Historisch Archief 1877-1940
TERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2469
WEERSVERWACHTING
De weerstoestand wordt bepaald door de ver
schillende meteorologische elementen: luchtdruk,
wind, temperatuur, vochtigheid, bewolking en
neerslag. Door bestudeering der in deze elementen
optredende veranderingen tracht men de oor
zaken daarvan op te sporen en het verband dezer
veranderingen met voorafgaande verschijnselen
in den dampkring te verklaren, waardoor de moge
lijkheid wordt geopend den toestand voor een
bepaald gebied van te voren vast te stellen.
Door voortdurende uitbreiding van het waar
nemingsgebied en vermeerdering van het aantal
gegevens is men er tot nu toe in geslaagd in onge
veer 80 van de 100 gevallen het weer voor den
volgenden dag met juistheid aan te geven.
Slechts onder bijzondere omstandigheden is dit
voor een langer tijdsverloop mogelijk.
De uitvinding van den barometer vormt een
mijlpaal in de geschiedenis der weersverwachting;
de veranderlijke stand leidde tot het constateeren
van eenig verband tusschen de met dit instrument
bepaalde dampkringsdrukking en het weer:
hooge barometer, standvastig mooi weer; lage
barometer, storm en regen. Teleurstellingen bleven
evenwel niet uit, ook al werden de
drukwaarnemingen aangevuld met die betreffende de rela
tieve vochtigheid. Verwondering behoeft dit feit
niet te baren, daar beide instrumenten slechts den
toestand van het oogenblik op een bepaald punt
aangeven en succes der hierop berustende ver
wachting dus alleen dan bestaanbaar is bij con
tinuïteit in den .toestand.
Een belangrijke schrede voorwaarts werd ?
gedaan door niet alleen de elementen voor een
bepaalde plaats, doch ook de gelijktijdige
waarnemingen op punten in de omgeving te
beschouwen. Dit geschiedde In 1820 voor de
eerste maal door Brandes 1), die voor verschil
lende plaatsen in West- en Midden-Europa de
afwijking der luchtdrukking ten opzichte van
den normalen stand voor een bepaalden dag
berekende en in een synoptisch kaartje de plaat
sen met gelijke afwijking doorjijnen vereenigde.
Het trekken van lijnen met gelijke afwijking
vindt weinig toepassing meer; in de plaats
daarvan verbindt men de plaatsen met gelijke
luchtdrukking door z.g. isobaren", waardoor
de lucht-drukv e r d e e l i n g overzichtelijk
wordt en het verband van het weer met
deze verdeeling duidelijker uitkomt. Zoo is voor
een goed begrijpen van den weers-toestand op
een bepaalden dag in ons land in de eerste plaats
noodig bekendheid met de luchtdrukverdeeling
in N.W.-Europa.
Deze overzichtelijke kaarten, waarin, voorzoover
de duidelijkheid het toelaat, ook andere gegevens
opgenomen worden, waren onontbeerlijk voor de
bestudeering van de verplaatsing der
metereologische verschijnselen en het verband tusschen de
verschillende elementen, waarvan dat tusschen
luchtdrukverdeeling en wind het voornaamste is.
Doch de op deze wijze verkregen kennis kon
eerst van praktisch nut worden voor de weers
verwachting toen de waarnemingen, langs
telegrafischen weg verzameld, no? op denzelfden dag in
kaart gebracht werden. In de Daily News" van
?3 Sec. 1909.
£?voe'4[.
Fig, l
14 Juni 1849 verscheen het eerste op deze wijze
samengestelde weerkaartje.
Na voldoende uitbreiding van het telegraafnet
kon de instelling van een Europeeschen weerdienst
volgen, doch eerst moesten de hiermede te bereiken
voordeelen op treffende wijze worden aangetoond.
Dit gebeurde in den Krim-oorlog, toen een zware
storm in de Zwarte Zee den geallieerden zoowel te
land als te water groote schade toebracht. Nadat
de gelijktijdige waarnemingen op de voorafgaande
dagen in kaart waren gebracht, bleek een diep
gebied van lagen druk (het stormgebied) zich van
West naar Oost dwars door Europa naar de Zwarte
Zee bewogen te hebben, zoodat voor dit naderende
stormgebied gewaarschuwd en het onheil vermin
derd had kunnen worden bij het bestaan van een
Europeeschen weerdienst.
Na dit feit zien wij dezen dienst zich geleidelijk
Noordelijk halfrond
Fig. 3
A Fig. 2 B
ontwikkelen. Door gebruikmaking der
radiotelegrafie kon de verzameling en verspreiding der
berichten nog vlugger plaats hebben, zoodat De
Bilt nu driemaal per dag over meer dan 100 gelijk
tijdige waarnemingen in Europa kan beschikken
ruim 2 uur nadat deze werden verricht.
Desgewenscht kunnen hieraan nog toegevoegd worden
berichten van de Noord-Afrikaansche kust en die
van schepen in Middellandsche Zee en Atlantischen
Oceaan, welke laatste evenwel niet steeds up to
date" zijn.
De weerberichten worden in de verschillende
landen door centrale stations verzameld en achter
eenvolgens op vastgestelde tijden draadloos in
code-vorm verspreid. Een door de meeste
Europeesche Instituten gebruikte vorm voor waar
nemingen aan de oppervlakte op landstations is de
volgende:
de stationsindex.
de barometerstand.
de windrichting.
de windkracht.
het weer op het oogenblik der waarneming.
de temperatuur.
het karakter van de barometerverandering in de
laatste 3 uren.
het bedrag der barometerverandering in de laatste
3 uren.
overzicht van het weer sinds de vorige waarneming,
het zicht.
de relatieve vochtigheid der lucht.
belangrijkste soort der lage wolken.
het bedrag der lage wolken in 10e deelen van den
hemel.
soort der hoogere wolken, welke het meest spre
kend optreedt.
totaal bedrag der bewolking.
de geschatte hoogte der laagste wolken.
de neerslag.
Kuststations Landstations
S Zeegang j maximum of minimum
Vs zicht naar Zee l temperatuur.
r het oogenblik van het begin van den neerslag.
Door het in kaart brengen der verschillende
gegevens verkrijgt men driemaal per dag een
overzicht voor luchtdrukking, temperatuur, wind,
bewolking, enz. De isobaren verdeden Europa in
gebieden van hoogen druk (anti-cyclonen, maxima)
en die van lagen druk (cyclonen, depressies,
minima). Het waargenomen drukverschil, dat in
de richting loodrecht op de isobaren het grootst
is, zou dus tengevolge moeten hebben, dat de lucht
in die richting van Hoog" naar Laag" stroomde.
Tengevolge van storende invloeden, waarvan
die van de aswenteling der aarde de voornaamste
ss
BBB
DD
F
ww
TT
c
W
V
H
A
L
N
h
RR
is, zal de windrichting op het N.-halfrond naar
rechts afwijken (zie fig. l en fig. 2a en 2b.)
De eerste, die het verband tusschen wind
richting en luchtdrukverdeeling in een naar
hem genoemde wet vastlegde was Prof. Buys
Ballot, de vader der synoptische meteorologie:
Heeft men op het Noordel ijk Half
rond den wind in den rug, dan ligt
het gebied van lagen druk links en
iets naar voren, het gebied van
hoogen druk rechts en iets naar
achteren. Op het Zuidelijk Halfrond wordt een
zelfde afwijking naar links waargenomen.
Doch ook tusschen windsnelheid en
luchtdrukverdeeling bestaat een innig verband.
Hoe dichter de isobaren (meestal getrokken om
de 5 m.m.) bijeen liggen, d.w.z. hoe grooter het
drukverval over een zelfden afstand, loodrecht op
de richting der isobaren (langs den gradiënt) wordt,
hoe krachtiger de wind zal zijn. Het drukverval
in de laatste richting in m.m. over een afstand van
111 K.M wordt de barometrische gradiënt of
kortweg de gradiënt genoemd.
De windsnelheid wordt meestal aangegeven in
M/sec, of wel in Beaufort-schaaldeelen van O?12,
waarbij O windstilte en 12 orkaan beteekent.
Somtijds ook in KM. of mijlen per uur.
Beschouwen wij nu het Laag" van fig. 2a
nader. De lucht stroomt aan de oppervlakte der
aarde geleidelijk naar het centrum. Ook in hooger
lagen wordt bij dezelfde drukverdeeling een rond
gaande beweging waargenomen, doch de
luchtverplaatsing in radialen zin naar binnen is daar te
verwaarloozen. In het Laag" stijgt de lucht op
en koelt af tengevolge'van de uitzetting; de
medegevoerde waterdamp condenseert tot fijne
druppels of kristallen, die, in den stijgenden
luchtstroom zwevende gehouden.wolken vormen
of wel als neerslag de aarde bereiken.
Van het maximum uit daarentegen stroomt
de lucht naar alle zijden weg, zoodat aanvulling
alleen van boven kan plaats hebben, waar de
atmosfeer, in verband met de lagere tempera
tuur, minder, waterdamp kan bevatten, terwijl
de betrekkelijke vochtigheid tengevolge van
de door de daling veroorzaakte
temperatuurstijging bovendien voortdurend blijft afnemen.
Hoewel dus in het algemeen het dampgehalte
boven het maximum gering en boven het mini
mum veel hooger is, zoo zal dit toch op verschil
lende hoogten verband houden met de richting
van waaruit de luchttoevoer plaats heeft. Niet
altijd zal een hooge barometerstand gepaard gaan
met mooi zonnig weer. Indien in den winter, bij aan
wezigheid van voldoenden waterdamp, de damp
kring ook overdag door straling meer warmte
afgeeft dan ontvangt, zal het maximum zelfs ver
gezeld gaan van een betrokken lucht, nevel of mist.
Maxima noch minima zijn stationnair; de laatste
verplaatsen zich het snelst en trekken in N.W.
Europa meest van West naar Oost ten Noorden
van ons land, waarbij richting van en afstand tot
het centrum veelal het karakter van het weer
bepalen.
In het Zuiden of Zuidwesten van Europa ligt dan
het gebied van hoogen druk, waar het zich bij het
Azoren-maximum aansluit; meerdere minima
volgen elkaar op. Het is deze drukverdeeling, die
Fig. 4
l
i