Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PROF. OPPENHEIM f
Staatsraad gestorven, zal Oppenheim in de
herinnering blijven leven als Professor. Dit is
geen verkleinen van zijn bijzonder groote ver
diensten als lid van ons hoogste Staatscollege.
Het grootste en beste deel van zijn werkzaam
leven gaf ? Oppenheim aan het Hooger Onderwijs.
En ik dacht aan hem, den Staatsraad, toen ik
onlangs bij De Beaufort (Gesch. OpsteUen,ll,8\) las:
Wie der wetenschap eens uit liefde zijn hart
heeft gegeven, kan niet dan met weemoed van haar
scheiden. Meer dan iemand drukken hem, bij zijn
terugkeer tot het werkzaam leven, de alledaagsche
sleur en de werktuigelijke arbeid aan elke betrek
king, zelfs de hoogste en eervolste, verbonden."
Oppenheim vergat zijn leerlingen niet, ook niet toen
hij zelf geen leeraar meer was. Zelf noemde hij zijn
ónderwijs-tijd den mooisten tijd zijns levens.
Hij gaf zich geheel, met zijn groote kennis, zijn
altijd weer oplaaiend enthousiasme, zijn telken
jare zich weer hernieuwende liefde voor zijn stu
denten. En wie zijner leerlingen hield niet van hem?
In veler leven is hij als een meteoor verschenen,
' bruusk, schitterend, daverend. Zijn colleges bij te
wonen, juister: te ondergaan, was een vreugde.
Maar de eerste verrassing verdween allengs, en er
groeide geleidelijk een groote sympathie. En deze
bleef, 'het volle verdere leven lang.
Ook bij hem.
Hoevelen denken niet dankbaar terug aan de
telkens weer ondervonden blijken van zijn harte
lijk meeleven? Na jaren kwaamt gij hem tegen,
en hij schoot dwars over de straat op u af, om te
vragen hoe het ging.
'k Was pas advocaat. Boeren wilden een spoor
wegbrug afbreken, als in strijd'^'met 't polder
reglement: mocht dat? De Waterstaatswet opge
slagen; ik stiet op een komma: stond die op die
plaats expres? Dan hadden zij recht! Ik durfde het
advies niet aan, schreef een briefje aan Oppenheim.
Na een half uur was hij al bij me op zolder was
h^ te hooren enthousiast, dat ik die komma
daar had ontdekt: daar had hij een uur lang in de
Staats-Commissie voor gevochten, dat die komma
daar, en niet een paar woorden vroeger of verder
moest staan!
Struycken, hoewel even oud, had vlak vóór mij
gestudeerd: ik was, na mijn candidaats, van de
Letteren naar de Rechten gekomen. Op 'n goeden
dag zei Oppenheim: Hoe vreemd, dat ik, Isra
liet, na elkaar een Roomsche als meest geliefden
leerling tref!" Ik vermoed, de sympathie
tusschen het Oude en Nieuwe Testament, Professor !"
Zoo zullen er velen zijn thans, die voor hun
geest oude, lieve herinneringen aan Oppenheim
zien opdoemen. Hij was een leeraar onvergelijke
lijk, maar bij den eerbied, dien hij afdwong, ver
overde hij ons hart.
In zijn L'Ancien Régime et la Revolution schreef
Alexis de Toqueville: On voit que l'histoire est
une galarie de tableaux oti il y a peu d'originaux
et beaucoup de copies".
Oppenheim was een dier weinige origineelen.
En daarom is hij onvergetelijk voor ieder, die hem
eens mocht leeren kennen.
Het doet mij leed, dat op den dag, dat Oppen
heim begraven wordt, de Tweede Kamer mij
opeischt. Bij zijn graf zou ik willen zeggen, wat
Léon Gozlau eens sprak bij de begrafenis van
Joseph Méry: Nous enterrons aujourd'hui un
rayon du soleil".
's-Gravenhage 7 Oct. '24. AALBERSE
In Memoriam
Prof. Mr. Dr. J. OPPENHEIM
(3 Maart 1849?6 October 1924)
De Staatsraad en oud-hoogleeraar Oppenheim
overleden: een schokkende, droevige mare.
Zijn gezondheidstoestand liet dit was niet
onbekend gebleven in den jongsten tijd te
wenschen over en gaf in de laatste maanden zelfs
reden tot ernstige bezorgdheid. Maar toch zal
het bericht van zijn verscheiden in ruimen kring
groote ontroering hebben teweeggebracht, en behal
ve een gevoel van hartelijke deelneming met hen,
die hem het naast en het liefst waren, en een besef
van een persoonlijk gemis, de overtuiging hebben
gewekt dat een zeer bijzonder man is heengegaan,
een man, zooals er in een gemeenschap niet
velen worden gevonden.
Met schroom voldoe ik aan het door de redactie
tot mij gericht verzoek om aan de nagedachtenis
van dezen uitnemenden Nederlander, mijn
hooggeëerden leermeester en promotor, den zeer
gewaardeerden ambtgenoot en vriend van mijn
Vader, een woord te wijden; hooge achting,
warme bewondering voor den persoon en het werk
van den overledene moge er uit spreken.
Het moet gelden als een bewijs van een rijk
leven en een veelzijdige persoonlijkheid, dat ver
schillende groepen, al naar de omstandigheid,
waaronder zij met den heer Oppenheim kennis
maakten, zich hem op hun eigen wijze, in een
bepaald verband zullen herinneren.
De groote schare van Nederlanders, die wel eens
met het publieke leven, vooral in de gemeenten,
in aanraking kwam, kent hem als den schrijver
haast schreef ik, den dichter van Het Neder
landsen Gemeenterecht, dat in pakkenden,
boeienden stijl geschreven standaardwerk, dat vier
uitgaven beleefde en waarin een ontzaglijk uit
gebreide, dikwijls weerbarstige of taaie stof is
gesystematiseerd en verwerkt tot een welgevormd,
smakelijk geheel, ten profijte van talloos velen.
Die schare zag in hem den machtigen beschermer
der Gemeente; als een borgervader van alle
Gemeenten tezamen zorgde hij voor haar belangen,
streed hij voor haar rechten, in woord en geschrift,
in zijn boek, in zijn vele adviezen en nog laatste
lijk in het Verslag van de Staatscommissie tot
voorbereiding van de herziening der Gemeentewet,
waarvan hij de ziel mocht worden genoemd.
Wie zich de laatste veertig jaren in of om het
politieke strijdperk bewoog, brengt zich hem te
binnen als den medewerker aan de Provinciale
Groninger Courant, wiens artikelen lange jaren
zeer de aandacht hebben getrokken, als het
invloedrijk lid van verschillende staatscommissies
(n.m. die voor de grondwetsherziening) en als
den eersten voorzitter van het Centraal Stembureau
in den Haag.
De staatslieden denken aan den overledene
allereerst als aan den hoogleeraar in het Staats
recht gedurende meer dan twintig jaren en als den
gezaghebbenden Staatsraad.
;?In de kringen der Joodsche geloovigen eert
men bovenal hun vriend en helper, die het geloof
zijner vaderen lief had en in bescherming nam,
en die leed gevoelde, als hij dat geloof verwaar
loosd of zijn geloofsgenooten verguisd zag.
Rechtsgeleerden bewonderden zijn vele geestes
vruchten, alle schoon van inhoud en vorm:
behalve zijn reeds genoemd boek over het gemeente
recht o.a. te samen met Jhr. Mr. J. Roëll geschre
ven Bijdragen tot regeling der administratieve
rechtspraak (1899 en 1902), zijn eerste opstellen
(o.a. over de politieverordening tegenover den
eigendom) en boekaankondigingen in het Rechts
geleerd Magazijn (o.a. 1887 en 1891), zijn beide
inaugureele oraties (1885 en 1893), zijn verhan
deling over de suprematie van de Grondwet, in
1906 voorgedragen in een vergadering der Konink
lijke Akademie van Wetenschappen, zijn
praeadvies over de Vergadering der Nederlandsche
Juristen-Vereeniging van 1912. Voor de
Juristen-Vereeniging deed de overledene nog
meer. En ook dat vergeten de rechtsgeleerden niet:
hij was er een gevierd spreker, die zijn gehoor var;
juristen door den gloed zijner overtuiging, zijn
meesterschap in het debat en zijn geestdriftige
welsprekendheid sterk wist te boeien (denkt aan
het debat in 1914 te Utrecht over de vraag of
een verschil tusschen wet en Grondwet in stand
behoorde te worden gehouden) en in 1915 en 1916
bezette hij den Voorzittersstoel.
In Groningen is men trotsch op den geboren en
getogen Groninger, die er zijn stad en land langen
tijd met groote eere heeft gediend, met name 12
jaren als Gemeentesecretaris en 8 jaren als hoog
leeraar.
In Rotterdam zal men zich er op blijven be
roemen, hem nog in de laatste jaren als docent
aan de Handels-Hoogeschool te hebben kunnen
bewonderen.
En dan Leiden, waar hij in het tijdvak zijner
rijkste ontplooiing gedurende veertien jaren
veertien gelukkige jaren" volgens zijn eigen
getuigenis bij zijn afscheid het professoraat in
het staats- en administratief recht heeft bekleed;
de namen Leiden en Oppenheim hooren bijeen;
in Leiden vierde hij als docent zijn groote triomfen,
enkele jaren nadat hij de stad had verlaten, keerde
hij tot de akademie terug als haar Curator;en
op zijn 70sten verjaardag vereerde de Leidsche
Senaat hem het doctoraat honoris causa in de
Staatswetenschappen. De Leidsche
hoogleeraren konden zich het akademiegebouw moeilijk
denken zonder hem en voor zijn Leidsche leerlingen
blijft onvergetelijk de studeerkamer in zijn woon
huis op de Breestraat, waar de onuitputtelijke
zorg en vriendschappelijke belangstelling van den
leermeester den leerling haast in verlegenheid
brachten, maar daarnaast vooral zijn collegezaal,
het vermaarde klein auditorium (?waarin ik"
zoo schreef hij eenmaal zelf liever dan ooit
in eenige andere zaal ben binnengetreden").
Daar kwamen de hoogleeraar en vele studenten
tot elkander; daar wist hij door zijn onnavolgbaar
talent als docent de hoorders voor de stof die hij
voordroeg, te boeien, hen te prikkelen en den weg
te wijzen tot zelfstandige studie in bibliotheek en
werkkamer; daar deed hij telkens de college
voordracht in een soms geanimeerd debat met zijn
hoorders overgaan; daar kwam de stof tot leven,
de student tot juridisch besef.
Aldus heeft de heer Oppenheim in Groningen, en
vooral in Leiden een groote schaar van leerlingen
gevormd, die zich ook na hun afscheid van de aka
demie meer in het bijzonder aan het publieke recht
zijn gaan wijden en het land in publiekrechterlijke
betrekkingen dienen of op hun beurt, aangevuurd
door 's leermeesters voorbeeld, als hoogleeraar de
juridische wetenschap verder dragen- Geen
slaafsche volgelingen wilde hij kweeken en het is tot zijn
eere getuigd dat mannen van gansch verschillende
richtingen onder de hoogleeraren bijv. Van
Vollenhoven en Struycken, Anema en van
Eysinga zijn discipelen zijn geweest. Maar bij
alle verschil van beginselen waren zij n in
bewondering voor hun leermeester. Bij zijn af
scheid als hoogleeraar in 1907 en bij zijn 70sten
verjaardag poogden zij deze bewondering op over
tuigende wijze tot uitdrukking te brengen en daar
naast hun dankbaarheid voor wat hij, hun leids
man, nog lang nadat zij de studentenbanken
verlaten hadden, voor hun vorming, ja voor hun
gansche leven heeft gedaan, met al die toewijding
en hartelijke belangstellende vriendschap, waarvan
hij het geheim bezat.
Zoo heeft hij zijn vaderland in vele opzichten
groote diensten bewezen en zoo zal hij in veler
dankbare herinnering voortleven.
Aan zijn leerlingen placht hij gelijk hij in
indrukwekkende schoone peroratie van zijn zeer
schoone laatste college" in herinnering bracht
op het hart te binden, dat wie in onzen tijd
aanspraak maken wil op de eer zijn land te dienen
en in de gelederen der staatsburgers vooraan te
staan, moet kunnen aantoonen dat hij zijne kennis
uitnemend verzorgd en zijn land oprecht lief
heeft" en in te scherpen dat hun wel is waar niet
wordt opgelegd den arbeid, die de menschheid
wacht te voltooien, maar dat zij ook niet vrijheid
hebben er zich geheel aan te onttrekken".
Ook in dat opzicht is Oppenheim's gansche
leven aan de gemeenschap van Nederland gewijd,
een lichtend voorbeeld geweest. Het worde niet
vergeten. Dank, groote dank zijn wij den overledene
verschuldigd. Eere zij zijn nagedachtenis.
J. P. FOCKEMA ANDREAE
RINGERS'
KROKANTE
CHOCOLADE
15 as.