De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 27 september pagina 22

27 september 1924 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

22 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2467 HEPHAII NCS-OCfEN1NGEM teeren in het gevechtsveld met alle spullen die we op schrift" bezitten . . om den actieven gelegen heid te geven met het actieve gezicht zijn lijftheorieën en reglementen op levendige wijze te kunnen voordragen, nee eigenlijk om de onbe hoorlijke ondienstige" op merkingen van de reserve over te brieven naar den schoolmeester, die ze [dan op echt ridderlijke democratische wijze terecht zet . . . Ach, herhalingsoefeningen ze zijn zoo nuttig en talrijke vijanDe man met het actieve gezicht DOOR B. VAN VLIJMEN (met teekeningm voor de Amsterdammer" door den schrijver) Een jongeling van vijf en twintig kwam den avond van Zondag 14 September opvallend vroeg thuis, en zei, met zijn blik vol somberheid, tot z'n moe, die 'm al bezorgd aankeek: Ik was bij hier en gunder heelemaal vergeten da' 'k morgen op moet komme. Waar is me goed?" Je goed?" aarzelde de moe, die't niet recht begreep. Je goed? In de kast, voor zoover je't niet aan je lijf heb." De jongeman echter, in gedachten al in de kazerne, vloekte en forceerde vervolgens al z'n welbespraaktheid om de moeder aan 't verstand te brengen wat hem boven het hoofd hing. Toen begreep ze al dra de situatie en herinnerde zij zich weer dat d'r jongen een maand of wat geleden zoo'n brief had gekregen van 't stadhuis. Dat-ie daar heelemaal niet meer aan gedacht had ! En ze zei 't hem, wat cru: 't Is maar goed dat je geen baas heb op 't moment. Die had je d'r dadelijk uitgegooid voor je ver geetachtigheid. Een mooie boel, in dienst! Je goed? Kijk maar's op't Izoldertje in die groote kist, waar 'k je winterjas in geborgen heb. 'k Geloof dat daar wat inzit van die ^ spulle." En ze mopperde nog wat verder, terwijl de vijf en twintigjarige, mor rend en brommend, het donkere zoldertrapje beklom, teneinde z'n rotzooi" bij mekaar te scharrelen. Dat was de proloog van een drama van dertien dagen, in vele bedrijven. Zóó was ze ten huize van den jonge man, hier bedoeld; met nuances van duizenderlei aard speelde ze zich af in de talrijke gezinnen der gelukkige vaderlanders, dewelken weer eens voor idem zooveel dagen" de kazerne in moesten. We leven in een tijd van bezuiniging. De financiëele toestand des lands is, ondanks eenige kente ring ten goede, nog altijd precair. Er moet op alles en nog wat bespaard worden en de heer Colijn is genoodzaakt, door allerlei maatregelen van tijdelijken aard" zijn schatkist ietwat te spekken. Onnoodige en onnutte" uitgaven (moge Charivarius dit laatste woord-tusschen-aanhalingsteekens ontgaan !) zijn uit den booze. Jawel! Maar her halingsoefeningen, herhalingsoefeningen moeten er zijn. Het kost schatten, maar we kunnen een dergelijke repetitie niet ontberen." Accoord ! Als de regeering dat zoo zegt zal 't wel waar zijn. Herhalingsoefeningen zijn nuttig; erger; ze zijn volkomen noodzakelijk. Waarom? . . Om de soldaten opnieuw te laten voelen hoe slecht ze in hun militaire plunje zitten, en hoe oudbakken en beschimmeld hun aangebeden kug" kan zijn . . Hoe weinig we kunnen presden worden ermede verslagen"! Dien Maandag, 15 September, kwamen er mits dien ettelijke duizenden vertegenwoordigers der Nederlandsche jongelingschap onder de wapenen. Er gingen er van den Helder naar Maastricht, van Groningen naar Middelburg en van Terborg naar Venlo, er gingen er van Tjietjerksteradeel naar Den Haag en van Scheveningen naar Harderwijk. Voor gewone menschen was er geen plaats in de treinen. Er is zelfs gezegd dat de Koningin, die toevallig naar Rotterdam moest, moeite gehad heeft om in den trein te komen, maar dat zal wel 'n ongepaste aardigheid zijn geweest. De officieren en de mindere meerderen waren al een paar dagen lang in hun garnizoensplaats. Zij hadden natuur lijk nog meer te leeren dan de solda ten. Verschillende hotelhouders, die anders om dezen tijd sluiten, aangezien ze toch nooit een sterveling zien, von den de maairegel prachtig, want ze hadden 't ineens weer drukker dan ooit. Het herinner de hen aan de on vergetelijke jaren van de mobilisatie. Hun zaak was den gansenen dag over vol en kamers voor logies kwamen ze te kort. Want er was een be paling dat de officieren in tenten moesten slapen en dat was den officieren gereede aanleiding, on middellijk na aankomst in hun garnizoen een hotel op te zoeken. Dat slapen in 'n tent was niks voor hen, vonden ze bij voorbaat, en nadat ze ten overvloede de zaak in 't kamp eens hadden be keken, waren ze in deze opinie nog talrijke ma len versterkt. Als 't in een tent ooit ongeriefelijkwas, moet dat zoo om en nabij half Sep tember van den j are 1924 zijn ge weest. Hoe lang '?en met deze vraag is meteen de opmerking verklaard , hoe lang achtereen had 't toen geregend? De officieren overnachtten dus niet in tenten, maar in 'n hotel. Pro forma schreven ze een briefje aan hun commandant 'n majoor of een overste, die na zoo vele jaren trouwen dienst het recht heeft, het leven als militair te paren aan huiselijk verkeer, inclusief de echtelijke sponde schreven de officieren aan hun commandant, in officiëele en gekuischte taal, dat 't in die tenten geen doen was; dat ze er last hadden van alles en nog wat en vooral van de oorwormen. Die waren onbeperkt in getal en werkelijk uiterst vermoeiend en lastig, vonden en schreven ze. Waarop de commandant den heeren liet weten dat 't in de tenten best was uit te houden. En hij gaf hun 'n goeden raad tegen de oorwurmen: watjes in de ooren en anders 'n fleschje olie; ook 'n patent middel; want als je 'n beetje olie in je oor deed kwam een eventueele oorwurm dadelijk te voorschijn. Dat kon niet uitblijven. De officieren echter kochten watten noch olie, lieten de tenten de tenten en gebruikten de nacht rust (en de dagrust) in hotels. En de houders dier etablissementen lachten . . Een drukte van belang in de garnizoenen, dien hooger bedoelden Maandag 15 September! Met alle treinen kwamen er soldaten binnen. Sommige landsverdedigers, plichtsgetrouw, maar vooral bevreesd voor ,,'n drukker", arriveerden al vroeg in den ochtend, maar het meerendeel kwam pas 's middags tegen vieren. Ook 's avonds kwamen Het gemeente raadslid er nog; sommigen ietewat aangeschoten en 'n tikje luidruchtig. De militaire politie, blij dat ze weer eens wat te doen had, arresteerde met gepaste onverbiddelijkheid een ieder die z'n evenwicht niet scheen te zullen houden op het randje van een stoep. De soldaten werden ondergebracht in kazernes en tenten. De bewoners van het kamp sloegen in ontevredenheid alle records, raasden en tierden en maakten relletjes. Gelukkig vertelde den volgenden dag een officieel communiquéin de bladen, dat er in de plaats waar de opstandelingen het ergst te keer waren gegaan, van georganiseerd verzet" van de soldaten geen sprake was geweest. Men moest er eigenlijk uit lezen, dat de soldaten 't ten slotte lollig vonden, die herhalingsoefeningen. Den volgenden ochtend be gon alom: de dienst. De sol daten liepen nog met de kater van 't burgermansleven in hun schoenen en waren wat lastig; de officieren en onderofficieren bevolen en commandeerden alsof ze nooit anders deden, voerden orders uit van hooger hand, die ze niet recht be grepen hadden hetgeen niet moet worden toegeschreven aan gebrek aan scherpzinnig heid bij 't kader, maar aan het feit dat militaire orders altijd min of meer onbe grijpelijk zijn en gedroegen zich in ieder geval als helden. Die eerste dag werd zoekgebracht met allerlei ditjes en datjes, maar toen werd 't serieus. Er moest geoefend worden op de hei en de gelukkige militairen liepen zich het bloed in de sokken, en hadden vrij bad, gewoon- of modderbad. Som migen kregen een baantje", maar het overgroote deel zatnatuurlijkbijde troep. Erwaren eronderde soldaten een stuk of wat die, niettegenstaande hun nette gezicht, op bureau werden geplaatst, tot groote ergernis van de onderofficieren met minder geciviliseerd uiterlijk, die 't niet konden verkrop pen dat zulke doodgewone miliciens den heelen dag een lijn" hadden, terwijl zij zelf moesten wandelen tot doodmoe-wordens toe. Erwa ren er ook een paar met 'n fiets, die werden aangesteld als ordonnans. De zaken wer den, 't viel niet te betwisten, voortreffelijk geregeld, meen den zij. Een van de soldaten met 'n fiets sliep buiten de kazerne en nam 's avonds zijn kar mee naar huis. Op 'n goeden och tend kwam er een korporaal van de wacht de chambree op waar hij, de soldaat, juist zijn boeltje in orde stond De advocaat DE BIJENKORF" WAGENSTRAAT 45?45a DEN HAAQ ZALEN voor VERBADERINGEN, EXPOSITIE'S, etc. CENTRUM DER STAD TEL. 14228

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl