Historisch Archief 1877-1940
ss'
DE"AMSTERDAMMER, WEEKBLADTVOOR NEDERLAND
No. 2471.
;!
B,
i
AMSTERDAMSCHE BIJZONDER
HEDEN XIII
DE NIEUWE KERK
Wie over Amsterdamsche bijzonderheden schrijft,
kan stellig de Nieuwe Kerk niet voorbijgaan.
Zeker, zooals de naam al aanduidt, is zij
niet het oudste gebouw en ook niet de oudste
kerk van Amsterdam. Ook mist zij, wat de
meeste andere kerken zoo aantrekkelijk maakt,
den hoog opstuwenden toren, die ten hemel wijst.
Men heeft van den aanvang af getracht een
monumentalen toren aan de westzijde van het
middenschip te bouwen; nog in de zeventiende
eeuw zijn aan den Nieuwe Zijds Voorburgwal de
zware fundamenten gelegd, waarop een trotsche
toren zou worden opgetrokken, die zijn spits hoog
zou verheffen boven de kerk, maar ook boven het
daarnaast liggende raadhuis. De traditie wil, dat
juist de laatste omstandigheid de voltooiing van
den toren heeft verhinderd. Men vreesde, dat het
raadhuis te veel in de verdrukking zou komen óf,
zooals een oud volksgezegde het wil, dat het huis des
Meeren dat der Heeren geheel in de schaduw zou
stellen. Zoo bleef de torenbouw te Amsterdam als
dte te Babel steken; de toren werd afgebouwd
ongeveer tot het dak der kerk; dien onvolmaakten"
toren kan men op alle oude afbeeldingen der kerk
duidelijk zien. Ten slotte vond men geen toren nog
beter dan een onvoltooiden toren en zoo is de laatste
dan ook in den loop der negentiende eeuw geheel
afgebroken. Daardoor ook kreeg het westelij k front
der kerk eerst met recht dat onvolmaakte" aanzien,
dat ook de jongste restauratie niet geheel heeft
kunnen doen verdwijnen.
Die restauratie, waarvan de eer toekomt aan een
vermogend, kunstgevoelig Amsterdammer, heeft
de groote kerk weer in haar vollen luister hersteld.
Ten minste voor zoover betref t'het gedeelte van
het langschip en het zuider zijschip, dat ligt aan de
Mozes- en-ASronstraat. De andere gevels hebben
een dergelijke herstelling eigenlijk even noodig.
Maar zelfs die herstelling behoeven zij niet om de
fraaie lijnen van deze kerk tot uitdrukking te bren
gen. Zeker, de Nieuwe kerk is geen wonder van
gothische bouwkunst; men kan haar niet vergelij
ken met den rijkdom der Fransche kathedralen, die
van Rheims, van Rouen, van Amiens en zoovele
andere, en evenmin met Nederlandsche kerken als
de St. Gudule te Brussel en de St. Jan in Den
Bosch. Het fijne kantwerk van bogen, beelden, pi
nakels en torens ontbreekt hier geheel. Dat is te op
merkelijker, omdat in Amsterdam het voorbeeld
van Amiens is gevolgd. Maar wat hier in ruime mate
wordt gevonden, dat zijn de goede en dus mooie
lijnverhoudingen, die de Nieuwe Kerk zoowel uit
wendig als inwendig maken tot een lust voor de
.oogen. In haar strengen, stillen eenvoud is zij met
haar hoog middenschip en nederiger zijschepen,
haar prachtig transept, vooral haar hoog koor en
breeden kooromgang.haar sierlijke kapellen een zeer
aantrekkelijk monument van
oud-AmsterdamDe Nieuwe Kerk vertoont in haar geheele struc
tuur nog volmaakt haar katholieken oorsprong; dat
DE NIEUWE KERK (Naar een oude prent)
DE NIEUWE KERK VAN BINNEN
(Ets door P. J. Arendsen, 1885)
zijTvoor den katholieken eeredienst is gebouwd,
spreekt van zelf, al is zij voor den protestantschen
dienst ook bijzonder geschikt gebleken. Zij gaat
terugjtot den aanvang der vijftiende eeuw. Vondel
beging natuurlijk bewust?een anachronisme,
toen i hij in den Qijsbrecht van Aemstel in het
verhaal van Arent een breede plaats inruimde
aan den feilen strijd om
Ons hooftkerck, rijck gebout ter eere van
Katrijn
En Jesus moeder zelf."
De prachtige beschrijving, die de dichter geeft
van het kostelijke interieur der kerk, is natuurlijk
fantasie; in Vondels tijd was de inrichting der
Nieuwe Kerk als protestantsche bedehuis heel wat
eenvoudiger.
Van de stichting der kerk is ons toevallig vrij wat
bekend. Wij weten, dat Frederik vanBlankenheim,
bisschop van Utrecht, in 1.408 zijn zegel had ge
hecht aan de stichting van een tweede parochiekerk
te Amsterdam. De stad werd toen in twee parochiën
verdeeld, die door de natuurlijke grenzen van den
Amstel werden gescheiden; het was de oude en
de nieuwe zijde in het kerkelijke omgezet. In 1414
werd met den bouw van het nieuwe godshuis be
gonnen. Aan dien bouw is voor goed verbonden de
naam van den Amsterdamschen koopman Willem
Eggert, wiens naam dan ook terecht aan een straat
bij de kerk is geschonken. Eggert was een vermo
gend man, die de reeds toenmaals zeer gewichtige
economische en sociale functie van bankier uitoe
fende. Daardoor zal hij ook in nauwe betrekking
zijn gekomen tot den graaf van Holland, Willem
VI, die als zoovele vorsten van zijn tijd bijna voort
durend in bitteren geldnood verkeerde. Eggert steeg
ook daardoor tot hooge ambten en waardigheden;
hij werd heer van Purmerland en Ilpendam en werd
zoo onder de edelen van het graafschap opgenomen.
Naar een oude traditie woonde Eggert te Amster
dam aan den Dam, zoodat het misschien niet
toevallig is, dat juist daar de nieuwe kerk werd ge
sticht. Hoe zij er toen heeft uitgezien, is ons niet in
bijzonderheden bekend; immers nog in de vijftiende
eeuw is de kerk niet minder dan twee maal, in 1421
en in 1452, door brand geteisterd, toen half Amster
dam in de asch werd gelegd. En eindelijk is zij nog
zwaar beschadigd twee eeuwen later, toen zij in
1645 opnieuw door een ernstigen brand werd ge
troffen. Van deze laatste ramp is dit wel het op
merkelijke, dat het gebouw na den brand geheel
in den ouden gothischen stijl is hersteld, dus in een
tijd, toen nergens meer in dien middeleeuwschen
stijl werd gebouwd. Maar blijkbaar was nog in het
midden der zeventiende eeuw de gothische traditie
althans nog sterk genoeg om oude gebouwen in dien
stijl te herstellen. Dat zal dus nog vgel meer het ge
val zijn geweest na 1421 en 1452, toen er nog
gothike kerken alom werden gebouwd. Wij mogen dus
aannemen, dat de Nieuwe Kerk er van den aanvang
af ongeveer zoo zal hebben uitgezien als wij haar
nu nog kennen. In ieder geval toont de bouw van
deze kerk de eenheid van gedachte, die haar
onderscheidt van zoovele andere kerken, als bijv.
de Oude Kerk, waaraan door de eeuwen heen is ge
werkt. Dat kan men reeds zien op de oudste ge
schilderde afbeelding, die wij van de Nieuwe Kerk
bezitten en die in de kamer^van den kerkeraad
, hangt.
De bouw van de kerk was dus in 1414 begonnen.
Het verwondert ons niet na wat wij reeds opmerk
ten, dat men er spoedig mede gereed was. Immers wij
weten, dat Willem Eggert in 1417 op zijn slot te
Purmerend kwam te sterven ongeveer gelijktijdig
met zijn beschermer Willem VI; het is bekend, dat
hij toen in een door hem bekostigde kapel is begra
ven. Ongeveer een eeuw later werd een monument
voor een zijner nakomelingen in deze kapel opge
richt, dat er in onze dagen nog te zien is. Deze kapel
was uit den aard der zaak niet de eenige. In den
loop der vijftiende eeuw en ook nog na 1500 werden
door het Amsterdamsche patriciaat van die dagen
die reeks van kapellen gesticht, die thans nog als
een imposante krans het koor omgeven. Een andere
vergrooting was de doortrekking van het noorder
transept na den brand van 1452, zoodat dit thans
dezelfde lengte kreeg als het zuidertransept aan de
Damzijde. Het behoeft nauwelijks te worden gezegd
dat geregeld anderhalve eeuw aan den inwendigen
luister der kerk is gearbeid. Er is sprake van niet
minder dan vijf-en-dertig altaren; allerlei
kunst[DE NIEUWE KERK AAN DEN N. Z. VOORBURGWAL
(foto M 924)