De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 25 oktober pagina 4

25 oktober 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

ss' DE"AMSTERDAMMER, WEEKBLADTVOOR NEDERLAND No. 2471. ;! B, i AMSTERDAMSCHE BIJZONDER HEDEN XIII DE NIEUWE KERK Wie over Amsterdamsche bijzonderheden schrijft, kan stellig de Nieuwe Kerk niet voorbijgaan. Zeker, zooals de naam al aanduidt, is zij niet het oudste gebouw en ook niet de oudste kerk van Amsterdam. Ook mist zij, wat de meeste andere kerken zoo aantrekkelijk maakt, den hoog opstuwenden toren, die ten hemel wijst. Men heeft van den aanvang af getracht een monumentalen toren aan de westzijde van het middenschip te bouwen; nog in de zeventiende eeuw zijn aan den Nieuwe Zijds Voorburgwal de zware fundamenten gelegd, waarop een trotsche toren zou worden opgetrokken, die zijn spits hoog zou verheffen boven de kerk, maar ook boven het daarnaast liggende raadhuis. De traditie wil, dat juist de laatste omstandigheid de voltooiing van den toren heeft verhinderd. Men vreesde, dat het raadhuis te veel in de verdrukking zou komen óf, zooals een oud volksgezegde het wil, dat het huis des Meeren dat der Heeren geheel in de schaduw zou stellen. Zoo bleef de torenbouw te Amsterdam als dte te Babel steken; de toren werd afgebouwd ongeveer tot het dak der kerk; dien onvolmaakten" toren kan men op alle oude afbeeldingen der kerk duidelijk zien. Ten slotte vond men geen toren nog beter dan een onvoltooiden toren en zoo is de laatste dan ook in den loop der negentiende eeuw geheel afgebroken. Daardoor ook kreeg het westelij k front der kerk eerst met recht dat onvolmaakte" aanzien, dat ook de jongste restauratie niet geheel heeft kunnen doen verdwijnen. Die restauratie, waarvan de eer toekomt aan een vermogend, kunstgevoelig Amsterdammer, heeft de groote kerk weer in haar vollen luister hersteld. Ten minste voor zoover betref t'het gedeelte van het langschip en het zuider zijschip, dat ligt aan de Mozes- en-ASronstraat. De andere gevels hebben een dergelijke herstelling eigenlijk even noodig. Maar zelfs die herstelling behoeven zij niet om de fraaie lijnen van deze kerk tot uitdrukking te bren gen. Zeker, de Nieuwe kerk is geen wonder van gothische bouwkunst; men kan haar niet vergelij ken met den rijkdom der Fransche kathedralen, die van Rheims, van Rouen, van Amiens en zoovele andere, en evenmin met Nederlandsche kerken als de St. Gudule te Brussel en de St. Jan in Den Bosch. Het fijne kantwerk van bogen, beelden, pi nakels en torens ontbreekt hier geheel. Dat is te op merkelijker, omdat in Amsterdam het voorbeeld van Amiens is gevolgd. Maar wat hier in ruime mate wordt gevonden, dat zijn de goede en dus mooie lijnverhoudingen, die de Nieuwe Kerk zoowel uit wendig als inwendig maken tot een lust voor de .oogen. In haar strengen, stillen eenvoud is zij met haar hoog middenschip en nederiger zijschepen, haar prachtig transept, vooral haar hoog koor en breeden kooromgang.haar sierlijke kapellen een zeer aantrekkelijk monument van oud-AmsterdamDe Nieuwe Kerk vertoont in haar geheele struc tuur nog volmaakt haar katholieken oorsprong; dat DE NIEUWE KERK (Naar een oude prent) DE NIEUWE KERK VAN BINNEN (Ets door P. J. Arendsen, 1885) zijTvoor den katholieken eeredienst is gebouwd, spreekt van zelf, al is zij voor den protestantschen dienst ook bijzonder geschikt gebleken. Zij gaat terugjtot den aanvang der vijftiende eeuw. Vondel beging natuurlijk bewust?een anachronisme, toen i hij in den Qijsbrecht van Aemstel in het verhaal van Arent een breede plaats inruimde aan den feilen strijd om Ons hooftkerck, rijck gebout ter eere van Katrijn En Jesus moeder zelf." De prachtige beschrijving, die de dichter geeft van het kostelijke interieur der kerk, is natuurlijk fantasie; in Vondels tijd was de inrichting der Nieuwe Kerk als protestantsche bedehuis heel wat eenvoudiger. Van de stichting der kerk is ons toevallig vrij wat bekend. Wij weten, dat Frederik vanBlankenheim, bisschop van Utrecht, in 1.408 zijn zegel had ge hecht aan de stichting van een tweede parochiekerk te Amsterdam. De stad werd toen in twee parochiën verdeeld, die door de natuurlijke grenzen van den Amstel werden gescheiden; het was de oude en de nieuwe zijde in het kerkelijke omgezet. In 1414 werd met den bouw van het nieuwe godshuis be gonnen. Aan dien bouw is voor goed verbonden de naam van den Amsterdamschen koopman Willem Eggert, wiens naam dan ook terecht aan een straat bij de kerk is geschonken. Eggert was een vermo gend man, die de reeds toenmaals zeer gewichtige economische en sociale functie van bankier uitoe fende. Daardoor zal hij ook in nauwe betrekking zijn gekomen tot den graaf van Holland, Willem VI, die als zoovele vorsten van zijn tijd bijna voort durend in bitteren geldnood verkeerde. Eggert steeg ook daardoor tot hooge ambten en waardigheden; hij werd heer van Purmerland en Ilpendam en werd zoo onder de edelen van het graafschap opgenomen. Naar een oude traditie woonde Eggert te Amster dam aan den Dam, zoodat het misschien niet toevallig is, dat juist daar de nieuwe kerk werd ge sticht. Hoe zij er toen heeft uitgezien, is ons niet in bijzonderheden bekend; immers nog in de vijftiende eeuw is de kerk niet minder dan twee maal, in 1421 en in 1452, door brand geteisterd, toen half Amster dam in de asch werd gelegd. En eindelijk is zij nog zwaar beschadigd twee eeuwen later, toen zij in 1645 opnieuw door een ernstigen brand werd ge troffen. Van deze laatste ramp is dit wel het op merkelijke, dat het gebouw na den brand geheel in den ouden gothischen stijl is hersteld, dus in een tijd, toen nergens meer in dien middeleeuwschen stijl werd gebouwd. Maar blijkbaar was nog in het midden der zeventiende eeuw de gothische traditie althans nog sterk genoeg om oude gebouwen in dien stijl te herstellen. Dat zal dus nog vgel meer het ge val zijn geweest na 1421 en 1452, toen er nog gothike kerken alom werden gebouwd. Wij mogen dus aannemen, dat de Nieuwe Kerk er van den aanvang af ongeveer zoo zal hebben uitgezien als wij haar nu nog kennen. In ieder geval toont de bouw van deze kerk de eenheid van gedachte, die haar onderscheidt van zoovele andere kerken, als bijv. de Oude Kerk, waaraan door de eeuwen heen is ge werkt. Dat kan men reeds zien op de oudste ge schilderde afbeelding, die wij van de Nieuwe Kerk bezitten en die in de kamer^van den kerkeraad , hangt. De bouw van de kerk was dus in 1414 begonnen. Het verwondert ons niet na wat wij reeds opmerk ten, dat men er spoedig mede gereed was. Immers wij weten, dat Willem Eggert in 1417 op zijn slot te Purmerend kwam te sterven ongeveer gelijktijdig met zijn beschermer Willem VI; het is bekend, dat hij toen in een door hem bekostigde kapel is begra ven. Ongeveer een eeuw later werd een monument voor een zijner nakomelingen in deze kapel opge richt, dat er in onze dagen nog te zien is. Deze kapel was uit den aard der zaak niet de eenige. In den loop der vijftiende eeuw en ook nog na 1500 werden door het Amsterdamsche patriciaat van die dagen die reeks van kapellen gesticht, die thans nog als een imposante krans het koor omgeven. Een andere vergrooting was de doortrekking van het noorder transept na den brand van 1452, zoodat dit thans dezelfde lengte kreeg als het zuidertransept aan de Damzijde. Het behoeft nauwelijks te worden gezegd dat geregeld anderhalve eeuw aan den inwendigen luister der kerk is gearbeid. Er is sprake van niet minder dan vijf-en-dertig altaren; allerlei kunst[DE NIEUWE KERK AAN DEN N. Z. VOORBURGWAL (foto M 924)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl