De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 25 oktober pagina 12

25 oktober 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2471 'JHiïiHmtV '?* "?:-:vA^*>j5^^iC/-'iTiS"S??.'"^tJT,>--.v^»y'-. DRAM ATI/CHE KRONIEK DE TOONEELWERELD Teekeningen voor de Amsterdammer door B. van Vlijmen STADSSCHOUWBURG, Kinderen." Het Carnaval der Men heeft in het litteraire tooneel het hoogverheven-litteraire, het diepzinnig-litteraire en het verward-litteraire. Saint Georgès de Bouhelier de Fransche auteur met den kruisvaarder's naam heeft het genre verrijkt met een vierde soort: het athletisch-litteraire, want ik ken geen stuk waar zoo in geworsteld wordt als in dit Carnaval der kinderen." Daar is Oreet Lobo, die met den dood worstelt en het voor de pauze aflegt; daar loopt Lobo zelf rond en zijn handen grijpen denkbeeldige vijanden in den halven nelsot» en, bij gebrek aan deze, worstelt hij met een rumflescji, waarvan hij het tenslotte wint. Dan worstelt Etens eenige GriekschRomejnsche partijen met Vera Bondam, zijn ge liefde, die hem volgt en toch niet volgt, hem niet volgt en toch volgt en La Chapelle worstelt, in een «enigszins hinderlijk pierrotpak, een solo met zijn stille liefde voor Greet Lobo, doch het glanspunt van dezen worstelavond is het optreden der tantes Ba rth en Thérèse. Zij verschijnen in zwarte mailMevr. Lobo-Braakensiek Vera Bondam Eerste bedrijf lots en leggen iedereen die hen in den weg komt en tenslotte verlaten zij zegevierend de matras, nagestaard door het publiek, dat gansch den langen avond met den slaap geworsteld heeft. Bovendien speelt het stuk drie bedrijven lang tusschen licht en donker, wat een symbolische beteekenis schijnt te hebben. Ik heb me laten wijs maken dat al de figuren eigenlijk onzinnelijk zijn. De tantes heeten het zwarte leven voor te stellen; Greet Lobo, in haar witte nachtpon, de hoop op de verlossing en oom Anthime, met de rumflesch, de Goedheid, die steeds dorst naar meer goedheid, de Pierrot het dagelijks voortrollende leven met zijn pleziertjes, temidden van de ellende van anderen; Eerens, de verliefde jongeling die een opgenblik onderste boven is omdat hij ervaart dat zijn geliefde Hélèn'e een onecht kind is, de burgelijke Conventie; Helene die gelijk haar moeder de liefde zoekt, de Erfelijkheid en de kleine Willy Haak het onbedorven kindje, dat wil zeggen, de Natuur. De slagersjongen met de rekening in het sterfhuis, het onverbiddelijke Materialisme en de priester die juist te laat komt, de Godsdienst. Zoo heeft ieder zijn symbolische rol en zij allen spelen met volle toewijding, niet het minst Vera Bondam, die ik zelden met zooveel gevoel een rol Willy Haak Hetty Beek Tweede bedrijf Louise Kooiman hoorde vertolken en aangezien het licht niet opgaat, zou men in de onwezenlijkheid van dit geheel kunnen glooven als de adem van den dichter het had doen leven en er iets was dat de moeite loonde om er naar te luisteren. Doch er komt geen verrassende gedachte, geen pakkend beeld, geen snijdend woord tot ons. En nergens een sprankje van menschelijk humor. Het is grijs, blijft grijs en . verloopt in het grauwe en zelfs de sterkbedoelde scène, waarin Greet Lobo haar verleden aitkrijscht, haar zoeken naar liefde met al zijn teleurstellingen en te korte vreugden aanschouwen we met een koel oog, want dit alles kennen we uit vele stukken van vroegere generaties, die sterkere effecten be reikten met minder litteraire middelen. Greet Lobo gaf hier natuurlijk haar sterkste spel, dat vol accenten is die herinneren aan mevrouw Mann in duizend en n gelijksoortige situaties en dit ,sterkste spel is niet haar beste, zoodat wij niel ge loofden in haar biecht. Daarvoor bleef alles in en om haar te veel in het duister. Deze zieke, stervende vrouw Céline ligt, in de achterkamer van een verloopen manifacturenmagazijn, te bed en in afwachting van de komst der twee tantes, die financieel helpen zullen, speelt zich een liefdesscène af tusschen Helene, het eerste onechte kind der stervende, en een jongmensch. Dan komen de tantes, twee havikken, die de Kleine Lie, vrucht van Céline's tweede kort stondige geluk, tot zich zullen nemen, maar het nu al beginnen te kwellen, en het verliefde jongmensch bekend maken met het verleden van zijn aanstaande schoonmoeder. Als deze uit haar eigen mond de bevestiging er van verneemt, grijpt hij naar zijn hoofd inplaats naar dat van Helene, die, na haar moeder's bekentenis, drakerige bevliegin gen krijgt en er van door wil, wat zij tenslotte'doet, doch niet dan na een hevige worsteling met het jonge mensch, als het scherm zakt, niemand over blijft dan de oude man met de rumflesch, wat ver moedelijk het symbool is van de katterigheid. Het is jammer dat mevrouw Ranucci?Beek man, die in ,,Comoedia" uitvoerig het incident ver meldt dat zich bij de eerste opvoering van dit stuk in de Comédie Frangaise" afspeelde, toen een toeschouwer in de stalles hardnekkig op een fluitje blies, dezen hartstochtelijken fluitspeler niet heeft laten overkomen. De voorstelling zou er veel door gewonnen hebben. BARBAROSSA CULTUURGESCHIEDENIS P. KI.INKENBERG. Van de Franse revolutie tot de restauratie. Cultuurgeschiedenis. Uitgegeven door de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam 1924. Het bewijst n het historische belang n de dramatische aantrekkelijkheid van de kwart eeuw, die verliep tusschen de bijeenkomst der Staten Generaal te Versailles in 1789 en den val van Napoleon in 1815, dat men altijd opnieuw door deze geweldige tijden wordt geboeid. Zelfs in een klein bestek als in het boekje van dr. Klinkenberg blijft de groote tijd zijn aantrekke lijkheid behouden. Een klein bestek, maar daardoor juist een geschikte handleiding voor de velen, die geen lust, tijd of gelegenheid hebben om de grootere geschiedwerken te lezen. En ook voor degenen, die geen moderne talen verstaan. Want voor deze zeer groote categorie van landgenooten is dit boekje blijkbaar bestemd. Anders ware het niet noodig geweest alle Fransche, Engelsche en zelfs Duitsche verzen, citaten en zelfs woorden te vertalen. Wij kunnen niet beoordeelen of er menschen zijn, die een gewoon Duitsch vers niet kunnen lezen en toch belangstelling hebben voor de geschiedenis van de Fransche revolutie en van Napoleon. Indien dezulken er zijn, dan kunnen zij met het boekje van Dr. Klinkenberg ruimschoots worden geholpen. Dat boekje noemt zich een cultuurgeschiedenis. Dat klinkt wat breed en belooft eigenlijk meer dan in vervulling komt. Want wat wij hier vinden, is ten slotte toch in hoofdzaak de gewone en vrijwel algemeen bekende staatkundige geschie denis van 1789 tot 1815. Wij hebben daartegen geen enkel bezwaar; voor een goed geschreven geschiedenis van deze altijd belangrijke en aantrek kelijke periode is er altijd plaats, ook' in ons land. Maar het gaat wat ver als men zulk een geschie denis, alleen omdat hier en daar eenige aanreekeningen worden gegeven over de ontwikkeling der wetenschappen in dezen tijd en omdat veelal wordt weergegeven de indruk, die deze veelbewogen en dramatische periode heeft gemaakt op dichters D. Lobo Hetty Beek Louise Kooiman Eerste bedrijf en denkers van dezen tijd. Dat alles hangt vrij los met het geschiedverhaal samen en bevredigt dan ook niet zeer. Wij willen in deze korte aankondiging niet onderzoeken, wat men onder cultuurgeschiedenis heeft te verstaan. Maar dit zal er toch zeker van moeten worden gcëischt, dat er verband tusschen de feiten bestaat, dat de lijn der ontwik keling wordt aangegeven, dat al het historische gebeuren tot een eenheid wordt en als een een heid wordt gezien. De eenheid ontbreekt in het boekje van Dr. Klinkenberg. Juist daarom kan men ook van een cultuurgeschiedenis nauwelijks spreken ,? wat dr. Klingenberg geeft, is en blijft in hoofdzaak staatkundige geschiedenis. Zoo beschouwd is het waarlijk niet slecht. De gang van zaken wordt behoorlijk en ook duidelijk uiteengezet. Maar zeer vreemd is het, dat dr. Klinkenberg voortdurend spreekt van de consti tutie van 1790, terwijl, hij die van 1791 bedoelt. Zoo ontglipt hem nog wel eens meer een fout. Ook ontglippen hem nog al eens germanismen als Franzosenhaat, verkeerde streken en dergelijke. Geeft dit misschien een aanwijzing van de bronnenliteratuur van Dr. Klinkenberg? Maar zijn litteratuur lijst, die wat dilettantisch is samen gesteld, bevestigt dat vermoeden toch weer niet. H. BRUGMANS L-L-J Henri Eerens Vera Bondam Mevr. Lobo-Braakensiek Tweede bedrijf Phil. la Chapelle Mevr. Lobo Braakensiek Tweede bedrijf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl