De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 11 oktober pagina 2

11 oktober 1924 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2469 'f 'Tj/DGENODT EN:0 tUi[;7i'^'/.':ni!j.j!,' FRANSCHE ROMANS JACQUES SINDRAL. III De nog jeugdige reconvalescent dien wij in Sindral's roman L'Attirance de ia Mort naar de overdenking van het strenge klooster hebben gevolgd, ziet nu terug op een verblijf van meer dan een maand, een zomermaand, te midden van het eentonige monnikenleven. Bezit hij nog zijn vrijheid van gedachten? Heeft hij hen niet gevangen gegeven in handen van den geweldigen Prior die met roekèlooze vrijmoedig heid en met sardonische ironie alle vertrouwen en alle gaven van het leven van hun heiigheid heeft ontdaan, om maar een spottend skelet over te laten, grijnzend met een troostelooze gedachte? Laat de machtige man er trotsch op wezen een trots, die zekere nuance van verachtende goedigheid niet uitsluit dat hij de eer van zijn kleed en van de gebaren aan dat kleed ver bonden, heeft weten te bewaren, wat heeft hij anders als heilmiddel gevonden tegen de overwel digende doodsgedachte, dan het stellen van den dood en van het niets in het middelpunt van het leven? De dood heeft dan niets meer te overwinnen, hij is reeds hier, ook door de illusie van trots welke hij geeft als had men een meerderheid boven anderen bereikt.. En de heilzoeker in het klooster moest van zich zelf bekennen dat hij in het diepst van zijn hart meeging met den leermeester, ontmoet onder de arcaden van de kloostergang. Kij kon zich niet ?onttrekken aan zijn bekoring, hij miste een deel van zijn geestelijk leven, wanneer hij hem niet .zag; hij vond hem dezer dagen niet.. De Prior was niet zichtbaar voor zijn monniken, hij hield zijn groote gebedsoefening; in de alge heel e afzondering van zijn cel voltrok hij zijn .retraite. Zijn leerling dwaalde rond door de gangen als zocht hij hem: hij kende hem door zijn op- en neer gaan met den Prior; zelfs was hij met hem in zijn verblijf geweest. Het onderscheidde zich uiterlijk in niets van de andere cellen, want het verberg zijn geheimen, ze waren weggesleten, des te grooter hun aantrekkingskracht. Onder het voorbijgaan zag hij de deur aanleunen, terwijl er geen onraad was in de omgeving; hij hoopte zijn meester in overpeinzing aan te treffen, en rekende bijna op een onderhoud, toen hij onhoor baar den toegang zocht. Hoe schrikte hij terug bij het gezicht dat hem wachtte ! Dat was een andere man die daar met ingevallen trekken in doodsangst voor het kruisbeeld lag geknield en het koortsachtig kuste als wilde hij deelen in den strijd op Qolgotha. Ontzet trok zich de insluiper terug zonder de aandacht te trekken Was hier het geheim van den Prior ontdekt? Zijn houding, hield ze niet anders in dan schijn? Zijn vroomheid een verpóözing van zijn twijfelzucht en zijn twijfel een uitrusten van zijn geloovigheid! Maar wat was dan toch zijn toeleg? Wilde hij ieder spoor van werkelijkheid in zijn leerling dooden om hem te maken tot een slacht offer van het kloosterleven? Maar moest men het kloosterhoofd dan niet aanzien voor een daemon, een die zielen zocht te verderven, zielen, in waar heid, de reeds uit eigen aard zich al te gemakkelijk gaven. Hij zou hem niet loslaten, den Prior, zijn geheim, ons geheim, voegde de heilzoeker er aan toe zou hij hem ontrukken Enkele dagen gingen voorbij, de Prior was weder in hun midden, zijn streng gelaat onveranderd, zijn gezag even duidelijk als vroeger in ieder gebaar uitgesproken. Hij nam zijn leerling op een morgen mede om bij het orgel uit de hoogte den misdienst bij te wonen, en op zijn onnavolgbare wijze, zonder de lippen te verroeren, om den schijn te bewaren als ging-hij geheel op in de plechtigheid, gaf hij zijn uitleg van de ceremonie bij het altaar. Bij het binnentreden der monniken in de kapel, wees hij op de nederige harmonie van hun gang, voor hem, den Prior, een verheffing van zijn persoonlijkheid door de voldoening gegeven aan zijn aesthetisch gevoel; voor hen een opgaan van hun wezen in gehoorzaamheid. Zoo was het eveneens bij de andere gedeelten van den dienst. Het was een wereld van klachten en gebeden, de menschheid had geen andere klan ken te ontboezemen. Let op het vuur waarmee het oude vrouwtje bidt, zij verbeeldt zich dat God haar hoort, en inderdaad is zij het die Hem schept en draagt en meeneemt bij het verlaten van het huis. Ten slotte als de monniken, 'elkander het wij water toebedeelend, achtereenvolgens twee aan twee Uit de kerk gaan: Welk een waardigheid! Wat heilige cadens ! Zou men niet denken toeschouwer te zijn van een ballet der eeuwigheid ! Het waren niet zoozeer de woorden, maar het was de manier van zeggen in die licht door wierook getinte kerk-atmosfeer >,die een tragische diep dpordringende bitterheidbgaven aan den zin van de gevoelens door den Priorlgeuit. Ze kwamen op uit een ondergrond van berekend ongeloof dat de leerling op den duur niet meende te kunnen verdragen; hij was er niet tegen bestand. Dit was zijn voornemen: hij zou open tot den Prior spreken en hem vragen en afdwingen een heil middel; al was het een illusie, laat het dan een illusie wezen! jS Hij heeft hem vrijuit verklaard, dat hij bang is voor den dood en dat hij een reden zoekt om te leven. Wat verwacht ge een aalmoes van hoop van mij? is het antwoord dat hij krijgt. Er is geen filosofenregel, geen kansberekening van gezondheid die ons steunt in den strijd tegen den dood, er is ik weet niet wat voor intieme levensgevoeligheid die ons doet denken aan komende dagen als iets nieuws. Gij bezit haar niet, de dood dreigt en dringt u, ik kan alleen uw pad vooruitzien, het ontwijken kunt gij niet. De stem van den Prior, van hard opleggend ging over tot zachthheid: ??Ik zie u nu mijn broeder. Het hoogere leven dat ik hier leid, ligt niet in het plan der natuur, naar ik meen te kunnen oordeelen. Nog heb ik de hoop niet geheel opgegeven dat het mij gegeven zal zijn een formule te vinden voor het Heelal die mij bevredigt, maar mijn geloof laat mij dikwijls in den steek; gij zelf zijt eenmaal getuige geweest van mijn inzinking (o, kom er niet tegen op, ik heb uw schim aan den wand gezien). Gij hebt mis schien gedacht dat ik bad, maar ik wilde lezen op het gezicht van den stervenden Christus of hem het raadsel van den dood was opgehelderd. Vergeefsch mijn streven! Nu zult ge mijn ironie begrijpen te midden van al die wezens die dof en zonder eigen ingeving hun weg vervolgen, zoo zette de Prior zijn uitleg voort, ik heb een vast punt gezocht, waarop ik kon bouwen, al het bijkomstige, al het voorbijgaande heb ik van mijn persoon willen verwijderen, om als een marmeren beeld uit mijn omgeving op te steken. Ik houd me nog aan dat opstandige gevoel, maar ik voorzie dat de tijd zal komen waarin ik mijn werk zal opgeven. Reeds begin ik dubbel te worden. Hoeveel groote mannen, als ze hun einde zagen naderen, hebben niet gezocht naar een stichtelijken dood. Ook gij, telkens teruggeslingerd van levensver langen naar doodspijniging, zult de gebeden der geestelijken op uw sterfbed hooren en uw eigenste gedachten zullen voor hun aandrang zijn geweken... Eindelijk dan de oprechte stem van den Prior gehoord onder het sarcastische waas, waaruit hij haar niet geheel kon bevrijden ! Een angstige nacht volgde, de leerling meende te begrijpen dat zijn meester hem naast zich wilde houden in het klooster als een gezel tegen de eenzaamheid. Maar die voortdurende nabijheid van den dood, zij was hem te zwaar, al wat er van levensgeest in he.m was, verzette zich en door het contrast, dat ^gewoonlijk den nauwsten overgang aanbiedt, stond voor zijn verbeelding het liefste, levendigste meisjesgezicht dat hij eenmaal voor korte oogenblikken had gezien. Het visioen bracht rust. De klokslagen, die het signaal voor den mettendienst waren, wekten hem daaruit. Hij volgde den monnikenstoet met hun flauwe lichtjes op hun nachtelijken weg naar de kapel en woonde den dienst bij en zag de monniken weer op hun terugweg, twee aan twee. Maar het leven had zijn zetel in heni opgeslagen, hij moest de doodskoppen ontvluchten en dra ligt het monnikengedreun, een verward rumoer, achter hem, hij is buiten, de frischheid van een eersten herfstmorgen omgeeft hem, hij stoot het hek open, hij vlucht, hij is vrij geworden. Het eerste krieken van den dag woont hij bij: het aarzelende licht strijdt met de somberheid van den nacht, de degen van den morgenstond raakt de toppen der boomen, de raven van den nacht nemen in het Westen de zwarte lappen der wolken mee, de belofte van een nieuwen morgen is aangebroken. Het tweede gedeelte van Sindral's L'Attirance de la Mort is door de meisjesfiguur gevuld Zijn liefde, een extase eerst, gaat spoedig over in een tweegevecht: wie van ons beide zal de meester zijn? En hoe zou zij de waarde en de heiligheid DEN HAAG AMSTERDAM ROTTERDAM KLEURECHTE MEUBELSTOFFEN VELOURS 130 BR. P. MTR. FL. 4.BEAVERTEEN 80 BR. IM. SUEDE LEER OJWVERSLIJTBAAR . 3.20 CHENILLE 130 BR. VOEREN OVERBODIG PER METER 7. STALEN FRANCO van haar persoon ophouden voor hem die in het klooster de school van het scepticisme heeft doorloopen. Nu bezit ik den sleutel van haar wezen ! is zijn uitroep van blijdschap, hij verdiept zich in een ontleding van haar eigenschappen, hij vraagt zich af: wat is haar goedheid? wat beduidt haar onverschilligheid? wat wil haar hartstocht? en eerst als hij haar geheele verleden heeft gerecon strueerd, is hij gerustgesteld, geeft hij zich over aan de passie, om dan te merken dat haar gevoel hem in banden slaat die hem willen vereenzamen en hinderen in de vrije ontplooiing van zijn ver mogens. Als in het klooster zag hij zich benard en ingesloten. Hij wilde zijn krachten bijeenhouden en de vrijheid herwinnen. Wat toch is voor hem het geluk geweest van den hartstocht? Hij heeft er varen dat op den diepsten grond van den menschelijken aard een bitterheid schuilt of men hem peilt met het verstand dan wel met het gevoel. Hij wil het geluk niet, hij zal opstandig blijven. Een afscheidsbrief aan de geliefde wordt opge steld, hij verzint daarin dat een nieuwe aanval van zijn ziekte hem bedreigt. Aan haar die hem het hoogste, reinste geluk heeft geschonken, is hij verplicht vaarwel te zeggen. Het einde van liefde evenals van godsdienst is huichelarij ! De derde afdeeling opent. De aanval dien hij verzon, kwam inderdaad. Wederom was hij op den rand van den dood. Bij zijn herstel gaat hij begrij pen dat de dood onder het avontuur met zijn geliefde reeds tegen hem op de loer heeft gelegen.. Welnu, hij neemt de les aan, hij is bereid uit zichzelf den wissel te betalen die hem wordt ge presenteerd. In koel overleg zal hij den dood te gemoet gaan. Het leven, dat weet hij, is niet meer dan een repetitie. Voor den spiegel plant hij zich een pistool tegen het hoofd. Maar als hij zichzelf ziet, zooals hij in het theater acteurs heeft zien doen, schaamt hij zich voor het theater manuaal. Er is in hem nog een naast hem, die toeziet en die het onnoodige begrijpt van een onvruchtbare handeling. Geduld en nederigheid zijn betere middelen tot beheersching van het leven dan de trots die er een eind aan maakt. Voorzichtig dat er geen ongeluk van zal komen, legt de heilzoeker het pistool naast zich neer. W. G. C. B ij v A N c K NIEUWE UITGAVEN PIERRE MARIEL, De Fratellini, De geschiedenis van drie clowns, met 6 portretten en 50 teekeningen, bewerkt door J. W. F. Werumeus Buning. Amsterdam, Em. Querido. Over deze wereldberoemde clowns en hunne, in het Fransch verschenen, gedenkschriften, is uitvoerig geschreven in de Kroniek van den Dans in het nummer van de Groene Amster dammer" van 20 September j.l.. Bij dat artikel plaatsten wij ook enkele van de illustraties van Edouard Elzinger. Een Nederlandsche vertaling, met reproductie van het grootste gedeelte der teekeningen en van de portretten van de Fratellini, verscheen thans bij Em. Querido. Het boekje is uitstekend verzorgd. BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG,HUYGENSPARK22 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl