Historisch Archief 1877-1940
No. 2471
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DE JUBILEUMTENTOONSTELLING
(SUASSOTENTOONSTELLINO).
Hoewel het te begrijpen is, dat deze tentoonstel
ling niet volledig zou zijn, zelfs geen overzicht
zou geven, is zij toch te loven; zij bevat kunst van
allerlei aard: uitbundige, zelfs vulkanische, sobere,
bedeesde, teruggetrokken, en die zich guitig
«n geestig vertoont, kunst vol nadrukkelijke
stoutheid; zij bevat verrassends en teleurstellends,
waaraan de vergankelijkheid van den niet waren
roem duidelijk wordt bewezen. Zij is, ge weet het,
een tentoonstelling "van portretten naar kunste
naars. Behalve het pas-geschilderde zelfportret
?van Jan Sluyters, een eclatant bewijs van
scheppingsdrang en hartstocht en ongekende stoutmoe
digheid, bevat zij als dingen, 't eerst te noemen, de
zelfportretten van Breitner, van Jozef Israëls,
?en portretten door denzelfden, geestige
conterfeitsels van Isaacl Israëls; Rik Wouters, Piet van
Wijngaerdt, Witsen, Mankes, n J. O. Schwartze,
Ovens en Mathijs Maris, Veth's, Gestel, van
?Gogh, een totaal overbodig werk van Bogaerts.
Jozef Israëls is om twee portretten ten
?eerste te loven, dat van Willem Roelofs den Oude
«n van Neuhuys (een aq.). Deze vertoonen niet
het peinzende, 'k zou haast schrijven het
droomerige-starende der zelfportretten, zij vertoonen
«en kracht vol grooten gang, evenzeer in dat van
Roelofs als in de waterverfteekening van Neuhuys,
?waar de kop iets van de ruige barschheid kreeg
van een boerenwaakhond. Dézedige, welberaden
schoonheid van het portret van M. Maris naar
Artz behoeft niet meer te worden aangetoond, noch
Mankes asketische beeltenissen naar zich zelven ge
schilderd.- Iedereen weet verder, dat welk portret
Isaac Israëls ook maakt, het altijd vol is van een
ironische geestigheid, evengoed in d'eigen beeltenis
als in die van Thérèse Schwartze (in een stadsge
zicht), waar vlotheid en geestigheid gingen gepaard.
Breitner is belangrijk in alle portretten op n na.
<le vindt hier de weinig bekende schets van den
schilder ten voeten uit; die met den kop achterover
geworpen; die, met het gebaar, en die tegen den
rooden grond, waar de kop met den jongen baard
naar voren komt, als van een grooten ram. In
alles treft de directheid, waarmee de schilder in
schilderslust het te schilderen aangreep, en in
sommige de haast laatdunkende zekerheid. Tegen
over zulk portret doet het gekleurde van Gestel
als dandieus aan, dat van Allebédoor Rueter als
burgerlijk-familjaar; geraffineerd weer dat van
Bauer door Isaac laraëls. Courbet vertoont in het
bekende portret weer de rust van het talent,
?zeker van zich zelf; Haverman lijkt nog steeds,
achter alles wat de jaren bijvoegden en afnamen
van 't gezicht, op het portret van zijn jeugd met de
cigaret. (Er zijn vele portretten met een cigaret
?geschilderd!) Van Gogh, hoe kalm lijkt het werk
tegenover Sluyters' uitbundigheid al! is het diepst
in het portret voor den ezel uit Parijs, en schoon
benaderd in een matte toch rijke kleur, met de
?felheid van een gebaar erbij, in Gauguin's kostbaar
portret. Gabriël werd vrij geestig geëtst door Jan
Veth, evenals dezelfde in een steendruk Breitner,
met den kop strak-uitdagend naar achter ge
houden, gaf. Een portret van Derkinderen door
Yeth, is niettegenstaande een goede gelijkenis,
ioch iets dat uit twee deelen bestaat (die niet
uit een drift of bezinning zijn noch n werden)
het bestaat uit den achtergrond (dat is n ding,
?en uit den Hop als' het tweede ding!) Hoe anders
is Mauve's zeer gevoelig zelfportret. De kop is
daar n deel van het geheel; niet afgescheiden
maar er mee verbonden gehouden. Een soldaat
van een tot den dood toe getrouwe garde lijkt het
kleine portretje No. 99; Kever's bekende beeltenis
is als steeds melodieus. Van Looy's eigen afbeeld
sel het is intiemer gestoofd door 't gevoel dan
het werk der meeste Allebéers: dat van den jongen
Onnes heeft een praecieuze gobelinkleur
(pointillé). Toorop is niet voldoende vertegenwoordigd,
?van. Konijnenburg zóó goed als ten eenenmale
niet; van Therese Schwartze is Lizzy met den
?waaier te vermelden, van Lizzy Ansingh niet
haar beste Coba Ritsema. Een verrassing is het
kinderportret (126) van J. G. Schwartze. Er is iets
?van een pop in, maar dat is geen verarming hier,
het beteekent alleen een stilller en meer betogen
zijn. Er is hier inderdaad iets treffends. Witsen's
Tomantisch-gouden zelfportret hervond ik ; Rik
Wouters' met den verband-doek, klaar en
?zeer zuiver. Ik noem om te besluiten, of hernoem,
van Wijngaerdt, niet zwaar maar diepklinkend,
iwee kleine de Zwarten; Toorop door Gestel,
Tholen's niet meest overtuigend zelfportret,
D. Oyens' guitig gedoe, een zelfportret van Maris',
Karsen door Voerman, etc. Hiermee zijn de
voornaamsten aangeduid. Het is te hopen, dat deze
?tentoonstelling nog eens op grooter schaal worde
hervat, scherper van keus maar zóó is ze toch
zeker te waardeeren.
PULCHRI STUDIO. LE
DEN. Deze tentoonstel
ling zal altijd voor mij
geblameerd blijven door
den geweigerden Sluy
ters, maar wat bevat zij
dat te bespreken is?
Haast innig-genoeg zijn
Adamse's bloemen; de
geestige Cactus van
Lizzy Ansingh is hier
te herzien. Floris
Arntzenius schets is gevoelig;
knap, maar
feitelijkonwerkelijk (geen eigen
leven !) is de kop van
W. van den Berg.
Mejuffr. van den Berg is
zwierig, maar kon dieper
gaan, Bolding's
glijbaantje is geestig illu
stratief. Butter's naakt
is een niet organisch
verbonden
vleeschmassa; Pol Dom is iets
beter dan de vorige keer,
in dit landschap. Freule
de Jonge's tafel met
vruchten is eigen
gereidstoutmoedig ge
schilderd, zal ik zeggen
geschetst? van Masten
broek is atmospherisch
in zijn Ochtend in de
haven. Van Meegeren
is grof-zwak in het
portret van iemand, een
vrouw,die tooneelspeelt,
Mension illustratief in
Pinguïns. Oldewelt's
Geertje is een zachtzin
nig werkje; alles is rose
in Piet de Regts avond
stemming. Rouville is
gesloten en vol in zijn
werk, de Ophaalbrug,
voor hem een volledig
werk; Jan Sluyters'
Naakt is niet een van
zijn allersterkste. Van
Mej. Surie noem ik het
stilleven; van Tiele de doorkijk uit Zuid Tyrol.
Een slappe geschiedenis is Wennings werk;
Wetering de Rooy heeft het gevoel van de ruimte
in het landschap, Wolter heeft twee stemming
volle schilderijtjes, vooral dat met de paarse
schuit. Van de belangrijkere schilders is er geen
of met niet belangrijkst werk; van Bakels een
Dooiweer, niet gansch-gaaf. Van 't beeldhouw
werk vermeld ik dat van Dirk Wolbers (106).
PLASSCHAERT
OUDE SCHILDERIJEN BIJ DOUWES, Rokin 46.
De Heeren Douwes laten werken zien van zeven
tiende eeuwsche Hollanders (en van eenige ande
ren), waaronder er zijn van buitengewone kwali
teit. Daartoe behooren een kleine, sobere Wouwer
man met n paard in een landschap, een stilleven
van Jan van de Velde en een landschap van
Mancadam. De laatste (die wij nooit zoo pakkend zagen)
staat steviger op den bodem der werkelijkheid dan
het tikje romantische zwier waarmee hij ook hier
pronkt, wil doen gelooven. Een rivierlandschap
van Aelbert Cuyp kreeg een eereplaats. Het ver
dient die om sommige fijnheden in de weergave
van het water en de wijking van het verschiet;
toch is het de vraag of een vogelstuk van denzelfde
niet eerder deze onderscheiding verdiend had. Een
groote Ferdinand Bol een jonge vrouw die niet
zonder behaagzucht uit een venster kijkt gaat
gebukt onder overgroote opdringerigheid der
details; in een kleinere Nicolaas Maes, herhaling
van een geliefd sujet, waardeert ge eerder de plas
tische schildering van costuum en stilleven, dan
de uitdrukking van het biddende gelaat eener
oude vrouw.
Voortreffelijk zijn nog een stilleven van Heda,
n zee van Porcellis, en een gezicht in Venetiëdat
aan Canaletto wordt toegeschreven, maar dan aan
n veel hartstochtelijker en veel luisterrijker dan
dien ge gewoon zijt te zien. Opmerkelijk is een
groot kerkgezicht van Van Hickele, om zijn simpele
schildering en de afwezigheid van elk dankbaar"
effect aan Saenredam verwant en een binnenhuis
van Troost, waarin de costuums der beide vrou
wen veel welsprekender zijn dan haar gezichten,
maar dat vooral om het fraaie achtiend'eeuwsche
interieur aantrekkelijk is. Twee kleine stillevens
van E. Collier (muziek-instrumenten), een schilder
die in Breda'werdlgeboren|en in Leiden werkte, gaat
ge niet onopmerkzaam voorbij.
Deze tentoonstel ling behoort tot de smake
lijkste waarop de Amsterdamsche kunsthandel
ons in den laatsten tijd onthaald heeft.
Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braaktnsieh
Voor een temperamentv., intellig. lib. J. Dame, aard. verschijning, besch., ontw.,
ook op muz. en huish. geb., worut een pass. partij gezocht, met goede pos." (Adv.)
H. A. VAN INGEN. Nationale Kunsthandel,
Men moet naar deze tentoonstelling niet gaan
met de a! te groote verwachtingen die de inleiding
tot den catalogus, gesteund door bewonderende
krantenuitknipsels, opwekt. Van Ingen heeft zich
zelf niet overschat. Waarom zouden wij hem over
schatten? Hij verdient beter.
Hij was een eenvoudig werker, trouw aan een
voudige beginselen. Hij heeft zijn woonplaats
Renkum nooit verlaten en deed daar instinct
matig??goed aan. Hij is door geen stroomingen,
geen richtingen, geen hersenschimmen beroerd en
dat heeft hem niet geschaad. Hij heeft zich rustig
gespecialiseerd.
Van Ingen was vriendelijk-romantisch aan
gelegd in dien zin dat het effectvolle moment
binnen kalme grenzen, hem imponeerde. Hij hield
van avond- en ochtendstemmingen en van de
liefelijke tegenstelling tusschen een doorlicht
schaduwplekje rechts waar het vee droomerig
bijeenschool en de in zonnewarmte badende
verte links, door geen leven beroerd. Het is eigen
aardig dat hij te oordeelen naar deze tentoon
stelling in zulke onderwerpen niet zijn beste
praestaties gaf. Hij onderging de bekoring, maar
verhief er zich niet boven. Aan zuivere schilders
kwaliteiten ontbrak het hem niet; eerder aan een
fijnen, subtielen en bewegelijken geest en een
schiftenden en keurenden smaak. Zoo bleef hij
beneden anderen dienaar hetzelfde streefden. Het
best is hij waar zijn gegeven het simpelst is: in
een landschap met wilgen (15, 42); eenzaamheid
(14); rust (35), landschap (48), het doode schaap
(2). Een klein, vroeg? landschapje met koeien (10)
doet om de bijna objectieve visie en scherpe plas
tiek zelfs aan Paul Potter denken.
Behoort van Ingen dus om de begrensdheid van
zijn geest, die ge als een belemmering voelt, niet
tot de grooten, om de volharding en de liefde
waarmee hij onafgebroken werkte behoort hij tot
de meest sympathieken. In zijn vak was hij een
eerlijk en trouwhartig dienaar. Zoo een komt ge
niet dagelijks tegen. H E N N u s
Naar aanleiding van het artikel van den heer
Plasschaert over Pulchri Studio en zijn ver
zoek om, zoo noodig, rectificatie, deel ik u mede,
dat ik in de functie door den heer P. genoemd,
geen adviseerende stem heb. D. W i o o E R s
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C. B. VAN BOHEMEN - DEN HAAG