Historisch Archief 1877-1940
VREEMD EN EIGEN
? van stijl houdt. Ik heb een liefde vol bewondering
voor Jaapje", maar laat ons niet allen trachten
op sympathieke drukkersleerlingen te lijken; laat
Nederland althans iets willen leeren van Couperus.
Laat ons wandelen, eten, winkelen, ons kleeden in
verschillende landen, zonder iets verhevens te zien
in doodgewone woorden als flaneeren",
dejeuneeren", ,,shopping", of in het nuttig kleedingstuk
dat pels" heet, o, natuurlijk ! maar ook zonder
het ons ooit in het hoofd te halen, dat peentjes
iets onuitsprekelijk heerlijks, of dat stovenzetsters
ons nationale bezit bij uitnemendheid zouden zijn.
JOHANNES TlELROOY
Ik had de aardige boutade van mejuffrouw Aunie
Salomons gelezen, in haar ,..Bijkomstigheid" van
verleden week
Toen wist ik het ineens zeker: ik houdxvan de
cosmopolieten om hun geestige sierlijkheid. Ik
houd van den internationalen wereldling, met een
vluggen, nieuwmodischen hoed, die ongedwongen
zijn zorgvuldig geschoeiden voet neerzet, en niet
in het hartje van Rusland nog loopt te mopperen
omdat er geen Edammer kaas of Hollandsche ha
ring is te krijgen. Ik houd van wereldsche dames,
met een vroolijken haardos, die haar japonnen
kiezen naar de gelegenheid waar ze voor dienen,
dames die lenig en luchtig, ofschoon waardig, een
kopje thee weten te reiken; overal op Gods wijden
aardbodem.is het gelukkig mogelijk zóó te worden,
en het behoeft geen diepe zachtheid uit te sluiten.
Ach, waarom bestaan er deftige" Hollandsche
dames, die meenen 't aan haar waardigheid ver
plicht te zijn, altijd ijselijk boos te kijken en die
rondloopen in'jurken als planken? En waarom ver
beelden verdienstelijke jonge schrijfsters, die er
zelf in het minst niet op lijken, zich dat
erietsaardigs ligt in deze vergissingen van Moeder Natuur?
Waarom begrijpt bijna niemand dat de volkeren
elkaar nooit zullen liefhebben, als we ons ieder
slechts thuis blijven voelen in ons eigen
Tjietjerksteradeel of ons eenig Sappenneer? Het kostbaarst
bezit is ons vermogen om buiten onszelf te treden
en onze bewondering voor het verre, groote, ge
heimzinnige. Wie met starre voorkeur al het vreem
de verwerpt bezit tenslotte niets meer.
En toch zien we alom in Nederland die zelfge
noegzaamheid; vormlooze monden met kapotte
tandea spreken vreemde woorden met brutale
onverschilligheid averechts uit; uitgezakte licha
men, merkteekens van yadsigheid en vraatzucht,
en slappe, eigenwijze zieltjes gaan gekleed naar
dezelfde wansmakelijke oud-aarlanderveensche
mode. O, konden we eens afstand doen van de
plattelandsche somberheid en stijfheid, van de
locale meeningen, de locale grootheden ! Ik ver
foei en beklaag de juffrouw van drie hoog, die al
tijd kibbelt over den omgevallen vuilnisemmer, in
een gemeen dialekt en een eentonig vocabularium,
en die uit die eene kleine grief genoeg venijn haalt
om er haar heele leven mee te bederven, en ik houd
van de, ook naar de ziel volgroeide vrouw, die haar
diepe rampzaligheid en onredelijk geluk niet aan
anderen opdringt, maar die, altijd lief en gelijk
matig, iedereen vriendelijk tegemoet komt, altijd
het juiste woord zegt, nooit zeurt, niet in Jan en
alleman's bijzijn huilt, en de dingen van het leven
die niet in orde zijn, naar de mate van haar krach
ten zonder ophef tracht te verhelpen.
Ik zie wel de heroïek in dat telkens krampachtig
teruggrijpen naar het eigene, in dien strijd om niet
alle individualiteit te verliezen; maar alleen zwak
ken kennen die vrees en wie een krachtige persoon
lijkheid is, heeft van aanraking met het vreemde
slechts winst te verwachten. Ik heb het gevoel
dat het zoo verschrikkelijk goed is voor een mensch
als hij eens een wereldstad ziet; als hij weet dat
er nog andere, grootscher lotsbestemmingen be
staan dan de zijne; nog andere moeilijkheden om te
overwinnen dan in zijn bedaarde stadje; dat de
wereld ruim, de smaken vele, de opvattingen be
trekkelijk zijn, en dat wie hier niet gelukkig is,
slechts wat eenvoudige flinkheid behoeft om zich
te verplaatsen en het elders te beproeven.
Wie thuis blijft en nooit verder kijkt dan tot
Delfzijl en Baarle-Nassau, kent maar een heel klein
deeltje van de werkelijkheid en niet het allerbeste.
Zoodra we naar werkelijkheid verlangen en naar
de verschrikkelijke schoonheid van de werkelijk
heid, moeten we de groote wereld daarbuiten leeren
kennen, de wereld waar in een wilden strijd
tusschen onoverwinnelijk idealisme en onuitroeibare
zelfzucht de ware geschiedenis gemaakt wordt. We
moeten onze plichtjes zeker met nauwgezetheid
vervullen, maar we moeten nooit vergeten dat er
in andere streken heftiger en opzweepender winden
waaien dan hier.
Het is slechts luiheid om altijd dezelfde
eetmanieren te volgen, dezelfde leelijke klanken uit te
stooten als het vorige geslacht, om de benepenheid
van vader, zijn gierigheid en wantrouwige angsten
ook in ons aan te kweeken. Een grove
Amsterdamsche uitroep in het palazzo Pitti (?Seg, kek die
is met se rauie gesicht") is een ergernis voor wie
EEN WEINIG BEMERKTE FOUT
(Het beginsel van oorzaak en gevolg tegen de
veel-tijdigheid).
/Vraagt onze specialiteit
PRISMAKIJKER
leenverkoop voor Ned. <fi Koloniën
8 x vergr. ?40.
JOS. HABTOe. Opticien
Rotterdam, Hoofdsteeg 17. Tel. 3343
Utrecht, Nobelstraat 28. Tel. 1063
Onder dit opschrift zet in het nummer van 4 Oct.
Dr. W. Tombrock zijn bezwaren uiteen tegen het
werkelijk bestaan van een relativistische
veeltijdigheid". De schrijver is klaarblijkelijk geen
wis- en natuurkundige, maar zijn betoog is logisch
en het is dus aangenaam hem van antwoord te
dienen.
Om een wetenschappelijke uitspraak te begrij
pen, moet men in het oog houden wat met de
woorden, waarin die uitspraak is neergelegd, wordt
bedoeld. Zegt een wiskundige: twee evenwijdige
lijnen snijden elkaar in het oneindige, dan is dat
slechts een wijze van zeggen, die alleen is inge
voerd om zich kort te kunnen uitdrukken. Het
is de taak van een leeraar zijn leerlingen er op te
wijzen, dat aan dat snijpunt in het oneindige geen
realiteit toegekend moet worden.
Er zijn drie dimensies: lengte, hoogte en breedte.
Zij bestaan. Tenminste de heer T. trekt dat niet
in twijfel. Van philosophisch standpunt is daar
nog wel iets tegen in te brengen. In elk geval
dient wel wat duidelijker te worden omschreven,
wat men met bestaan" bedoelt. Een vierde
dimensie is een wiskundige denkbaarheid en be
staat dus als zoodanig. Of de wereld, waarin wij
leven, drie- of meerdimensionaal is, is een andere
vraag, waarvan de beantwoording buiten de
competentie van den wiskundige ligt en aan den
natuurkundige moet worden overgelaten.
De natuurkunde is de wetenschap, die zich bezig
houdt met de beschrijving van de gebeurtenissen
in de wereld. Hiertoe worden hypothesen opge
steld, waaruit theorieën worden opgebouwd. Di
theorie wordt door den natuurkundige als de
juiste beschouwd, die het meest omvattend en
toch zoo eenvoudig mogelijk is.
Om een voorbeeld te noemen: vroeger dacht
men, dat de aarde een plat vlak was, tot men ver
schijnselen waarnam, die met de opvatting van
een platte aarde niet waren te vereenigen. Men
begreep toen, dat de aarde een bol moest zijn en
kon zoodoende op eenvoudige manier vele ver
schijnselen verklaren. Natuurlijk was voor den
gewonen mensch de theorie van de platte aarde
veel eenvoudiger, want hangt men bijvoorbeeld
twee schietlooden op eenigen afstand vari elkaar,
dan zijn deze volgens de nieuwe theorie niet even
wijdig, want ze wijzen beide naar het middelpunt
van de aarde, maar deze afwijking is zóó gering,
dat ze niet valt te constateeren en een architect
heeft er geen rekening mee te houden.
Zoo is het ook met de relativiteitstheorie. Onze
kinderlijke ruimte-opvatting van drie dimensies
en n tijd, geeft aan den gewonen mensch verre
weg de eenvoudigste wereldvoorstelling. De na
tuurkundige echter, die rekening heeft te houden
met veel meer verschijnselen, die hem de labora
toriumproeven der laatste jaren hebben geleerd,
en die tot de ervaring is gekomen, dat onze
ouderwetsche ruimte-tijdvoorstelling die nieuwe ver
schijnselen niet kan verklaren, heeft in de
relativiteits-theorie een systeem gevonden, waardoor alle
ons thans bekende verschijnselen op eenvoudige
wijze begrijpelijk worden. Voor de dagelijksche
gebeurtenissen, die om ons heen plaats grijpen,
maakt het geen verschil of ze volgens de relativi
teitstheorie of volgens de oude mechanica worden
berekend.
Maar nu de veeltijdigheid". Dit woord is niet
zeer juist gekozen. Volgens de relativiteitstheorie
kan de tijd voor den eenen waarnemer anders zijn,
dan voor den anderen. Ziet A een gebeurtenis P
plaats grijpen vóór de gebeurtenis Q, dan kan het
zijn, dat B de opeenvolging andersom ziet. Stellen
wij ons echter voor dat een gebeurtenis P de oor
zaak is van een gebeurtenis Q, dan moet zich van
P een invloed met zekere snelheid voortplanten
naar Q, want de natuurkunde neemt tegenwoordig
geen werking op een afstand aan. Nu kunnen er
volgens de rel. th. geen snelheden bestaan, die
grooter zijn dan de lichtsnelheid, en tevens volgt
uit deze theorie, dat, wanneer zich iets uit P met
een snelheid niet grooter dan de lichtsnelheid be
weegt naar Q, door eiken waarnemer zal worden
geconstateerd, dat het vertrek uit P eerder plaats
vond, dan de aankomst in Q. Dus, wanneer een
gebeurtenis in P de oorzaak is van een gebeur
tenis in Q, dan zal volgens iederen waarnemer de
oorzaak op een vroeger tijdstip plaats hebben
dan het gevolg. De wet van oorzaak en gevolg
wordt dus door de rel. th. niet aangetast.
D. BURGER
Mijn dank aan den schrijver voor de attentie die
hij aan mijn artikeltje bewijst door de korte en
heldere uiteenzetting van zijn standpunt. Mijn
standpunt handhaaf ik, meen ik met het navol
gende nog iets te kunnen versterken.
Voor de speciale Relativiteitstheorie zijn essen
tieel:
Relativiteitsbeginsel-constante
lichtsnelheid-rclatieve tijd.
Duiden wij de beide eerste beginselen hierbij
aan onder ne benaming: absoluut-constante,
kortaf: absolute lichtsnelheid.
Dan kunnen wij als fundamenteel voor het
nieuwe stelsel geven:
Absolute lichtsnelheid naast relatieve tijd.
Terwijl voor het oude of gewone stelsel geldt:
relatieve lichtsnelheid naast absolute tijd.
Met absoluut, bedoelen wij dan hier wat niet,
met relatief, wat wél afhankelijk is van de beweging
der waarnemers.
Een wezenlijk verschil tusschen beide stelsels
gaven wij reeds in ons vorig opstel, dit n.l.,
dat in het oude stelsel geldt het beginsel van
oorzaak en gevolg, maar in het nieuwe niet. Een
telegram kan niet worden ontvangen voordat
het is afgtzonden; deze realiteit geldt allén voor
het oude stelsel, dat hierin dus met de werkelijk
heid overeenstemt. Het nieuwe stelsel daarentegen
wordt met zijn relatieven tijd (iw/-tijdigheid)
puur fictief, een rekenkundig verzinsel.
In overeenstemming met dit verschil lijkt ons
nu, dat in de Relativiteitstheorie de \\cMsnelheid
niet, maar bij de klassieke Tijd- en Ruimteopvatting
wel relatief gehouden is.
Snelheid immers is wezenlijk een relatief begrip.
DR. W. TOMBROCK
NIEUWE UITGAVEN
Dr. F. OSSENDOWSKI, Dieren. Mensclien en
Goden. Nederl. bewerking van Nico Rost. Den
Haag, H. P. Leopold's Uitgevers Maatschappij.
Dr. Ossendowski. Pool in Russischen dienst, man
van de wetenschap, belast met opnemingen voor
de regeering, woonde in het begin van 1920 in de
Siberische stad Krasnojarsk, aan de oevers van
de Jenissei, de rivier die ontspringt in de zonnige
bergen van Mongolië, waar Dr. Ossendowski, zoo
als hij schrijft, plotseling werd gegrepen door den
wervelwind van een dolle revolutie die in heel Rus
land woedde". De schrijver moest toen voor de
roode gardisten vluchten. Op den eersten dag van
ziin vlucht kocht hij een geweer, driehonderd
patronen, bijl, mes, thee, zout gedroogd brood
en een ketel. Hij drong tot diep in een woud dooi
en kwam bij een afgebrande hut. Van toen at werd
hij een echte zwerver. Het merkwaardige relaas van
zijn ontmoetingen en gevechten, zijn avonturen in
het hart van Azië", Mongolië, Thibet, heeft hij op
levendige wijze beschreven in het hierboven aan
gekondigde werk, waarvan de eerste
Amerikaansche uitgave uitvoerig werd besproken door onzen
medewerker Dr. W. O. C. Byvanck in de Groene
Amsterdammer" van 2, 9, 16, 23. 30 Juni en
Ten 14 Juli 1923.
CADILLAC V. 63
Ieder, die het heeft gebracht tot een
CADILLAC V 63, behoeft het op auto
mobielgebied niet verder te zoeken.
K. L ANDEWEER - UTRECHT