Historisch Archief 1877-1940
No. 2469
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Op den Economischen Uitkijk
Col ij n's Tariefwet.
Er zullen wel niet vele dagen meer verloopen,
eer de openbare beraadslagingen in de Tweede
Kamer over het ontwerp tot vaststelling eener
nieuwe tariefwet een aanvang nemen. De Kamer
besloot kort geleden tot die mondelinge behande
ling thans reeds; trots de van links aangevoerde
gronden voor uitstel, dreef het rechterblok dit
voorstel door, gelijk dit blok in den zomer tot
spoed-bespreking van het ontwerp in de
afdeelingen. besloten had. Deze beide stemmingen, voor
posten-gevechten, schijnen de aanneming van deze
wetsvoordracht door diezelfde Kamer-meerderheid
buiten twijfel te stellen; men kan, dunkt mij, duch
ten dat de neuzen geteld" zijn.
In het nummer der Groene" van 5 Juli 1.1.
gaf ik een korte kenschetsing van de kort daarvóór
ingediende voordracht. Sedert dien heeft zich,
natuurlijk, heel een litteratuur om dit ontwerp
en dit onderwerp heen gesponnen; de zaak is op
verschillende vergaderingen besproken, de pers
heeft zich niet onbetuigd gelaten, tal van adressen
pro en contra, zijn verschenen. Ook daarin is voor
mij eene welkome aanleiding gelegen, om op deze
aangelegenheid hier terug te komen; gerecht
vaardigd is eene nadere beschouwing na het in
leidend artikel van 5 Juli zeker ten volle door de
belangrijkheid der materie.
Want, gelijk ik reeds opmerkte, de verhooging
die zeer vele rechten ondergaan door eene stijging
van 5 pCt. op 8 pCt., is inderdaad belangrijk.
Moet men zeggen, dat zoodanige stijging beduidt
invoering van bescherming? De Regeering ontkent
dit; ik wees reeds vroeger op hetgeen zij daarom
trent in haar Memorie van Toelichting aanvoerde;
ik kan nu wijzen op wat zij in haar Memorie van
Antwoord te lezen geeft: daar verzekert zij niet een
enkele maal, maar herhaaldelijk, dat zij steeds
getracht (heeft) elke protectionistische gedachte te
vermijden"; de regeling is zuiver fiscaal bedoeld";
het komt der Regeering niet geraden voor, dit
fiscale karakter aan het tarief te ontnemen".
De ministers, die deze Memorie van Antwoord
onderteekenen, willen geen bescherming en geven
een wenk, dat zij amendementen van
protectionnistische strekking zullen afwijzen. Men hoore:
Zelfs afgezien van het feit, dat zij een principieele
verandering in onze handelspolitiek niet voorstaan,
zouden zij toch op dit oogenblik, nu de nood der
schatkist dringt het tarief te verhoogen, het ge
vaarlijk achten in dit wetsvoorstel tevens maat
regelen van beschermenden aard voor te stellen."
Wat zullen wij tot al deze uitlatingen zeggen?
Vooreerst: dat er geen reden is om aan de goede
trouw van hen, die zoo spreken, te twijfelen.
Maar overtuigend zijn deze verklaringen niet....
De bedoeling, de strekking nu ja, maar de
werking?
Mij schijnt de stelling onweerlegbaar, dat in
? die gevallen, waarin het thans geldend recht van
5 pCt. eenigermate beschermend werkt, de mate
dier werking door eene stijging tot 8 pCt., d.i. met
60 pCt, in vele gevallen niet onaanzienlijk
zal worden versterkt; ook zijn gevallen denkbaar,
waarin 5 pCt. niet veel gewicht in de schaal legt,
maar 8 pCt. beteekenis heeft. Want bij de scherpe
concurrentie in den internationalen goederenruil
gaat het om vaak zeer geringe prijsverschillen;
hier wordt heel scherp gerekend. Daarom heeft,
ten aanzien van een ontwerp als dit, elke verklaring
der Regeering ontrent zuiver fiscale of
nietprotectionistische bedoelingen en inzichten
practisch geen beteekenis. Hier dekt niet de vlag de
lading. Die lading is rechten-verhooging met 60
pCt.; tegenover dit feit laat de kleur der vlag
mij koud.
Natuurlijk wil ik hiermede niet zeggen en
heb hiermee ook niet gezegd dat deze nieuwe
tariefwet over heel de lijn bescherming zal brengen.
Zoo ergens, dan valt hier te onderscheiden, van
post tot post. Eene onderscheiding, intusschen,
die uiterst moeilijk is: zij vordert voor elk artikel
kennis van de factoren, die hier en elders
devoortbrengingskosten en de marktprijzen der verschil
lende artikelen beheerschen. Een detailkennis,
die in haar volheid slechts het deel is der insiders"
in de warengroepen; een leek kan hier meestal
slechts gissen.
Maar wat ook een leek op dit zeer bijzonder
gebied wel zeggen
kan, is, dat,
voorzoover een recht aan
onze grens van 8 pCt.
voelbaar zal zijn voor
den inlandschen
voortbrenger der
zwaarder belaste
goederen, deze rech
ten-verhooging de
neiging zal hebben
te werken in de rich
ting van
prijsverhooging voor die goede
ren, niet alleen voor
de van buiten af
aangevoerde doch
ook voor de hier te
lande vervaardigde.
Daarom kan men
ook zeggen, dat de
Nederlandsche ver
bruikers, is het ont
werp wet geworden,
boven de millioenen,
waarmee de prijs der
geïmporteerde waren
zal stijgen, voorts te
betalen zullen heb
ben ettelijke milli
oenen ter zake van
prijsverhooging voor
het hier gefabriceer
de. En daaruit volgt,
dat het leven duurder
zal worden, dat het
geld in koopkracht
zal dalen, dat de
arbeiders ernaar zul
len streven in ver
hooging van het
geldloon eene' ver
goeding te vinden
voor de waardever
mindering van het
geld.
Nu zijn dit alle
maal verschuivingen
in eene richting,
waarheen wij ons
vooral niet moeten
laten drijven. Men
kan min of meer
sanguinisch gestemd
zijn omtrent het tempo, : waarin het zoolang
verbeid herstel van Europa" zich zal vol
trekken, nu de groote, daartegen opgerichte slag
boom gaat wegvallen. Maar in welk tempo die
betering zich ook openbare, wij moeten paraat zijn
en van alle gunstige kansen het ruimste gebruik
maken. Ook voordat nog de hoop op herstel
levendig kon worden, zagen wij reeds in de eerste
halfjaren van 1922?1924 onze uitvoeren toe
nemen: van 585 (millioen guldens) in het eerste
semester van 1922 op 592.1 in hetzelfde tijdvak
van '23 met daarna een sterke stijging op
756.7 van l Januari tot l Juli dezes jaars. Welis
waar stegen in deze drie hier beschouwde
tijdperperken ook onze invoeren; die bedroegen onder
scheidenlijk 997.6, dan 990, laatstelijk 1147.4,
maar deze toeneming werd telkens door die van
den uitvoer overtroffen, waardoor het beeld van
onze handelsbalans stil-aan minder ongunstig werd.
Het saldo-invoer was, gelijk men ziet, over de
eerste semesters der drie laatste jaren: 412.6,
dan 397.6, thans 390.7.
Langzaam gaat de gunstige keer; sneller groei
viel allicht niet te wachten. Zal men deze beweging
nu gaan stuiten, onzen uitvoer belemmeren, de
export, zonder welken, gelijk ik herhaaldelijk reeds
betoogde, geen duurzame en wezenlijke expansie
onzer nijverheid denkbaar is? Want hiervan geve
men zich toch wel terdege rekenschap: alles, wat
ons leven duurder maakt, tot loonsverhooging
leidt, de voortbrengingskosten verzwaart, doet
afbreuk aan wat de Duitschers noemen de
Concurrenzfahigkeit" onzer nijverheid, haar weer
kracht op de wereldmarkt.
Komt dan, zoo bezien, dit ontwerp niet op een
allerongelegenst moment, juist op dat oogenblik,
waarop onze uitvoernijverheid zich gereed moet
maken om bij de te verwachten opleving van
internationaal ruilverkeer, haar aandeel daarin
te vergrooten? Hoe kan men het aandurven, haar
in de vervulling van die taak thans te belemme
ren? Zal niet die te duchten noodlottige werking
dezer wet aan ons land, aan zijn welvaart meer
nadeel toebrengen dan de wet den fiscus aan
baten toewerpt?
Maar.... Colijn spiegelt ons eene sluitende be
grooting voor, mits dit offer worde gebracht. En die
verlokking doet velen aarzelen of omslaan".
Die velen mogen zich dan toch de vraag stellen,
of zelfs dit hoopvol uitzicht zoodanig offer waard is.
DIERSTUDIE: JONGE OERANG-OETANG
Teekening voor ,,de Amsterdammer" door H. Versüjnen
DE'IIER-OPENDE GIRO
PARK-HOTEL
ROTTERDAK
Ook: of inderdaad zoovele millioenen onmisbaar
zijn om tot de blijde uitkomst van evenwicht in
het budget te geraken? 1)
Al dergelijke vragen stelt zich, behoort zich te
stellen: hij, die ook deze aangelegenheid van een
apolitiek standpunt beschouwt, niet met dit ont
werp instemt op afrekening", omdat het in
protectionnistische richting wijst, niet met de
Rotterdamsche Kamer van Koophandel in den
nood der schatkist en in voorgespiegelde ver
lichting van belastingdruk argumenten" kan vin
den om, zij het zonder instemming, in deze
verhooging nog te berusten"
Ik voor mij, enkeling, heb niet te aanvaarden
of af te wijzen. Maar ik heb het recht te zeggen,
dat ik in aanneming van dit wetsontwerp eene
buitengewoon ernstige belemmering zie voor de
verder ongestoorde ontwikkeling van onze
nijverh eid en dus ook voor de bevordering van onze
volkswelvaart.
SMISSAERT
1) In het Ochtendblad van de N. Rott. Crt.
van 20 September 1.1. wees de heer Th. van Weide
ren Baron Rengers te Oenkerk op het feit, dat de
heer Colijn voor zijn sluitend budget aanvankelijk
rekende op 10 millioen uit de nieuwe Tariefwet.
Meer was dus voor dit doel niet noodig. Later
werd de bate uit de hoogere innvoerrechten
geraamd op 13, laatstelijk op 15 millioen; dit laat
ste cijfer is het totaal van 7 millioen ter zake van
hier wel en van 8 millioen ter zake van hier niet
voortgebrachte goederen.. Indien nu zoo be
toogt deze schrijver terecht niet meer dan
10 millioen uit deze bron behoeft te vloeien, ter
wille van het budgetair evenwicht, dan gunne de
Kamer den Minister die 8 millioen, welke verkregen
kunnen worden zonder dat er sprake is van eenige
(meerdere) bescherming.
En uit wat het Alg. Handelsblad over de
millioenen-nota schreef, kan men zien dat bij zoo
gedcflatteerde raming der inkomsten de
bovenaangeduidü2 miHiucn (k' kort) geen gewicht in de
schaal leggen.