De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 18 oktober pagina 11

18 oktober 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 HET WIEGELIED WAT VROUWEN WILLEN WETEN. HOE DIT TASCHJE IS GEMAAKT In A'dam promoveerde dezer dagen een ZuidAfrikaner op het proefschrift Suid-Afrikaansche Volkspoësie". Het is een boek, dat onder het vele interessante, dat het geeft, ook een hoofdstuk wijdt aan het wiegelied. Dr. Du Toit gaat met Bücher uit van de stelling, dat arbeid leidt tot rhythme.- Niet de arbeid, zooals wij ons dien tegenwoordig hoofdzakelijk denken, waar de machine de hoofdrol speelt, maar die, waar het menschelijk lichaam de krachtbron is: dorschen, heien, spinnen. Deze arbeid doet door spier spanning en verslapping vanzelf rhythme ont staan en dit lichaamsrhythme nu gemarkeerd door de menschelijke stem, geeft het lied: het lied van den arbeid. Als een van de primitieve proeven op dat gebied noemt Dr. Du Toit het oude wiegelied. Die lichaamsritme van die suigeling sussende moeder het ongetwijfeld soms tot lied geword." Nu is het met het wiegelied een eigenaardig geval. Bij het dorschen, spinnen etc. begeleidt het lied den arbeid en vergemakkelijkt dien daar door, vergroot het effect, wat hier iets reëels is, hl. de hoeveelheid koren of garen. Bij het wiege lied is dit evenzoo: het lied accentueert het sussend dodijnen en maakt dit lichter voor de moeder, maar het effect van dezen arbeid is in tegen stelling met zooeven iets onreëels. 't Is niet het voortbrengen van iets positiefs,- maar juist iets negatiefs, n.l. het inslapen van 't kind, niet een voortbrengen, maar een doen verdwijnen, tijdelijk althans, van het bewustzijn. ' Vroeger op school verwonderden we ons in Teerst, dat zingen", luieren', slapen" werk woorden waren. Evenzoo komt het ons nu wat vreemd voor, het wiegelied genoemd te zien bij e liederen van den arbeid. En toch is het juist zoo. Moeders van lastige baby's zullen 't niet moeilijk vinden dit in te zien. Het wiegelied is voor ons iets poëtisch. Wij den ken er bij niet in de eerste plaats aan arbeid, maar aan rust. Lang voordat het kindje den zin der woorden verstaat, wordt Wet tot kalmte gebracht door hythme, melodie en woordklank. Dat rhythme rust geeft, licht Stanley Hall toe met het voorbeeld van een moeder, die haar kind door kleine rhythmische klapjes in slaap slaat. ledere moeder kent dat gerust stellend kloppen. Dat klanken slaapwekkend werken, weet ook ieder, die met kleintjes omgaat. Daarom bestaan wiegeliedjes waarschijnlijk voornamelijk uit sussende, zachtvloeiende klanken. Daar hebben we: doe-doe-doedelideine" zoom zoome zoom, zoom" nine, nine dodo" suja, suja deine" en nog verschillende andere: douw, douw, douwderideine" la la l.^la", do-do-kindeken, do'". In Du Toit's werk zijn er verscheiden opgenoemd. Ze worden hier gerekend te behooren tot die wereld van roepe en geluide hier van moedervreugde bij de wieg waarvan ook die keerrijme bij ander liedere soms getuig." Onwillekeurig denken we hierbij echter ook aan wat Helene Swarth zingt in haar Binnenhuisje". Eentonig sussend ruischt haar wiegelied De kamer door, waar 't haardvuur schimmen wekt 't Half sluim'rend kindje balt de vuistjes toe En zucht heel diep en slaapt in moeders schoot." Moedervreugde dus, maar ook het instinct, om door klanken zonder beteekenis voorloopig het kleintje tot rust te brengen. Wat nu de woorden van het wiegelied aangaat: het kleine kind verstaat ze niet, maar we moeten niet vergeten, dat, wat van het lied aan het kind onbegrepen voorbijgaat, zijn rustigmakende wer king uitoefent op de moeder. En om het kind in slaap te krijgen moet de moe der rustig zijn! Wonder is de invloed van de moeder op het jonge kind. Geen tien wiegeliedjes van een gejaagde moeder hebben het effect van n rustig gezongen lied. Daarom zijn ze zoo liefelijk, onze meeste wiege liederen. Liefelijkheid suggereert rust. De liedjes, die inslaan, bijv.: ,Over de weide, daar blonk er de zon,' ,Oa slapen mijn roosje', ,Wie zal er ons kindeke douwen', wekken alle lieve, vriendelijke beelden. Ook in ons primitief ,Slaap, kindje, slaap,' is sprake van zachtheid en vrede: een schaapje, witte voetjes, melkje.van de bonte koe. Daarnaast echter komen, zóoals Dr. Du Toit memoreert, in Twente Hunnewieve" veor en in Zuid-Afrika Paaiboelieman, honde en booze wolve!" Zeker geen geruststellende ver schijningen. AK Het klinkt om bang" te worden'daar in">NoordVrijstaat: QERDA RITTER TASCHJE Wolwerk niets dan wolkwerk. Eerst een middenrondje op 't teneriffewieltje doorgestopt. Dan kringen van vorkhaaksel er omheen, in elkaar gehaakt en doorwerkt. De tasch is in drie kleuren n.l. bruin, blauw en groen,, zonder beugel, doch met een gehaakt draagbandje blauw met bruin dat in lussen aan de tasch verbonden is met drie houten kralen. Voering blauw satinet. Een prettig, soepel werkstuk. E. v. H. Kindjie moet maar slape gaan, Anders kom Paaiboelieman: Ou Paaiboelie kom vir kindjie vang. Slaap, kindjie, slapies maar." Echt vrouwelijk is dit anders". Echt vrouwelijk de trek hulp te zoeken bij sterkere machten. Slapen gaan, kindje, anders 't Schijnt door de tijden heen altijd hetzelfde te zijn geweest, ook al waren de vrouwen vroeger flinker van gestalte dan nu. Het dreig nooit!" van onze helaas te vroeg gestorven paedagoge I. Kooistra zou ook toen al zin hebben gehad. Doen wij er naar? Dreig nooit! Neen, al zingen wij het in Holland niet, 't gevoel ligt ons vrouwen niet ver: Doedoe, doedoe baba Baba moet maar slapie, Wolfie sal vir baba vang, As baba nie wil slapie." 't Lijkt wel wat erg, maar" zegt Du Toit moeder meen allerminst wat sy se". Behalve het dreigement is in deze liedjes zeer zeker te zoeken de accentuatie van rust en vrede juist door de tegenstelling ^ Wij hebben ook nu nog ons: Kindje, jij moet slapen gaan, Buiten huilt de wind." Zooiets als: Regen, regen ruisen, wij zitten veilig thuis!" Hetzelfde extra veiligheidsgevoel wordt gewekt bij de gedachte aan de booze wolven buiten, terwijl binnen het kindje heerlijk Ltoegestopt in 't wiegje ligt. Er valt niets meer te vreezen: Hunnewieve, 'k zal die slaon, Kumst du bie de huija staon." Wij moderne moeders wiegen onze kinderen niet, zingen ze ook niet meer in slaap. Ik heb een jong moedertje gekend, dat het tegen alle regels in, wél deed. Het duurde niet lang, of ze merkte, dat ze van haar kindje een kleinen dwingeland had gemaakt. Wij hebben tegenwoordig zoete baby's, vroeger waren ze stouter. De stoutste kinderen moeten 't meest gewiegd," zegt een berustend oud spreekwoord en zoo werden ze er niet zoeter op. Erg was het voor het betreffende kind echter niet, want weldra was hij niet langer Benjamin, dan nam er een ander z'n plaatsje in. Boven den zuigelingenleeftijd zijn te kinderen van nu doorgaans stouter dan vroeger. Ons wiegekind verwennen we niet, maar later! 't Is ook moeilijk. De broertjes en zusjes ver schillen vaak drie, vier jaar, 't zijn als 't ware allemaal eenige" kinderen. Vroeger voedden ze elkaar op, toen leerde ieder meer omstaan." En nu onze wiegeliedjes? We zingen ze niet meer als arbeidsltedje onder 't wiegen, maar toch willen we ze niet missen. Vóór 't naar bed brengen vinden we er wel een oogenblik voor. De goed geslaagde wiegeliederen, dat zijn dus zulke, die de moederlijke gevoelens verklanken, zullen altijd hun plaatsje vinden. Steeds weer zullen we bemerken, zooals nu, naar aanleiding van Dr. Du Toit's boek, dat door de eeuwen heen die gevoelens steeds dezelfde zijn gebleven, met een variant op Schopenhauer geldt: Es winken sich die Mütter aller Zeiten." J. C. DE B 00 N E?SWARTWOLT Over de randen . . . Over de randen van mijn lot Kruipt er de vreugde, En in de diepte van mijn lot Parelt spot. . Over de randen van 't geluk Sluipt mijn verlangen; Ook in de gaafheid van 't geluk Is iets stuk . . t f Over de randen van mijn zijn Juichen mijn woorden, Maar in de wanden van mijn zijn Scheurt de pijn . . Over de randen van mijn hart Jubelen zangen, Over de leegte van mijn hart, Over smart . . M. POPPELHOUWER Koopt U een gouden ring zonder merk ? Waarom dan wel boter zonder Rijksmerk? Hofstede Oud-Bussem'' Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl