De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 18 oktober pagina 24

18 oktober 1924 – pagina 24

Dit is een ingescande tekst.

D ; WÈKfeLAD VÓÖft' NEDERLAND No. 2470 FEUILLETON UIT DE GEDENKSCHRIFTEN VAN EEN MOORDENAAR Ik heb er een hekel aan, over mijn moorden te schrijven. Mijn vrouw zegt, dat het zooveel lijkt op bluffen en dat niemand zich bijzonder interes seert voor mijn particulier leven. Ongetwijfeld heeft ze gelijk. En toch, als deze' mijn woorden zouden dienen tot waarschuwing voor eenig jongmensch, die op den rand des verderfs staat, zullen deze herinneringen zichzelf gerechtvaardigd hebben. Tot mijn achttiende jaar had ik practisch geen moord begaan. Ik reken natuurlijk niet mee dat ik ons dienstmeisje Olga liet raam uitgegooid had, toen ze de glazen lapte en ik in een stemming van kinderlijke speelschheid was. Het was slechts een kwajongensstreek, en ik weet nog hoe 'n standje ik kreeg en dat ik zonder eten naar bed moest. Evenmin tel ik den keer, dat ik tante Grace wurgde, die bij ons logeerde. Ik had een Wild-West film gezien en oefende me met een lasso, die ik van een oude waschlijn gemaakt had. Je bent erg ondeugend," zei moeder na de begrafenis, en ik zal Sinterklaas schrijven dat hij geen geweer voor je meebrengt." . Ik wensch absoluut niet den indruk te geven, dat ons huishouden bijzonder streng of puriteinsch was. Maar in dien tijd geloofden ouders nu eenmaal dat een zekere hoeveelheid tucht onmisbaar was voor de jeugd. 't Kan zijn, dat ze gelijk hadden; als ik de kluch ten van de tegenwoordige jonge generatie zie, denk ik wel eens, dat de stijve, huiselijke disci pline uit mijn kinderjaren toch beter was. Op m'n achttiende, in m'n roemtijd, beging ikmijn eersten werkelijken moord; de eerste, die geïn spireerd was door een verlangen goed te doen en de menschheid te dienen, inplaats van door jeugdigen overmoed. Mijn buurman nam lessen in hoornblazen; hij studeerde eiken avond twee uur; zijn stukje was de wals van den blauwen Donau. Ik sloop op een nacht in zijn kamer en. draaide de gaskraan open. Ik keerde terug naar mijn bed met dat gevoel, dat slechts een hervormer kent. Als die kerel in het leven gebleven was, zou hij een hoornist geworden zijn. Het was een zegenrijke verlossing. Behalve eenige kellners en chauffeurs is er niets te vermelden tot de Maizie Burke-episode. Maizie was een lief, vroolijk meisje, dat kunstgeschiedenis studeerde. Ze was jong en knap en zoo gebeurde het dat we, ondanks haar beperkte geestvermogens, heel intiem werden; bijna vrienden, zou ik het willen noemen. Eens wilde het ongeluk, dat ze ontdekte dat ik schreef. Hoe, weet ik niet; misschien zag ze m'n naam in een tijdschrift. Ik wist niet dat je schreef, zei ze. Ik bekende droevig dat 't zoo was. Ik had een voorgevoel, dat onze mooie Vriendschap ten doode opgeschreven was. Hoe buitengewoon interessant, zei ze, je zult wel reuze-interessante menschen ontmoeten. Ja, zei ik. Hoe allerleukst! De volgende maal dat ik haar bezocht, was ze ongewoon opgewonden. Ik heb een schitterend idee voor een verhaal voor je, begon ze, hoor eens . .. Laten we naar de bioscoop gaan, zei ik, ze geven het Hart van Het Borstbeeld . . Het zal een schitterende intrigue zijn, zei Maizie. Ik schrijf geen verhalen, zei ik, maar als je die intrigue naar H. Q. Wells of Galsworthy stuurde, zouden ze blij zijn O, maar dit zou je kunnen schrijven, hield ze aan, het is werkelijk gebeurd met een meisje, dat ik gekend heb. We zijn nog juist op tijd voor de tweede acte, pleitte ik sidderend. Ik had een gevoel, alsof er een tragedie boven-mijn hoofd hing. Luister eens, zei Maizie, natuurlijk moet jij er alle versieringen en details bij maken, want ik weet niets af van schrijven. Dit verhaal is werke lijk gebeurd met een meisje, dat ik gekend heb. Nora Schulz. Het scheen, dat ze verloofd was met een zekeren Berger Henri Berger geloof ik dat het was. Haar ouders wisten niets van haar verloving, en op 'n avond . . Ik nam een zijden kous van den stapel, dien ze bezig was te mazen en smoorde haar. Ik had een zachtere methode geprefereerd, als er tijd geweest was; chloroform of zoo iets. Maar ik zag.er geen heil in, te wachten. Gewoonlijk geef ik de voorkeur aan een revolver. Ik ben nog al verlegen, en vuurwapenen maken me altijd nerveus. Maar in de zaak-Wallace waren er te veel, om ze n voor n op andere wijze af te maken. De Wallace-moorden tel ik onder mijn stoutste stukjes. Ten eerste inviteerden ze me onder valsche voorwendsels. Oogenschijnüjk was het een diner, maar ik ontdekte spoedig, dat ik slechts uitgenoodigd was om getuige te zijn bij de avondbezigheden van Wallace Junior. Ze hadden de gewoonte, hoorde ik, later, om te zeggen: Je treft het. Je komt juist op tijd om Junior te zien voor hij z'n flesch krijgt. Ze sleepten me, in weerwil van m'n protest, in de kinderkamer. Hoe groot is het kindje? zei mevrouw. Zóó gróót! kraaide meneer, dwaas grinnikend als een gekke ezel. Ik trok m'n revolver en schoot er een hoop neer, meneer, mevrouw, twee grootmoeders en het kind. Er bleef niets anders over. Als dat kind was blijven leven, had het op z'n tweede jaar de geschiedenis van asschepoester of kleinduimpje gereciteerd. Het was een welbesteede dag. Ik ontmoette Irma Hyde op een diner, dat de Blakes gaven ter eere van het feit, dat ze nog samenwoonden na twee jaar huwelijksleven. Ik zet je naast Irma, fluisterde Mary Blake me toe, omdat je haar wel leuk zult vinden. Ze is zoo litterair. Ze zeggen, dat u schrijft, zei Irma aan tafel. Ja, murmelde ik. somber. Hoe interessant, zei ze, wat zult u interes sante menschen ontmoeten. Ja, antwoordde ik wanhopig. Charley Dickens en Bill Thackeray zijn,m'n beste vrienden. En er gaat geen dag voorbij of ik kom bij wijlen Lord Tennyson . . . ? , ? Wat allerleukst, zei Irma, weet u, ik heb de allerdolste ideeën voor verhalen, maar ik heb geen tijd ze uit te werken. Als we eens samen konden komen op 'n avond, zou ik de ideeën vertellen en u ze kunnen uitwerken. Dat zou geweldig zijn, zei ik zonder enthou siasme. Ja, hè? Dit is er een waarvan u een bijzonder boeienden roman kunt maken. Het is echt gebeurd, met een meisje, waarmee ik op school ging; ze was vriendin met m'n getrouwde zuster. Wilt u geen olijf hebben of iets anders? vroeg ik. Het schijnt, dat dit meisje,.... ik geef slechts groote lijnen, u kunt het natuurlijk neer schrijven zooals u wilt.... dat meisje.... Ongemerkt liet ik een tabletje sublimaat in haar glas vallen. (Ik draag altijd van die tabletten bij me). Ze stierf kort daarop, naar men zegt onder de vreeselijkste pijnen. Het was net goed. NEWMAN LEVY INHOUD: 1. Elandslaagte, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp 2. Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck 3. Internationale puzzle, door Brandaris De raad voor de Scheepvaart van Amsterdam, naar den Haag? teekening door Joh. Braakensiek 4/5. De boerenoorlog 1899 1900, teekeningen door Joh. Braakensiek 6. Wereldvrede en Economische ontwapening, door Dr. M. J. Vadja 7. Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 8. Bijkomstigheden, door Annie Salomons 9. Anatole France f» door Dr. Joh. Tielrooy 11. Voor Vrouwen, red. Elis. M. Rogge 12. Dramatische Kroniek, d. BarbarossaenTop Naeff 13. Schilderkunstkroniek,d.A.Plasschaert en Mr. M. F. Hennus De strijd om Mekka, teeke ning door Jordaan 14. Weersverwachting, door P. M. van Riel 17. Muziek in de Hoofdstad, door Constant van Wessem, met teekeningen door B. van Vlijmen 19. Financiën, door Paul Sabel Vers, door Kumgra Nosalis Dierstudie, teekening door H. Verstijnen 20, Spreekzaal 21. Jubileumtentoonstelling, door A. Plasschaert, Pedante Pietje's paedagogische peinzingen. 22, Uit den Gemeenteraad, door Barbarossa, met teekeningen door B. van Vlijmen. Charivaria, door Charivarius. 23. Indisch Schietgat, door Melis Stoke Uit het Kladschrift van Jantje 24. Feuilleton, Bijvoegsel: De verkiezingen in Engeland, teeke ning door Joh. Braakensiek. A. WEILL - HAARLEM BONTWERKER TM» vanaf f 85, Franco zichtzendingen door het geheele land Typ. Amst. Boek- en 8teendnikker(J, voorheen Ellermaa, H «mi A Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl