Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
HET WIEGELIED
WAT VROUWEN WILLEN WETEN.
HOE DIT TASCHJE IS GEMAAKT
In A'dam promoveerde dezer dagen een
ZuidAfrikaner op het proefschrift Suid-Afrikaansche
Volkspoësie". Het is een boek, dat onder het
vele interessante, dat het geeft, ook een hoofdstuk
wijdt aan het wiegelied. Dr. Du Toit gaat met
Bücher uit van de stelling, dat arbeid leidt tot
rhythme.- Niet de arbeid, zooals wij ons dien
tegenwoordig hoofdzakelijk denken, waar de
machine de hoofdrol speelt, maar die, waar het
menschelijk lichaam de krachtbron is: dorschen,
heien, spinnen. Deze arbeid doet door spier
spanning en verslapping vanzelf rhythme ont
staan en dit lichaamsrhythme nu gemarkeerd door
de menschelijke stem, geeft het lied: het lied van
den arbeid.
Als een van de primitieve proeven op dat gebied
noemt Dr. Du Toit het oude wiegelied. Die
lichaamsritme van die suigeling sussende moeder
het ongetwijfeld soms tot lied geword."
Nu is het met het wiegelied een eigenaardig
geval. Bij het dorschen, spinnen etc. begeleidt
het lied den arbeid en vergemakkelijkt dien daar
door, vergroot het effect, wat hier iets reëels is,
hl. de hoeveelheid koren of garen. Bij het wiege
lied is dit evenzoo: het lied accentueert het sussend
dodijnen en maakt dit lichter voor de moeder,
maar het effect van dezen arbeid is in tegen
stelling met zooeven iets onreëels. 't Is niet het
voortbrengen van iets positiefs,- maar juist iets
negatiefs, n.l. het inslapen van 't kind, niet een
voortbrengen, maar een doen verdwijnen, tijdelijk
althans, van het bewustzijn.
' Vroeger op school verwonderden we ons in
Teerst, dat zingen", luieren', slapen" werk
woorden waren. Evenzoo komt het ons nu wat
vreemd voor, het wiegelied genoemd te zien bij
e liederen van den arbeid. En toch is het juist
zoo. Moeders van lastige baby's zullen 't niet
moeilijk vinden dit in te zien.
Het wiegelied is voor ons iets poëtisch. Wij den
ken er bij niet in de eerste plaats aan arbeid,
maar aan rust.
Lang voordat het kindje den zin der woorden
verstaat, wordt Wet tot kalmte gebracht door
hythme, melodie en woordklank.
Dat rhythme rust geeft, licht Stanley Hall
toe met het voorbeeld van een moeder, die
haar kind door kleine rhythmische klapjes in
slaap slaat. ledere moeder kent dat gerust
stellend kloppen.
Dat klanken slaapwekkend werken, weet ook
ieder, die met kleintjes omgaat.
Daarom bestaan wiegeliedjes waarschijnlijk
voornamelijk uit sussende, zachtvloeiende klanken.
Daar hebben we: doe-doe-doedelideine" zoom
zoome zoom, zoom" nine, nine dodo"
suja, suja deine" en nog verschillende andere:
douw, douw, douwderideine" la la l.^la",
do-do-kindeken, do'". In Du Toit's werk zijn er
verscheiden opgenoemd. Ze worden hier gerekend
te behooren tot die wereld van roepe en geluide
hier van moedervreugde bij de wieg waarvan
ook die keerrijme bij ander liedere soms getuig."
Onwillekeurig denken we hierbij echter ook aan
wat Helene Swarth zingt in haar Binnenhuisje".
Eentonig sussend ruischt haar wiegelied
De kamer door, waar 't haardvuur schimmen wekt
't Half sluim'rend kindje balt de vuistjes toe
En zucht heel diep en slaapt in moeders schoot."
Moedervreugde dus, maar ook het instinct, om
door klanken zonder beteekenis voorloopig
het kleintje tot rust te brengen.
Wat nu de woorden van het wiegelied aangaat:
het kleine kind verstaat ze niet, maar we moeten
niet vergeten, dat, wat van het lied aan het kind
onbegrepen voorbijgaat, zijn rustigmakende wer
king uitoefent op de moeder.
En om het kind in slaap te krijgen moet de moe
der rustig zijn!
Wonder is de invloed van de moeder op het
jonge kind.
Geen tien wiegeliedjes van een gejaagde moeder
hebben het effect van n rustig gezongen lied.
Daarom zijn ze zoo liefelijk, onze meeste wiege
liederen.
Liefelijkheid suggereert rust.
De liedjes, die inslaan, bijv.: ,Over de weide,
daar blonk er de zon,' ,Oa slapen mijn roosje',
,Wie zal er ons kindeke douwen', wekken alle
lieve, vriendelijke beelden. Ook in ons primitief
,Slaap, kindje, slaap,' is sprake van zachtheid
en vrede: een schaapje, witte voetjes, melkje.van
de bonte koe. Daarnaast echter komen, zóoals
Dr. Du Toit memoreert, in Twente Hunnewieve"
veor en in Zuid-Afrika Paaiboelieman, honde en
booze wolve!" Zeker geen geruststellende ver
schijningen. AK
Het klinkt om bang" te worden'daar
in">NoordVrijstaat:
QERDA RITTER TASCHJE
Wolwerk niets dan wolkwerk. Eerst een middenrondje op 't teneriffewieltje doorgestopt.
Dan kringen van vorkhaaksel er omheen, in elkaar gehaakt en doorwerkt. De tasch is in drie
kleuren n.l. bruin, blauw en groen,, zonder beugel, doch met een gehaakt draagbandje blauw
met bruin dat in lussen aan de tasch verbonden is met drie houten kralen. Voering blauw
satinet. Een prettig, soepel werkstuk. E. v. H.
Kindjie moet maar slape gaan,
Anders kom Paaiboelieman:
Ou Paaiboelie kom vir kindjie vang.
Slaap, kindjie, slapies maar."
Echt vrouwelijk is dit anders".
Echt vrouwelijk de trek hulp te zoeken bij
sterkere machten. Slapen gaan, kindje, anders
't Schijnt door de tijden heen altijd hetzelfde
te zijn geweest, ook al waren de vrouwen vroeger
flinker van gestalte dan nu.
Het dreig nooit!" van onze helaas te vroeg
gestorven paedagoge I. Kooistra zou ook toen al
zin hebben gehad.
Doen wij er naar? Dreig nooit!
Neen, al zingen wij het in Holland niet, 't
gevoel ligt ons vrouwen niet ver:
Doedoe, doedoe baba
Baba moet maar slapie,
Wolfie sal vir baba vang,
As baba nie wil slapie."
't Lijkt wel wat erg, maar" zegt Du Toit
moeder meen allerminst wat sy se".
Behalve het dreigement is in deze liedjes zeer
zeker te zoeken de accentuatie van rust en vrede
juist door de tegenstelling ^
Wij hebben ook nu nog ons:
Kindje, jij moet slapen gaan,
Buiten huilt de wind."
Zooiets als:
Regen, regen ruisen, wij zitten veilig thuis!"
Hetzelfde extra veiligheidsgevoel wordt gewekt
bij de gedachte aan de booze wolven buiten,
terwijl binnen het kindje heerlijk Ltoegestopt in 't
wiegje ligt.
Er valt niets meer te vreezen:
Hunnewieve, 'k zal die slaon,
Kumst du bie de huija staon."
Wij moderne moeders wiegen onze kinderen
niet, zingen ze ook niet meer in slaap.
Ik heb een jong moedertje gekend, dat het
tegen alle regels in, wél deed. Het duurde niet
lang, of ze merkte, dat ze van haar kindje een
kleinen dwingeland had gemaakt. Wij hebben
tegenwoordig zoete baby's, vroeger waren ze
stouter. De stoutste kinderen moeten 't meest
gewiegd," zegt een berustend oud spreekwoord
en zoo werden ze er niet zoeter op.
Erg was het voor het betreffende kind echter
niet, want weldra was hij niet langer Benjamin,
dan nam er een ander z'n plaatsje in.
Boven den zuigelingenleeftijd zijn te kinderen
van nu doorgaans stouter dan vroeger. Ons
wiegekind verwennen we niet, maar later!
't Is ook moeilijk. De broertjes en zusjes ver
schillen vaak drie, vier jaar, 't zijn als 't ware
allemaal eenige" kinderen. Vroeger voedden ze
elkaar op, toen leerde ieder meer omstaan."
En nu onze wiegeliedjes? We zingen ze niet meer
als arbeidsltedje onder 't wiegen, maar toch
willen we ze niet missen. Vóór 't naar bed brengen
vinden we er wel een oogenblik voor.
De goed geslaagde wiegeliederen, dat zijn dus
zulke, die de moederlijke gevoelens verklanken,
zullen altijd hun plaatsje vinden. Steeds weer
zullen we bemerken, zooals nu, naar aanleiding
van Dr. Du Toit's boek, dat door de eeuwen heen
die gevoelens steeds dezelfde zijn gebleven, met
een variant op Schopenhauer geldt: Es winken
sich die Mütter aller Zeiten."
J. C. DE B 00 N E?SWARTWOLT
Over de randen . . .
Over de randen van mijn lot
Kruipt er de vreugde,
En in de diepte van mijn lot
Parelt spot. .
Over de randen van 't geluk
Sluipt mijn verlangen;
Ook in de gaafheid van 't geluk
Is iets stuk . .
t
f
Over de randen van mijn zijn
Juichen mijn woorden,
Maar in de wanden van mijn zijn
Scheurt de pijn . .
Over de randen van mijn hart
Jubelen zangen,
Over de leegte van mijn hart,
Over smart . .
M. POPPELHOUWER
Koopt U een gouden ring
zonder merk ?
Waarom dan wel boter
zonder Rijksmerk?
Hofstede Oud-Bussem''
Kerkstraat 187. Tel. 49344.