De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 18 oktober pagina 7

18 oktober 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2470 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND PEEK& CLOPPENBURG VANJCHAICKT MEUBELTRANSPORT-MI . BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITENLANDSCHE TRANSPORTEN l OVERBRENGEN \ v. MEUBILAIR OOK PER AUTO TAPIJSIERE BOOTM5TPAAT, UTRECHT. TEL.163 10/I5 P.K., 4 pi. 15/20 P.K. 6 pi., 20/30 P.K.. 6 pi. f6200 AMSTERDAM EEN MALARIAFILM II De larve van de malariamug slijt haar leven voor meer dan negenennegentig percent aan de oppervlakte van het water. Alleen als zij schrikt en in sommige zeldzame rustperioden zoekt zij de diepte op, maar daar houdt zij het toch nooit lang uit. Nu weet ge wel, dat het grensvlak van een vloeistof behept is met zeer bijzondere eigenschap pen en zoo heeft zich daar dan ook een zeer bijzon dere planten- en dierenwereld kunnen vestigen: de levensgemeenschap van het oppervlaktevlies. Sommige leven er boven op, andere kruipen er vlak onder langs, nog andere doorboren het en zijn dan met den eenen kant van haar lichaam in gemeen schap met de vrije lucht, met de andere zijde raken zij het vrije water en met dat al zijn ze dan in staat om haar voedsel te zoeken op het gebonden oppervalktevlies. Van die derde catagorie kent ge wel licht het best de schrijverkens of draaitorretjes, Larven van Anopheles; de bovenste met den bek wijd open, de onderste met de kaken gesloten (Uit de Malariafilm van Mol en van Seters) de staalblauwe duikbootjes, die zomer en winter in stille hoekjes van sloot en plas aan de opper vlakte rondcirkelen. Bovenop het oppervlaktevlies, op hooge beenen en droogvoets wandelen de schaatsenloopers. Ge hebt er wel naar staan kijken, hoe ze in snel vlietende beekjes hun geliefkoosd plaatsje vlak bij de brug weten te behouden door maar onverdroten voortdurend schoksgewijs stroom opwaarts te springen. Er bestaan, er van velerlei soort en allemaal zijn ze prachtig. Ook zijn ze lang de eenige niet; daar wandelen ook nog ettelijke soorten van mooie vliegjes en een heele wereld van springertjes, die tot de allerlaagste klassen der insecten behooren, maar ieders aandacht vol komen waard. Dan vinden we er nog ander ge dierte en wiertjes en bakteriën, die weer een laagje vormen op het vlies en dan nog allerlei gedoe dat in het water is gewaaid en dat niet nat kon worden of te licht was en nu dan ook maar op de opper vlakte is blijven liggen. Zoo komt de oppervlakte wereld meteen aan den kost. Welnu, onze malariamug-larven ik] zal ze voortaan maar anopheleslarven noemen hechten zich vast aan de oppervlakte van het water en be ginnen dan te wapperen met een paar haarpluimen die ze aan haar bovenlip hebben. Zoodoende bren gen ze het oppervlaktevlies in beweging en halen dat langs haar mondopening heen, waar een dub bel stel van kaken en een mooi gevormde drie hoekige, donkere, puntige onderlip ook alweer on ophoudelijk in beweging zijn, om van dat vlies af te knabbelen alles wat eetbaar is. Dit gaat met zeer groote snelheid, zooals ook blijkt uit onze illustratie. Ge ziet toch, hoe in den zeer korten tijd, die verloopt tusschen twee kino-opnamen, de ka ken van den uiterst geopenden stand overgegaan zijn in den dichtst gesloten. De onderste afbeelding vertoont u een anopheles-larve met op elkaar ge klemde kaken en saamgeknepen lippen. Het is een heele toer voor de larve om in de stroomingen die zijzelf veroorzaakt op haar plaats te blijven. Daarvoor heeft zij in de eerste plaats langs haar flanken een uitgebreid stelsel van lange vertakte haren, die in het water grooter weerstand ondervinden en aan het eind van haar lichaam nog een paar waaierstaarten, die zij naar behoefte kan opvouwen of ontplooien en waarmee zij ook roeien kan, alles met alles een bewonderenswaardig samenstel van vernuftige inrichtingen. In de fan tastische donkerveld-belichting die de heer Mol voor zijn opnamen heeft toegepast zien die larven er werkelijk sprookjesachtig uit, al krijgen som mige toeschouwers dan ook den indruk van gruwzame monsters". Die indruk wordt nog al bedenkelijk versterkt doordat ge in een onderdeel van de film kunt aanschouwen, hoe de groote anopheles-larven de kleine opvreten, wanneer de stroom die tusschen haar felle kaken brengt. De malariabestrijder echter ziet in dit kannibalisme weer een klein voordeeltje. De gruwzaamheid zit hem natuurlijk hierin, of ge met insecten en hun leven vertrouwd zijt of niet. Hun ongewoon mecanisme, in bijzonderheden gezien, lijkt wat vreemd voor wie zijn genot tot nu toe alleen gezocht had bij bloemen en vogels, maar wie eens een poosje verkeerd heeft met muggen, vliegen, wespen ziet ook in hen weldra een openbaring van verrukkelijke schoonheid en ondoorgrondelijke wijsheid. Als de malaria allang van de wereld is verdwenen, en dat hoeft niet eens zoo lang meer te duren, dan zullen we de mug nog altijd kunnen waardeeren om haar prachtig Pop van Malariamug (Uit de Malariafilm van Mol en van Seters) leven en dan kan dit stuk van Mol's film nogaltijd genoten worden om zijn schilderachtigheid en hooge wetenschappelijke waarde. Onder anderen laat hij ook zeer mooi zien, hoe de larve de adem halingsopeningen aan haar achterlijf reinigt, wanneer die door de fijne stofjes van het opper vlak tevlies een weinig verstopt raken. Ook zien we, hoe een droppeltje paraffine zich uitspreidt over het water, de ademhalingsopeningen bereikt en die terstond onbruikbaar maakt. Oogenblikkelijk laat de larve zich zakken en zij komt nooit meer boven. Dit is van belang voor de malariabestrijding. Na eenige vervellingen is de larve volwassen en dan verandert zij in een pop, de welbekende kluchtige, drukke muggenpop. Bij de meeste andere insecten beteekent de poptoestand een periode van uitwendige rust, terwijl dan inwendig de groote veranderingen tot stand komen voor den overgang tot den volkomen staat van vliegend insect. Onze muggenpop kan dat alles klaarspelen en tegelijk naar buiten waakzaam zijn. Het liefst hangt zij ook alweer aan het oppervlaktevlies door middel van eenige gecompliceerde haren aan de rugzijde van haar achterlijf en de beide trompetvormige ademhalingsbuizen aan haar borststuk. In goed bezette slooten kun je ze zoo bij dozijnen tegelijk aan de oppervlakte zien hangen en als je ze dan even verontrust buitelen ze allerkluchtigst her en der maar eindelijk komen ze weer naar boven. Op onze afbeelding (in de film nog mooier) is duidelijk te zien hoe binnen de pophuid de vol komen mug eindelijk kant en klaar is: het kleine kopje, het hooggewelfde gespierde borststuk, het gelede achterlijf. Omlaag liggen de vleugels, nog klein, en de zes geweldig lange pooten, saamgekruld als slappe draden. En dan eindelijk ook een succesnummertje voor de film splijt de rug van de pophuid en ge ziet hoe de mug te voor schijn komt en het meteen waagt om op de nu steviger pooten van haar ranke bootje af te stappen en het oppervlaktevlies te betreden. Wel dra zijn ook de vleugels gestrekt, de voelsprieten gespreid en dan gaat het de wijde wereld in. Zoo heel wijd is die muggenwereld niet. Bij ons in Noord-Holland bereikt de jeugdige mug al binnen enkele uren zijn ideaal: het verblijf in een donkeren bewoonden varkensstal, liefst met flink wat spinrag aan de zoldering. (Wordt vervolgd). JAC. P. T H ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl