Historisch Archief 1877-1940
No. 2467
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23
De muzikant
te maken, en vroeg, in z'n beste Hollandsch, of
de persoon, die daarnet op de fiets en met 'n
koffertje in z'n hand was
binnengekomen, maar even
mee wou gaan.
Het klonk onheilspellend en
't gelaat van den brigges stond
bedenkelijk.
De soldaat ging mee naar
de wacht, waar de comman
dant hem de vraag op 't lijf
wierp hoe hij aan die fiets
kwam, waar hij mee gesigna
leerd was. Het geval trok on
middellijk de aandacht en er schaarden zich tal
van nieuwsgierigen rond den beduusten milicien.
Die fiets heb 'k gehuurd," was het eenige juiste
antwoord. Omdat 'k een baantje kon krijgen als
ordonnans en dadelijk een fiets moest hebben."
Uit de oogen van den wachtcommandant sprak
ongeloof en wantrouwen. Hij zweeg echter en deed
slechts een poging, zijn slachtoffer met een blik
te gelasten, zich naar het wachtlokaal te begeven,
Jk heb die fiets gehuurd,"
herhaalde de soldaat die lust
kreeg het weinig schrandere
gezicht van zijn meerdere op
te luisteren met een stevigen
slag, maar die neiging geluk
kig voor hem, nog tijdig be
dwong. Bij 'n rijwielhande
laar hier vlak om den hoek,"
voegde hij er nog aan toe.
,,Als u mij niet blieft te
gelooven verzoek ik u, daar even
te gaan informeeren."
Er kwam een grijns van on- De
beschrijfelijken hoon op het
boven gekwalificeerde aangelaat van den onder
officier. De man praatte echter blijkbaar bij voor
keur met z'n gezicht; de mond bleef gesloten.
Op 't zelfde oogenblikkwam
er echter een sergeant van de
militaire politie, die, zeer tegen
de regelen in, uiterst correct
optrad tegenover den soldaat
en in 'n paar minuten tijds de
zaak tot een oplossing bracht.
De ordonnans had den vorigen
avond een verkeerde fiets mee
naar huis genomen en dus ook
die verkeerde, en 's avonds
vermiste fiets weer in de ka
zerne teruggebracht. De eige
naar van het vehikel had dat toevallig dadelijk
gemerkt en had er melding van gemaakt bij den
wachtcommandant, die, niet verstandig genoeg
om te beseffen dat er geen sterveling een fiets zal
stelen om haar den volgenden dag naar de plaats van
herkomst terug te brengen, zich al bij voorbaat
verheugd had op het emotioneele van 'n zaakje
voor den Krijgsraad. Dat ging z'n neus voorbij!
Maar de man met de fiets had ineens z'n buik vol
van den ordonnansdienst en ging maar weer bij de
troep.
* *
*
De dagen verliepen en de
stemming werd over 't alge
meen al milder en milder. Er
werden oefeningen gehouden
waar niemand, behalve de
bataljons- of regimentscom
mandant, de portee van be
greep, maar die wel in den
smaak vielen van de man
schappen, dewijl ze voor hen
niet veel meer beteekenden
dan schuilee spelen" in de
boschjes; er werd wat
geexerceerd en wat gymnastiek
gemaakt en er werden voor De handeisreiziger
kapitalen aan patronen ver
schoten, hetgeen slechts den enkelen, die beseften
dat ook zij daar belasting voor betaalden, aan het
hart ging. Er bleven mopperaars, die door dat
nüttelooze gedoe hun werk waren kwijt geraakt
of er een paar weken loon door moesten derven,
maar zij waren in de minderheid. Het eten was
nogal goed en de superieuren, vrijwel allen re
servisten, die bijwijlen zonneklaar lieten door
schemeren dat zij 't ook maar flauwigheid
vonden, waren geschikt en vriendelijk; factoren
van niet geringe beteekenis.
Edoch, 's Zaterdags werd
alom de boel weer bedorven.
De militairen wilden naar
huis, maar de hooge oomes
hadden juist tegen Zaterdag
allerlei gewichtige onbenullig
heden georganiseerd, zoodat
bijna nergens de dienst voor
'n uur of vier was afgeloopen.
De reserve-officieren hadden
daar de week tevoren al over
geklaagd, maar dat bleek niet
LAPJESDAG
(Netter gezegd: Coupon-uitverkoop.")
De dokter
Zie daar dien dichten drom van dames duwend, dringend,
Gedrukt, gepakt, geperst, en wurmend, wroetend, wringend !
Nu laten zij haar lappenlust den vrijen loop:
Het is vandaag Haar Qroote Dag 't is uitverkoop.
Ze weten absoluut niet wat ze hebben willen,
Haar drijft alleen de drang haar ,,koopjes"-lust te stillen.
Dit is de droeve drift, die iedre vrouw bedreigt,
Als zij die zaken ziet, waarheen heur harte neigt.
Al zijn de dingen zelf volkomen overbodig,
Het koopen is voor haar gezondheid (psychisch) noodig.
Daar liggen, torenhoog, de lappen opgetast,
De toonbankbladen buigen door den looden last,
Zie honderd handen duchtig door mekander wriemelen!
Zie duizend vingers 't goed bewrijven en befriemelen!
Aanschouw de bonte schat, matglanzend, gebrocheerd,
Marron enfin, al wat het vrouwenhart begeert!
Een wellust voor het oog: coupons van crêpe de Chine,
Van ashby, alpaca, barège, popeline,
Van lustre, taffetas, madepolam, ninon,
Van tule, gaze de soie, moiré, velours chiffon,
Van vloszij, quadrille, chenille, olienne,
Gemopte mcesselien, cashmir, velours de laine,
Van matting, satinet, vyella, ratiné,
Van cheviot, zéphir, charmeuse, tweed, frotté,
Coupons van covercoat, van serge, gabardine,
Van voile, rips, linon, van shantung, duvetine,
Van maroccain, tussor, brocaat en koordfluweel
Van alles net een el te weinig, of te veel.
Dat zal ze later tot haar grooten schrik bemerken,
Wanneer ze al die prima spullen gaat bewerken!
Maar, is de flard gekocht wat helpt het of ze huilt?
Het spijt ons, dame, maar er wordt hier niet geruild."
Ze sleuren zelf den buit, het baat niet, of ze klagen,
Want niets wordt thuis bezorgd", elk moet haar (bal-)last dragen.
Ze hebben 't geld versmeten, zonder stuur of rem,
Er is geen dubbeltje meer over voor de trem.
En als ze thuis aan 't eind van 't ,,koopjes"-avontuur zijn.
Dan blijkt het, dat die koopjes" meestal peperduur zijn.
Ze spreidt haar vangst op tafel uit. De stapel zwelt
De huisdeur slaat, en Mannie komt. Hij ziet ontstelt,
Hij windt zich op, en overlaadt haar met verwijten.
Ze voelt, hij heeft gelijk. Ze zit zich te verbijten.
Hij gaat. Ze blijft alleen, als een gebroken vrouw,
Gepijnigd door haar schaamte, wroeging en berouw.
En, wijl haar oogen zich met zilte tranen vullen,
Bestaart ze dof en droef de waardelooze prullen
Dan, plotsling, glanst haar oog weer door een straal van hoop:
Goddank! 't Is over veertien daag wér uitverkoop!"
CHARIVARIUS
\
De burgemeester
de gewenschte uitwerking te hebben gehad. De ont
stemming groeide aan bij de uitdeeling van de soldij,
toen velen niet meer kregen dan de helft van wat
zij dachten dat hun toekwam. Daar waren natuur
lijk redenen voor, maar de verdedigers des lands
konden die niet bevroeden of wenschten ze, in
andere gevallen, niet te aanvaarden.
En de kranten gaven weer bericht van relletjes
hier en ongeregeldheden daar. Het departement van
oorlog stelde onmiddellijk een onderzoek in, waar
van het resultaat vermoedelijk 3 October 1925,
per geheime legerorder, zal worden bekend gemaakt.
Van de week hadden we,
tot besluit van deze groteske,
dit festijn der herhalingsoefe
ningen, de groote manoeuvres.
Ze werden een evenement in
onze historie en een volledige
overwinning van het Neder
landsche leger.
Als dit blad verschijn t maken
de jongelieden van '18, '19 en
'20 zich gereed om terug te
gaan naar huis. We zullen
dus morgen weer fraaie tafe- De dagbladdirecteur
reelen aanschouwen. De
cafehouders hebben hun reservevoorraden al bij de
hand, en zij lachen . .
Leekenspiegel
C. v. d. L. te G. Een dezer dagen wandelde ik
langs een buitenstraatweg, die met plassen en modder
bedekt was. Achter mij aan kwam een automobiel.
Om niet bes pat te worden week ik uit zoover als de ±
6 M. breede berm mij toeliet. Het baatte mij niet.
Had de bestuurder van de auto het kleine beetje
beschaving bezeten, dat voldoende geweest zou zijn
om hem te doen begrijpen dat iets langzamer rijden op
dien modderweg terwille van medeschepselen noodig
was, dan was mij de hinder bespaard gebleven van
een nzijdig slijkbad van hoofd tot voeten met een
gevoelig aankomende klets tegen mijn oog.
Is er in de Nederlandsche Wet een bepaling,
waarop een eisch tot bescherming tegen deze ruwheid
van zeden steunen kan?
Nu sedert het vonnis van den Hoogen Raad van
31 Januari 1919 het begrip der tot schadevergoe
ding verplichtende onrechtmatige daad" zoo
ruim genomen wordt, dat daaronder ook wordt
gebracht wat in 't kort onbehoorlijk is, ieder hande
len of nalaten dat indruischt hetzij tegen de goede
zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het
maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van
eens anders persoon of goed, zou misschien het
bepaalde bij art. 1401 B.W. op het door u genoemde
geval van toepassing zijn.