Historisch Archief 1877-1940
No. 2469
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Nieuwe
Engelse Litteratuur
LASCELLES ABERCROMBIE
An Essay towards a Theory of Art. 1922.5/
Four Short Plays. 1922 6/
Phoenix: Tragicomedy in ThreeActs. 1923.5/
Alle drie door LASCELLES ABERCROMBIE;
alle drie bij Martin Secker.
Eigenlik heb ik zo'n idee dat nummer een van
bovengenoemde boeken, hoewel het eerst gedrukt,
het laatst geschreven is .door hem die, sedert 'n
aantal jaren professor aan de Universiteit te Leeds,
zich onlangs in 'n brief beschreef als ex-dichter,
tans ontaard tot prof." 'n Paar van de Four
Short Plays dagtekenen van 1914, toen Abercrombie,
met ? vrouw en spruiten, 'n landhuisje bewoonde
in de buurt van Gloucester, en arm was, en gezond
en -vrolik, en veel litterair werk produceerde.
En grote flessen had, vol donkere cider, de landwijn
van the West Country, en daarop z'n gasten ont
haalde. En redeneren kon, honderd-uit, met 'n
stem als 'n klok, terwijl z'n levendige ogen dansten
in z'n sterkgejukbeende, enigszins primitieve,
Pikten-hoofd.
Toch zal ik me ditmaal in hoofdzaak, bepalen
tot de dichterlike drama's, 'n Bespreking van 'n
kunst-theoreties boek gaat niet, tenzij men op
z'n minst over 'n dozijn kolommen te beschikken
heeft. En al zou ik best 'n paar diepzinnige of
kwasi-diepzinnige woorden aangaande de ont
wikkelde theorieën kunnen neerschrijven, daaraan
heeft de lezer niets, 't Zou trouwens niet stroken
met de geestvan klaarheid en streven naar eenvoud,
waarvan Abercrombie's geschriften telkens ge
tuigenis afleggen. Eén zin wil ik uit het boek
lichten en daarmee zal men het moeten stellen:
Art is not property the creation of beauty: beauty is
rather the sign that it has accomplisht (zo spelt
Abercrombie) its function (blz. 114).
En anders dan op moreel gebied het geval wel
'ns pleegt te zijn, getuige het van ouds bekende:
doe naar m'n woorden, maar niet naar m'n
werken", is Lascelles Abercrombie de theo
reticus dezelfde persoon als z'n naam- en
lichaamsgenoot de practicus. Opsieren tot schoonheid" is
'm 'n gruwel; bij letterkundig werk zo goed als
bij elke kunst, moet de vorm, de struktuur van
't geheel, het doen, niet 'n toevallig blinkend
steentje, dat tussen 't materiaal verzeild, door
'n dwaas-barbaars bouwer wordt aangewend,
de aandacht afleidt van scheefheid en onbeholpen
heid en vloekt met de omringende baksteen.
Laat die baksteen maar hecht en degelik en op
bescheiden wijze ooglik zijn, meer i; niet nodig:
de groepering van de bouwmeester, het uitbeelden
van zijn idee, doet de rest, en de gehele rest.
De baksteen van 'n schrijver, dat zijn z'n woorden,
dat is z'n vocabularium, en de eerste eis daaraan
te stellen is homogeniteit, of, zoals ik het zou
willen noemen, eenwezigheid. 't Is niet genoeg
dat ie zich 't hele woordenboek, 't zij Webster
of van Dale, zo maar toeëigent. Evengoed als
in de kunstenaarswereld zijn er in de taal kliekjes,
partijen en standen en veten. Er zijn woorden en
uitdrukkingen, die dicht bij elkaar gekomen,
aanleiding geven tot allerlei onbehaaglike, zoniet
pijnlike situaties. Ik zal 'n voorbeeld ontlenen aan
'n bekend gedicht: de Wilgen", een van de beste
dingen van Adama van Scheltema. Het is, in
hoofdzaak, in kindertoon: we horen van houten
koppen", en parmantigheid", en
wiede-wiedewiedje", en pruikebol", en boerenkapper",
en daartussen komt als vreemde eend in de bijt
het woord weenden, dat in de spreektaal geen
mens, laat staan 'n kind, gebruikt en dat boven
dien 'n andere betekenis-schakering heeft dan
schreien" of huilen". Welnu, die vreemde eend
werkt storend.
Al zondigt Scheltema wel 'ns meer in dit opzicht,
'n veel groter zondaar is de schoonheidsaanbidder
" Jehn- Masefield. Hij keurt z'n bakstenen niet;
blijkbaar denkt ie, dat het ene woord evengoed
is als 't ander, mits het, om met Meester Jochem
te spreken in De Bruiloft van Kamacho, maar
in 't rijm te pas komt. Maar van 't ogenblik dat
Abercrombie optrad als schrijver verpandde hij
z'n hart en hand aan Le mot juste.
Och, de leer is niet nieuw, en heeft aanhangers
gehad als Flaubert, overtuigde aanhangers, die het
juk der godin geenszins zacht vonden. En het
naleven vordert niet alleen 'n' fijn taalgevoel maar
wat nog veel meer betekent artistiek geweten.
Het beroemde woord van Victor Hugo Plus de
mot sénateur, plus de mot roturier wordt door velen
anders toegepast dan de formuleerder indertijd
had kunnen vermoeden. Maar het heeft geen
nauwgezetter toepasser dan Lascelles Abercrombie.
Hij de theoreticus, de man van encyclopediese
kennis, is 'n nauwgezet kunstenaar als weinigen.
Vooral voelt ie zich aangetrokken tot het
dichterlik drama, het korte
drama in jamben, dat dank
zij z'n metries ritme (dit is
geen pleonasme) aan min
der woorden behoefte heeft
dan 'n overeenkomstig stuk
in proza zou hebben: omdat
het sterkere ritme des
lezers verbeelding tot
vleu' gel strekt, en hem het
volgen, doorvoelen en op
nemen van de tekst
gemakkeliker maakt, 'n Ge
bonden stijl maakt als
overigens alles gelijk is
de lezer vrijer dan het
lossere proza. De woorden
dans brengt en houdt de
geest van de lezer in de
gewenste vervoering.
En aangezien 'n derge
lijke vervoering, te lang
voortgezet, afmattend zou
werken, springt het in 't
oog dat de metriese vorm
zich het best leent voor
niet te lange stukken. Van
de Four Short Plays be
staan er drie n.l. The
Adder, The Staircase, en
The Deserier uit slechts
een bedrijf. The End of the
World heeft er twee. En
Phoenix telt er drie. Maar
natuurlik is 't niet aan te
nemen dat letterkundige
waarde steeds omgekeerd
evenredig is met volume.
Persoonlik echter stel
ik de beide langste, of
te wel minft korte! het
hoogst. Sterk is het ver
schil tussen beide. Maar
het grotere doek schijnt
toch deze schrijver groter
kansen tot ontplooiing te
geven
'n Dorpsherberg in 'n
stille vallei. De gasten
zijn dorstig, want sedert enige tijd is 't enorm
. heet. Het heetste zijn 'n smid en da's uit
den aard der zaak ! en 'n boer, 'n onbestorven
weduwnaar, wiens vrouw met een van z'n arbeiders
is gaan leven. En terwijl ze cider zwelgen, bij
okshoofden, verhit Boer Huff zich nog meer door te
denken aan 't hellevuur waarop z'n trouweloze
vrouw met 'r minnaar eenmaal braden zullen.
Sollers de wagenmaker waarschuwt 'm:
it 's hot enough without you talking
Your old heil fire about that pair of sinners.
Leave them alone and drink.
Maar 't is onmogelik Huff van z'n wraakzuch
tige gedachten af te brengen, totdat z'n
landbouwersgeldgierigheid in 't spel komt. 'n Vreemdeling treedt
binnen en maakt zich bekend als 'n dowser, 'n
watervinder, hanteerder van de wichelroede.
You're the man for me !" zegt Huff. Vind
jij me nou 'ns 'n bron in m'n hoge weiland. Wat
ik bespaar op 't aanvoeren van water geef ik
jou in geld." Water, nu?" is 't onvermoede
antwoord: Nee ! maar wel vuur en verschrikking
en 'n ongelooflike dood !" Hij gooit de deur open
en wijst op 'n grote komeet, die al 'n paar nachten
aan de hemel te zien is en steeds groter en feller
wordt. Da's 'n vuurhoos! En wat voor 'n
vuurhoos!
There is no name for that star's fire: it is
The fire that was before the world was made,
The fire that all the things we live among
Remember being
En die vuurster hangt nu als een roofvogel
boven onze hoofden en bedreigt de aarde!"
Jammer dat m'n vrouw dood is!" zegt de her
bergier; dat zou wat voor haar zijn geweest!
Wat had ze daarover 'n tijd kunnen kwebbelen!"
Maar hij loopt de deur toch maar uit, om de
buren met het nieuws op te vroliken. Middelerwijl
uiten smid en wagenmaker luidkeels hun ongeloof.
En hun redenering herinnert sterk aan 'n zeker
soort van wijsgerig-godsdienstig betoog. Wat, zij,
de knappe lui van het dorp, die jaren en jaren heb
ben moeten besteden om bekwaamheid en vaar
digheid te verwerven, zij zouden zo maar door 'n
dom stuk natuur worden weggeschroeid, verblakerd
en verkoold?" Huff daarentegen reageert, even
subjectief, in 'n heel andere geest. Hij gelooft in 't
naderend vergaan van de wereld, omdat ie zich
geen mooier straf kan voorstellen voor z'n vrouw.
How should I not believe a thing
That calls aloud on my mind and spirit, and they
Answer to it like starving conquering soldiers
Told to break out and loot?
I knew they both would have to pay me at last
With sight of their damned souls for all my wrong!
OCTOBER
Teekening voor de Amsterdammer" door George van ^aemdonch
HET EEN KOMT VAN DEN ZOLDER; HET ANDER GAAT ER HEEN
OOKTFREDjROESKE
ZANDBLAD - SIGAREN 8 enIO ets
De ontknoping? Zelf maar 'ns uitzoeken. Het
is litteratuur voor 'n denkend mens, die tussen
de regels kan lezen, en die geen twintig vel druks
nodig heeft om anderhalve gedachte op te doen.
En ik ben overtuigd dat dit intens felle werk
zal leven wanneer negen tiende van, laat ons zeggen
Conrads werk z'n vervaardiger in 't graf is gevolgd.
En nog lang daarna.
Hetzelfde kan ik zeggen van Phoenix, dat ge
baseerd is op 'n passage in de Ilias, die hier in de
vertaiing van Vosmaer volgt:
Eindelijk sprak dan Foinix, de
wagenbesturende grijsaard:
Zooals ik vroeger uit Hellas, het land der bekoor
lijke vrouwen,
Vlood voor de drift van mijn vader, Amuntor van
Ormenos stammend,
Tegen mij toornend ter zake der deern,
schoonlokkige bijzit,
Welke hij minde, terwijl hij de eer onthield aan zijn
huisvrouw,
Haar, mijne moeder, die steeds mij de knieën om
klemde en aandrong
't Meisje te minnen opdat zij een afkeer kreeg van
den grijsaard.
(IX, 432?452)
Stellig echter is het tot 'n tragicomedie verwerken
van dit motief geprovoceerd door Cordon
Bottomley's beroemd drama-in-verzen: King Lear's
Wife. Daarin bedriegt Lear, nog in z'n volle
kracht, de verwelkte koningin met 'n hofdame,
en de smaad van de moeder wordt door de dolk
van 'r oudste dochter (Goneril) bloedig gewroken.
Hier echter blijft de dolk achterwege; anders
dan Lear had Amyntor 'n zoon, 'n ferme jongen
en 'n stoere knaap
Lascelles Abercrombie is hier te lande niet
ten enen male onbekend; enkele jaren geleden
heeft ie, met veel succes, lezingen gehouden
(voor afdelingen van de English Association)
over theoretiese kwesties. Persoonlik weet ik
van 'm, dat ie niet geneigd is dit te herhalen;
hij moet toch al genoeg voor professor spelen.
Men kan 'm krijgen als voordrager van eigen werk.
WILLEM VAN DOORN