weest; te kalm zelfs wat spelen betreft. Het is
misschien gek, maar als ik aan een zaak ben, werk
ik graag. Mijn liefste wensen is altijd geweest en
is het nog, aan een zaak te komen waar afwisseiend
' werk wordt gespeeld: comedie, drama, blijspel en
dan van die karakter-rollen, waaruit je iets kunt
halen.
Maar deze wensen zal wel tot de vrome blijven
behooren. Enfin, men kan niet alles naar zijn zin
hebben."
De gouden jubilaresse zuchtte niet dat ligt
niet in haar aard doch glimlachte en weg was
ze, naar de repetitie van De Dertig Zilverlingen",
dat haar feeststuk is.,
Jarenlang was zij een der groote krachten van
Prot in de operette, daarna in de Fransche kluch
ten, waar de'peper soms afstoof. Zwervend door
ons land en door Indië, terug in revues en schetsen
en in volksstukken onder haar eigen regie en in
MARIE VAN WESTERHOVEN
heel wat Schmiere-gedoe, waaraan onze oude
volbloeders blijkbaar nu eenmaal niet ontkomen
kunnen. En altijd dezelfde opgewektheid, het
zelfde entrain, dezelfde onvermoeidheid. Kluchtig
in de klucht, uitgelaten in de revue, tragisch in het
drama en stevig-Hollandsch in het volksstuk, zoo
heeft zij haar leven gesleten in dienst van het
tooneel en zoo zal zij het slijten tot het op de draad
versleten is, want ook zij is van het ras dat zich
niet overgeeft. Zoo zullen wij haar Dinsdag zien
in de Dertig Zilverlingen", een harer
lievelingsrollen in elk opzicht, als actrice en als regisseuse,
een bevestiging van wat Sarah Bernhardt in haar
l'Art du Théatre" zegt:
dat de tooneelspeelkunst een bij uitstek vrou
welijke kunst is, waarin de vrouw boven den man
uitblinkt en die ons meer vrouwelijke sterren dan
mannelijke grootheden geschonken heeft."
Wil men haar het volledigst kenschetsen, dan
is daar slechts een uitdrukking voor: van alle
markten thuis!"
SARAH BERNHARDT
L'ART DU THÉATRE.
Het is door Marcel Berger uit de nagelaten
papieren van Sarah bijeengelezen, waarbij hij,
volgens zijn verklaring, zich'bepaald heeft tot het
schrijven van een inleiding en het retoucheeren
van den tekst, dien zij schreef pour m'amuser".
Het boek is in elk opzicht een herinnering aan de
dpode, die er in leeft met al haar geest, haar zake
lijkheid, haar artistieken zin, haar grilligheid en
fantasie.
Een groot deel van het boekje handelt over de
stem, het gebaar en de uitspraak, gevolgd door
hoofdstukken over de geestelijke en zedelijke eigen
schappen, die de acteur bezitten moet, terwijl het
laatste gedeelte persoonlijke indrukken en her
inneringen" geeft.
Haar waarschuwingen aan jongelui, charmants
MARIE STOETZ
op 11-jarigen leeftijd, toen zij kinderrollen speelde
bij Roobol, Tjasink en Peters
J. S. MEUWSENp Hof). A'DAM-R'DAM-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
et nuls", om ver van het tooneel te blijven, zou
men in handen wenschen van alle Hollandsche
jonge dames die zich zoo verschrikkelijk tot het
tooneel voelen aangetrokken, doch beter deden
kousen te gaan stoppen.
Charme.
Eén ding moet je op het tooneel hebben, zegt ze,
en dat is wat men verstaat onder charme". Het
is alles en niets, de wil tot den strijd, de blik, de
houding, de lichaamsproporties, het geluid van de
stem, het bekorende gebaar. Men behoeft niet mooi
te zijn noch lief, maar men moet charme" hebben,
de charme die den toeschouwer vervult en die hem
niet meer loslaat. Zij kan zich op verschillende
wijzen uiten, niet alleen door sierlijke bewegingen
of door de muzikaliteit der stem. Er is een charme,
die uitstraalt uit een eerlijke en open ziel; de charme
van het gecompliceerd hersenstel; de poëtische
charme, de leugenachtigste van alle, omdat zij
slechts een lichte wapenrusting is over de zwakke
plekken der natuur en juist daarom is deze charme,
uitgaande van een vrouw, de bekorendste. Doch
zij is de bedriegelijkste, want zij overleeft de
schoonheid van het lichaam niet. En dan is er de
charme van het vroolijke, gezonde gestel, de
vergankelijkste van alle."
Zullen de bekoorlijke wezentjes, die op het
tooneel niet anders met zich brengen dan hun lief
uiterlijk, deze waarheden ter harte nemen? Of
liever de directie, die de onbeduidende juffertjes
een rolletje geven, enkel en alleen om haar schoone
vormen of aantrekkelijk mondje?
Lees de hoofdstukken over de stem, over de
mooie stem, die dikwijls een noodlottige gave is",
als de artist haar slechts gebruikt om geluid te
geven. En zij haalt als tegenvoorbeeld Lucien
Guitry aan, die de hevigste scènes weet te beslui
ten met een woord dat als metaal klinkt Ah,
de keuze van de woorden in een zin!" Maar dat
eischt een geheel speciale en moeilijke studie en
daarom roept zij den kunstenaar steeds toe:
Werk ! Werk ! Werk !"
Er zijn er die slaaf van hun stem zijn, die zwelgen
in hun eigen klanken. Het is het ergste dat je
overkomen kan en fel gaat zij te keer tegen de
effets de voix", de trucjes om bij het schellinkje
in het gevlij te komen.
Het juiste ademhalen o, bespotters van
Royaards ! acht zij van buitengewoon gewicht:
de mooiste stem is niet bestand tegen het gebrek
aan adem; om meester te zijn van dit instrument,
moet men het tot eiken prijs verstandig behande
len en temmen en dit kan men slechts bereiken
door het methodische ademhalen.
Eén harer groote successen in Phèdre" waren
vier regels, die zij zonder adem te halen zeide:
Hélas! ils se voyaient avec pleine licence,
Le ciel de leurs soupirs approuvait l'innocence,
Ils suivaient sans remords leur penchant
amoureux.
Tous les jours se levaient clairs et sereins pour
eux.
Jules Lemaitre, in zijn geestdrift, noemde
dit un murmure ininterrompu du source"....
In haar persoonlijke indrukken maakt zij voort
durend een scherp onderscheid tusschen den
grooten acteur" en den grooten kunstenaar".
Irving noemt zij een armzalig acteur maar een
groot artist. Coquelin daarentegen een groot acteur
maar geen artist. En zij vertelt een aardige
bizonderheid van den komiek, die in de laatste jaren
van zijn optreden gewoon was, zoodra hij in een
scène er niet aan te pas kwam", met zijn rug
naar het publiek een dutje te doen. Een der
jongere spelers had opdracht hem bijtijds tewekken.
En telkens verwonderde het haar dat Coquelin
steeds weer onmiddellijk in zijn rol was. Zij begrijpt
dat niet, want zij is de leer toegedaan dat men zijn
persoonlijkheid in zijn kleedkamer moet achter
laten en zijn eigen ziel moet plukken om die van
den ander in al haar grootheid of verdorvenheid
te kunnen uiten. Il faut aimer, pleurer, souffrir,
il faut mourir".
Voor Réjane is Sarah vol bewondering en zij
stelt haar boven Duse, waaraan een zekere
,,jalousie de métier" niet vreemd zal zijn, want was
Duse niet de groote mededingster van Sarah?
Heel het boek door, voelt men den hartstocht
voor het tooneel, dat telkens opnieuw veroverd
moet worden, waar men nooit uitgestudeerd is en
zij roept het den jongeren in alle toonaarden toe:
Werkt! werkt! Hebt den wil tot slagen, den
hardnekkigen wil, die volhoudt ondanks alle hinder
palen, waarmee de tooneelloopbaan als bezaaid
is." En dus, zij herhaalt het weer: Geduld en
Werk!" Een spreuk die alle tooneelisten goed
zouden doen boven elke rol te schrijven, die zij in
handen krijgen.
BARBAROSSA