Historisch Archief 1877-1940
No. 2471
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Noviteiten in het Concertgebouw
De muziek van Ravel heeft zich de officieele
belangstelling van het Concergebouw verworven.
Wat Debussy, en zooveel grooteren meesters, nooit
gelukte, ja wat hier fetelijk alleen Mahler en
' Strauss hebben gekend, ziet Ravel gebeuren, zijn
laatste werken worden in het Concertgebouw ge
regeld en dra na hun verschijnen uitgevoerd. Wij
hoorden vrij spoedig na elkaar La Valse", de
sonate voor viool en violoncello en nu Zondag
middag de rapsodie voor viool en piano Tzigane";
in een bewerking voor viool en orkest zelfs in aller
eerste uitvoering! Dit beteekent op zich zelf een
triomf, al werd dit werk zelf in onze waardeering
niet geheelden al een triomf. Het heeft ons eigenlijk
toevreemd dat Ravel zooveel van zijn originaliteit
heeft willen inboeten om een stuk te componeeren,
dat ten slotte, hoewel yirtwos bedoeld, opper
vlakkige virtuozen-kunst is gebleven. Men begrijpt
het niet, dat Ravel botweg de zigeunermuziek
van Liszt's Hongaarsche rapsodieën tot onderwerp
van een reeks muzikale koorddansers-toeren heeft
willen kiezen, tenzij dat hij de zigeuner of kermis
klant ziet zooals van Jakob Scheller wordt bericht
die, terwijlhij speelde zijn snuifdoos op zijn viool
legde en hem in evenwicht balanceerde. Alles
is bij Ravel, die in zijn muziek lacht met de sym
metrische vertrokken rimpels van een Japansch
godenmasker, mogelijk. Wellicht heeft hij in deze
zigeuner-rapsodie rapsodie ook in de slechte
zin van het woord: alleen de aanhef, de inzet
door den solo-viool is even meer belovend
in dit herhalen van een melodie met virtuoselijk
uitgegoochelde variaties zijn publiek eens op een
sympathiek stemmende manier willen verbazen;
het klinkt toch nog altijd niet kwaad en het heeft
succes. Wij weten niet of uit de eertijds aangekon
digd sonate voor viool en piano" dit Tzigane'
geworden is, maar wij hopen het niet. Wij zagen
de verrassing van zijn sonate voor viool en cello
gaarne in die voor viool en piano voortgezet.
De introductie van Tzigane" werd toever
trouwd aan den jongen Amerikaanschen violist,
Samuel Dushkin, en de leiding van het geheel aan
Pierre Monteux, die het werk met hart en ziel
dirigeerde.
Ook hier heeft Monteux weer bewezen een eerste
klasse dirigent te zijn voor de moderne muziek.
Het lijkt of hij bij het klassieke zich bij voorbaat
intoomt, of eerst in het moderne alle vurigheid en
meeleven in hem los komt, alsof hij zich dan geen
noot, geen accent wil laten ontsnappen en hij
.zelf zoo hard mogelijk meewerkt aan het gezamen
lijk resultaat. Hoever stond zijn Sacre" boven zijn
Mozart, zijn Tzigane" zelfs boven zijn Beethoven
?<in graden van overtreffing dan gesproken. Want
JVlonteux is een uitnemend dirigent, die bij zijn
-afscheid Zondagmiddag er zeker van kon zijn het
Amsterdamsche publiek voor zich te hebben
gewonnen).
Samuel Dushkin toonde zich in zijn voordracht
van Tzigane" van de vereischte virtuositeit. Het
kwam ons echter voor, dat deze jonge violist, die
-een fijne muzikale intelligentie bezit, ongetwijfeld,
:zich nog niet geheel en al heeft kunnen ontplooien
in hetgeen hij dien Zondagmiddag speelde; want
ook in een tamelijk onbelangrijk, hoewel op zich
zelf curieus vioolconcert van Luigi Boccherini
.scheen hij ons niet op zijn best en ook nog niet
voldoende met het orkest ingespeeld. Voor een
?definitief oordeel behooren wij eerst nog zijn reci
tal in de KI. Zaal af te wachten. Dushkin wist
«echter het publiek al voor zich te winnen, wat reeds
veel is.
Monteux liet ons dien middag nog kennis maken
met twee andere noviteiten, n.l. drie der
Antiche danze ed arie" van Italiaansche meesters der
16e eeuw, voor orkest bewerkt door Respighi.
'Tegen een dergelijk bewerking voor tegenwoordig
?orkest voel ik altijd het bezwaar dat zij de muziek
meer uitstalt dan weergeeft (zelfs al werkt er een
zoogenaamde cembalo in mee). Wanda
Landowka streed er reeds met haar beste kunnen tegen.
Het worden kabinetstukjes en dergelijke, maar
geen herleving. Doch dit neemt niet weg, dat het
aangenaam was om maar te luisteren onder Mon
teux' levendige directie en dat Respighi het reper
toire voor orkest met een paar dankbare" stukken
heeft verrijkt.
De andere noviteit, een Fantasie van den
Engelschen componist Vaughan Williams voor dubbel
strijkorkest leek ons belangrijker. Wel bewerktde
componist hier ook een oud thema, dat van Tallis,
die organist van Koningin Elisabeth van Engeland
was, doch door een typische opstelling der
strijkersgroepen en ook van hun onderdeelen de
strijkers waren verdeeld in twee orkesten, het
kleinste bestond uit negen spelers, die zoo'n beetje
bij wijze van ander register in een orgel optraden
was wel een bijzonder effect bereikt. Ook dit werk
werd door Monteux zeer geslaagd geleid.
Herinneren wij ten slotte nog aan het concert
voor waldhoorn van Richard Strauss (op. 11)
waarin de hoornist, Richard Sell (sinds kort aan
ons orkest verbonden) groote triomphen vierde
met zijn bekwaamheid in het waldhoorn-blazen.
De mooie manier waarop hij zijn partij voordroeg,
excuseerde hem voor dit ,,wacht-parade"-concert
van Strauss.
Chopin-cydus.
Raoul von Koczalski gaf Maandag den eersten
avond van een reeks van drie Chopin-avonden,
waarop echter en helaas, de Muze van Chopin verre
bleef. Chopin componeerde muziek, waarin de
sfeer bijna alles is. Koczalski daarentegen vond
blijkens zijn voordrachten, dat in Chopin's muziek
de sfeer vooral niets moest wezen. Chopin had een
afkeer van leege virtuositeit, haatte alles wat maar
op verbluffing van het publiek geleek. Koczalski
echter meende, dat er niets boven ging een ver
bluft publiek het pretje te gunnen een pianola te
Teekening voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
RAOUL VAN KOCZALSKI
hooren, waar men toch duidelijk een mensch van
vleesch en bloed zag spelen.
Wie is Raoul von Koczalski, de Chopin-speler?
Ik herinner mij, jaren geleden, eens in een kinder
blad een prentje te hebben gezien, van een jongetje
in een blouse bespeld met medailles. Dat was Raoul
von Koczalski, het wonderkind. Er is als man
helaas niets dan de technische goochelaar van over
gebleven. Het is verdrietig en het kan slechts als
afschrikwekkend voorbeeld dienen voor ons zwak
voor wonderkinderen, die onze bewondering met
hun eigen ziel betalen.
Koczalski speelde o.a. de 3de sonate van Chopin,
die in H-moll. Het was technisch-brutaal gespeeld,
bruut geweld-pathos naast momenten van onduld
baar grof Gemüf'-vertoon. Hoeveel edeler, niet
tegenstaande dat het technisch veel minder vol
maakt was, met verscheidene inzinkingen, gaf ons
de blinde pianist Johan Verster, den Zaterdag
avond daarvoor, deze sonate ! Neen, deze Koczals
ki heeft alle illusie aangaande muziek blijkbaar
al lang verloren. Wij hebben op dit eerste concert
niets anders dan zijn virtuositeit hooren afloopen.
Er waren onder de toehoorders verscheidene
ouderen van dagen, die men anders zelden op deze
concerten ziet. Waren zij gekomen om een her
innering opnieuw te beleven, om Raoul Koczalski,
het wonderkind, nog eens te hooren? Het zal een
ontgoocheling geworden zijn: zij vonden hem niet.
CONSTANT VAN W t s s E M
NIEUWE UITGAVEN OVER
MUZIEK
SEM DRESDEN, Het muziekleven in Nederland
sinds 1880 I. De Componisten. Elseviers
Algemeene Bibliotheek.
Dit is het eerste deel van een werkje, waarmede
Sem Dresden ongetwijfeld voorziet in een behoefte,
aangezien een dergelijk geschrift over de
Nederlandsche toonkunst der laatste jaren nog steeds
ontbrak en deze laatste jaren toch belangrijk
genoeg zijn geweest juist voor de ontwikkeling
der Nederlandsche toonkunst, meer speciaal sinds
1880, een keerpunt trouwens in ons geheele kunst
leven.
Dresden behandelt in het eerste thans versche
nen deeltje de componisten en hun werk, geeft
overzichten van tijdperken en karakteristieken
van figuren zooals Dan. de Lange, Diepenbrock,
Zweers, Wagenaar en, voor zoover reeds mogelijk,
van de jongeren. Een belangrijke verzameling
van materiaal bevatten deze overzichten, met
daar tusschen door beschouwingen vol rake op
merkingen en toelichtingen. Verschillende kwesties,
de moderne muziek betreffend, worden er onder
de hand in behandeld. Tot de beste gedeelten van
Dresden's boekje behoort ongetwijfeld het hoofd
stuk componeeren en componisten". Het is
belangrijk, dat Dresden er nog eens den nadruk
op legt dat de moderne componist zijn nieuwig
heden" toch zuiver intuïtief aanbrengt en dat ook
de andere proporties en details die hij geeft geheel
tot die eigen wereld behooren, omdat de muziek
van een groot meester een wereld op zich zelf is
waarin de onderdeelen op hun plaats staan, elk
deeltje of motief organisch is geordend en schijn
bare toevalligheden, die theoretisch niet te ver
klaren zijn, bij het hooren als noodzakelijkheden
zich voordoen. Die eenheid wordt bereikt door
zonder berekening of wiskunstige hulpmiddelen,
zuiver intuïtief de wetten der ordening, verhouding
tot in uiterste consequentie toe te passen. Voor
den componist bestaan er geen afzonderlijke
factoren in de muziek. Later, als de nieuwe moge
lijkheden niet nieuw" meer zijn, worden zij met
bewustheid theoretisch verklaard en toegelicht
en de taal der klanken is weer voor eenigen tijd
constant".
Jammer is, dat Dresden's algemeen bedoeld
werkje wat los in den vorm zit, wat vlug geschreven
werd blijkbaar. Enkele toelichtingen doen hem wat
te lang afdwalen (het was soms ook wel noodzake
lijk) en de draad van het geheel gaat er wel eens
door verloren. De musicus is dan den publicist de
baas geworden.
CONSTANT VAN WESSEM
NIEUWE UITGAVEN
Het tweede deel van het attesten-album van
de N. V. Hees & Co., fabriek van muziekinstru
menten te Delft, is verschenen.
Het bevat vele uitstekende getuigenissen over
de door genoemde firma geleverde ihstrumenten.
HUI!, ParIM 10
Epische Fauteuiltjes f
55.