De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 18 oktober pagina 20

18 oktober 1924 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

VREEMD EN EIGEN ? van stijl houdt. Ik heb een liefde vol bewondering voor Jaapje", maar laat ons niet allen trachten op sympathieke drukkersleerlingen te lijken; laat Nederland althans iets willen leeren van Couperus. Laat ons wandelen, eten, winkelen, ons kleeden in verschillende landen, zonder iets verhevens te zien in doodgewone woorden als flaneeren", dejeuneeren", ,,shopping", of in het nuttig kleedingstuk dat pels" heet, o, natuurlijk ! maar ook zonder het ons ooit in het hoofd te halen, dat peentjes iets onuitsprekelijk heerlijks, of dat stovenzetsters ons nationale bezit bij uitnemendheid zouden zijn. JOHANNES TlELROOY Ik had de aardige boutade van mejuffrouw Aunie Salomons gelezen, in haar ,..Bijkomstigheid" van verleden week Toen wist ik het ineens zeker: ik houdxvan de cosmopolieten om hun geestige sierlijkheid. Ik houd van den internationalen wereldling, met een vluggen, nieuwmodischen hoed, die ongedwongen zijn zorgvuldig geschoeiden voet neerzet, en niet in het hartje van Rusland nog loopt te mopperen omdat er geen Edammer kaas of Hollandsche ha ring is te krijgen. Ik houd van wereldsche dames, met een vroolijken haardos, die haar japonnen kiezen naar de gelegenheid waar ze voor dienen, dames die lenig en luchtig, ofschoon waardig, een kopje thee weten te reiken; overal op Gods wijden aardbodem.is het gelukkig mogelijk zóó te worden, en het behoeft geen diepe zachtheid uit te sluiten. Ach, waarom bestaan er deftige" Hollandsche dames, die meenen 't aan haar waardigheid ver plicht te zijn, altijd ijselijk boos te kijken en die rondloopen in'jurken als planken? En waarom ver beelden verdienstelijke jonge schrijfsters, die er zelf in het minst niet op lijken, zich dat erietsaardigs ligt in deze vergissingen van Moeder Natuur? Waarom begrijpt bijna niemand dat de volkeren elkaar nooit zullen liefhebben, als we ons ieder slechts thuis blijven voelen in ons eigen Tjietjerksteradeel of ons eenig Sappenneer? Het kostbaarst bezit is ons vermogen om buiten onszelf te treden en onze bewondering voor het verre, groote, ge heimzinnige. Wie met starre voorkeur al het vreem de verwerpt bezit tenslotte niets meer. En toch zien we alom in Nederland die zelfge noegzaamheid; vormlooze monden met kapotte tandea spreken vreemde woorden met brutale onverschilligheid averechts uit; uitgezakte licha men, merkteekens van yadsigheid en vraatzucht, en slappe, eigenwijze zieltjes gaan gekleed naar dezelfde wansmakelijke oud-aarlanderveensche mode. O, konden we eens afstand doen van de plattelandsche somberheid en stijfheid, van de locale meeningen, de locale grootheden ! Ik ver foei en beklaag de juffrouw van drie hoog, die al tijd kibbelt over den omgevallen vuilnisemmer, in een gemeen dialekt en een eentonig vocabularium, en die uit die eene kleine grief genoeg venijn haalt om er haar heele leven mee te bederven, en ik houd van de, ook naar de ziel volgroeide vrouw, die haar diepe rampzaligheid en onredelijk geluk niet aan anderen opdringt, maar die, altijd lief en gelijk matig, iedereen vriendelijk tegemoet komt, altijd het juiste woord zegt, nooit zeurt, niet in Jan en alleman's bijzijn huilt, en de dingen van het leven die niet in orde zijn, naar de mate van haar krach ten zonder ophef tracht te verhelpen. Ik zie wel de heroïek in dat telkens krampachtig teruggrijpen naar het eigene, in dien strijd om niet alle individualiteit te verliezen; maar alleen zwak ken kennen die vrees en wie een krachtige persoon lijkheid is, heeft van aanraking met het vreemde slechts winst te verwachten. Ik heb het gevoel dat het zoo verschrikkelijk goed is voor een mensch als hij eens een wereldstad ziet; als hij weet dat er nog andere, grootscher lotsbestemmingen be staan dan de zijne; nog andere moeilijkheden om te overwinnen dan in zijn bedaarde stadje; dat de wereld ruim, de smaken vele, de opvattingen be trekkelijk zijn, en dat wie hier niet gelukkig is, slechts wat eenvoudige flinkheid behoeft om zich te verplaatsen en het elders te beproeven. Wie thuis blijft en nooit verder kijkt dan tot Delfzijl en Baarle-Nassau, kent maar een heel klein deeltje van de werkelijkheid en niet het allerbeste. Zoodra we naar werkelijkheid verlangen en naar de verschrikkelijke schoonheid van de werkelijk heid, moeten we de groote wereld daarbuiten leeren kennen, de wereld waar in een wilden strijd tusschen onoverwinnelijk idealisme en onuitroeibare zelfzucht de ware geschiedenis gemaakt wordt. We moeten onze plichtjes zeker met nauwgezetheid vervullen, maar we moeten nooit vergeten dat er in andere streken heftiger en opzweepender winden waaien dan hier. Het is slechts luiheid om altijd dezelfde eetmanieren te volgen, dezelfde leelijke klanken uit te stooten als het vorige geslacht, om de benepenheid van vader, zijn gierigheid en wantrouwige angsten ook in ons aan te kweeken. Een grove Amsterdamsche uitroep in het palazzo Pitti (?Seg, kek die is met se rauie gesicht") is een ergernis voor wie EEN WEINIG BEMERKTE FOUT (Het beginsel van oorzaak en gevolg tegen de veel-tijdigheid). /Vraagt onze specialiteit PRISMAKIJKER leenverkoop voor Ned. <fi Koloniën 8 x vergr. ?40. JOS. HABTOe. Opticien Rotterdam, Hoofdsteeg 17. Tel. 3343 Utrecht, Nobelstraat 28. Tel. 1063 Onder dit opschrift zet in het nummer van 4 Oct. Dr. W. Tombrock zijn bezwaren uiteen tegen het werkelijk bestaan van een relativistische veeltijdigheid". De schrijver is klaarblijkelijk geen wis- en natuurkundige, maar zijn betoog is logisch en het is dus aangenaam hem van antwoord te dienen. Om een wetenschappelijke uitspraak te begrij pen, moet men in het oog houden wat met de woorden, waarin die uitspraak is neergelegd, wordt bedoeld. Zegt een wiskundige: twee evenwijdige lijnen snijden elkaar in het oneindige, dan is dat slechts een wijze van zeggen, die alleen is inge voerd om zich kort te kunnen uitdrukken. Het is de taak van een leeraar zijn leerlingen er op te wijzen, dat aan dat snijpunt in het oneindige geen realiteit toegekend moet worden. Er zijn drie dimensies: lengte, hoogte en breedte. Zij bestaan. Tenminste de heer T. trekt dat niet in twijfel. Van philosophisch standpunt is daar nog wel iets tegen in te brengen. In elk geval dient wel wat duidelijker te worden omschreven, wat men met bestaan" bedoelt. Een vierde dimensie is een wiskundige denkbaarheid en be staat dus als zoodanig. Of de wereld, waarin wij leven, drie- of meerdimensionaal is, is een andere vraag, waarvan de beantwoording buiten de competentie van den wiskundige ligt en aan den natuurkundige moet worden overgelaten. De natuurkunde is de wetenschap, die zich bezig houdt met de beschrijving van de gebeurtenissen in de wereld. Hiertoe worden hypothesen opge steld, waaruit theorieën worden opgebouwd. Di theorie wordt door den natuurkundige als de juiste beschouwd, die het meest omvattend en toch zoo eenvoudig mogelijk is. Om een voorbeeld te noemen: vroeger dacht men, dat de aarde een plat vlak was, tot men ver schijnselen waarnam, die met de opvatting van een platte aarde niet waren te vereenigen. Men begreep toen, dat de aarde een bol moest zijn en kon zoodoende op eenvoudige manier vele ver schijnselen verklaren. Natuurlijk was voor den gewonen mensch de theorie van de platte aarde veel eenvoudiger, want hangt men bijvoorbeeld twee schietlooden op eenigen afstand vari elkaar, dan zijn deze volgens de nieuwe theorie niet even wijdig, want ze wijzen beide naar het middelpunt van de aarde, maar deze afwijking is zóó gering, dat ze niet valt te constateeren en een architect heeft er geen rekening mee te houden. Zoo is het ook met de relativiteitstheorie. Onze kinderlijke ruimte-opvatting van drie dimensies en n tijd, geeft aan den gewonen mensch verre weg de eenvoudigste wereldvoorstelling. De na tuurkundige echter, die rekening heeft te houden met veel meer verschijnselen, die hem de labora toriumproeven der laatste jaren hebben geleerd, en die tot de ervaring is gekomen, dat onze ouderwetsche ruimte-tijdvoorstelling die nieuwe ver schijnselen niet kan verklaren, heeft in de relativiteits-theorie een systeem gevonden, waardoor alle ons thans bekende verschijnselen op eenvoudige wijze begrijpelijk worden. Voor de dagelijksche gebeurtenissen, die om ons heen plaats grijpen, maakt het geen verschil of ze volgens de relativi teitstheorie of volgens de oude mechanica worden berekend. Maar nu de veeltijdigheid". Dit woord is niet zeer juist gekozen. Volgens de relativiteitstheorie kan de tijd voor den eenen waarnemer anders zijn, dan voor den anderen. Ziet A een gebeurtenis P plaats grijpen vóór de gebeurtenis Q, dan kan het zijn, dat B de opeenvolging andersom ziet. Stellen wij ons echter voor dat een gebeurtenis P de oor zaak is van een gebeurtenis Q, dan moet zich van P een invloed met zekere snelheid voortplanten naar Q, want de natuurkunde neemt tegenwoordig geen werking op een afstand aan. Nu kunnen er volgens de rel. th. geen snelheden bestaan, die grooter zijn dan de lichtsnelheid, en tevens volgt uit deze theorie, dat, wanneer zich iets uit P met een snelheid niet grooter dan de lichtsnelheid be weegt naar Q, door eiken waarnemer zal worden geconstateerd, dat het vertrek uit P eerder plaats vond, dan de aankomst in Q. Dus, wanneer een gebeurtenis in P de oorzaak is van een gebeur tenis in Q, dan zal volgens iederen waarnemer de oorzaak op een vroeger tijdstip plaats hebben dan het gevolg. De wet van oorzaak en gevolg wordt dus door de rel. th. niet aangetast. D. BURGER Mijn dank aan den schrijver voor de attentie die hij aan mijn artikeltje bewijst door de korte en heldere uiteenzetting van zijn standpunt. Mijn standpunt handhaaf ik, meen ik met het navol gende nog iets te kunnen versterken. Voor de speciale Relativiteitstheorie zijn essen tieel: Relativiteitsbeginsel-constante lichtsnelheid-rclatieve tijd. Duiden wij de beide eerste beginselen hierbij aan onder ne benaming: absoluut-constante, kortaf: absolute lichtsnelheid. Dan kunnen wij als fundamenteel voor het nieuwe stelsel geven: Absolute lichtsnelheid naast relatieve tijd. Terwijl voor het oude of gewone stelsel geldt: relatieve lichtsnelheid naast absolute tijd. Met absoluut, bedoelen wij dan hier wat niet, met relatief, wat wél afhankelijk is van de beweging der waarnemers. Een wezenlijk verschil tusschen beide stelsels gaven wij reeds in ons vorig opstel, dit n.l., dat in het oude stelsel geldt het beginsel van oorzaak en gevolg, maar in het nieuwe niet. Een telegram kan niet worden ontvangen voordat het is afgtzonden; deze realiteit geldt allén voor het oude stelsel, dat hierin dus met de werkelijk heid overeenstemt. Het nieuwe stelsel daarentegen wordt met zijn relatieven tijd (iw/-tijdigheid) puur fictief, een rekenkundig verzinsel. In overeenstemming met dit verschil lijkt ons nu, dat in de Relativiteitstheorie de \\cMsnelheid niet, maar bij de klassieke Tijd- en Ruimteopvatting wel relatief gehouden is. Snelheid immers is wezenlijk een relatief begrip. DR. W. TOMBROCK NIEUWE UITGAVEN Dr. F. OSSENDOWSKI, Dieren. Mensclien en Goden. Nederl. bewerking van Nico Rost. Den Haag, H. P. Leopold's Uitgevers Maatschappij. Dr. Ossendowski. Pool in Russischen dienst, man van de wetenschap, belast met opnemingen voor de regeering, woonde in het begin van 1920 in de Siberische stad Krasnojarsk, aan de oevers van de Jenissei, de rivier die ontspringt in de zonnige bergen van Mongolië, waar Dr. Ossendowski, zoo als hij schrijft, plotseling werd gegrepen door den wervelwind van een dolle revolutie die in heel Rus land woedde". De schrijver moest toen voor de roode gardisten vluchten. Op den eersten dag van ziin vlucht kocht hij een geweer, driehonderd patronen, bijl, mes, thee, zout gedroogd brood en een ketel. Hij drong tot diep in een woud dooi en kwam bij een afgebrande hut. Van toen at werd hij een echte zwerver. Het merkwaardige relaas van zijn ontmoetingen en gevechten, zijn avonturen in het hart van Azië", Mongolië, Thibet, heeft hij op levendige wijze beschreven in het hierboven aan gekondigde werk, waarvan de eerste Amerikaansche uitgave uitvoerig werd besproken door onzen medewerker Dr. W. O. C. Byvanck in de Groene Amsterdammer" van 2, 9, 16, 23. 30 Juni en Ten 14 Juli 1923. CADILLAC V. 63 Ieder, die het heeft gebracht tot een CADILLAC V 63, behoeft het op auto mobielgebied niet verder te zoeken. K. L ANDEWEER - UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl