De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 november pagina 13

1 november 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2472 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 SCHILDERKUNST-KRONIEK LlEBERMANN BIJ CASSIRER, AMSTERDAM. Het eerste, dat mij bij Liebermann als bij meer Joodsche schilders altijd treft, is in de schildering de afkeer van het strak-formeele, die gebaseerd is op de lust tot het handelende, tot het dramatische in de schilderij; welke handeling in de werkelijke romantiek een absoluut vereischte is, rnaar, die wanneer deze in het werk niet bereikt wordt, aan leiding is, ik zou willen dat dit met eenig respect toch werd opgevat, tot het verfomfaaien van den vorm. Dit zie ik hier, en zag ik altijd bij Lieber mann; en het eigenaardige is verder, dat het groote romantische bij Liebermann weinig wordt bereikt (een verschil met Jozef Israëls). Ten tweede treft mij, en ik meen het recht te hebben dit naar voren te schuiven bij een schilder van de bekendheid van Liebermann, de geringe toegevendheid, dat is bekoring van kleur". Wij zijn daar als Hollanders van nature-uit toe geneigd, en wij missen dat on gaarne in anderen, behalve als de kleur, anders opgevat, stijgt tot een statige koelheid. Deze twee opgenoemde redenen zijn oorzaken, dat ik het nooit gebracht heb tot die bewondering die som migen gevoelen voor het werk van Liebermann. Hij dankt daarenboven te veel aan de Hollanders en Franschen, en dat is zeer openbaar, om hem van die hoedanigheid te vinden, welke ik gaarne in hem zou vinden. Ik ben ook niet buitensporig verheugd als ik zijn factuur langzaam bezie; zij mist het sprankelende van Isaac Israëls; zij heeft, vooral wanneer hij buiten b.v. bloemperken schil dert te veel, dat mij de kleuren doet zien als ge kleurde modder. Het nut van Liebermann voor Duitschland is grootendeels of moet grootendeels geweest zijn, dat hij het wees op een soort franke schildering, die den Duitschers vreemd was; dat hij het in ternationale impressionisme en luminisme invoerde in een land, dat altijd meer constructief of zinnend in schilderkunst was, dan zooals wij, reëel kleurgevoelig. Dat was het nut. Maar er is iets meer in Liebermann toch dan dat enkele nut. Hij is een lenig, levendig portrettist. Hier helpt hem zijn ras, wat de expressie aangaat, bovenal. Hij heeft ook .wel een ander schilderij gemaakt, dat niet tegenstaande wat wij als Hollander daartegen kun nen hebben, aangenaam is soms omdat wij b.v. de Haagsche School daarin weer erkennen, en omdat dan de kleur bezit die toegevendheid, dat overal-leven-zijn, waaraan wij werden gewend. Hij is graag een waarnemer van beweging; zijn stranden met paarden overtreffen echter nooit de zuivere teederheid van Isaac Israëls' strandgezich ten met dieren en figuren. Ik heb mij dikwijls afgevraagd, waarop de roem van Liebermann berust, en die is vrij groot het lijkt mij thans toe, dat die roem b.v. niet eene is als die van Hals, den levenden; maar hij is een combinatie, van talent en van 't nut, dat Liebermann zijn land bewees. BIJ DE Bois, HAARLEM. (NABESCHOUWING) Sal. Meijer is een schilder, die neigt tot een uiterst praeciese weergave van wat hij op burgerlijke wijs ziet. Hij wil op deze wijze iets bereiken, wat hem soms gelukt is, zeker die keer, toen hij de kat met de doos schilderde in een kamer. Er was daar, zij 't ook eene kleine, volledigheid bereikt, die het voorgestelde het burgerlijke ontnam, en het plaats te, bescheiden-wég aan den rand der kunst. Ik kan niet zeggen, dat, wat ik daar waardeerde, ik op deze tentoonstelling hervond; ik vond hier geen innigheid, al is dan ook van 't burgerlijke uitge gaan; ik vond hier weinig voldoende kracht van schilderen. Noch ets noch litho wijzigden dit in zicht. Zoo ik iets wou noemen van deze tentoon stelling, zou het een huisje zijn, waarlangs een weg gaat. Daar is tenminste de kleur niet troebel. BIJ DAALDEROP (IN PAYS-BAS) UTRECHT Piet van Wijngaerdt heeft in het hotel etc., ge naamd Pays-Bas te Utrecht, een aantal schilderijen hangen, in een zaal, die niet overmatig geschikt is voor een tentoonstelling. Er is een zekere kracht van kleuren in de schilderijen noodig, om zulke pictu rale ongemakken als de tentoonsteller hier aantrof, te overwinnen. De ongeschiktheid der zaal bewijst hier dadelijk, dat de kleur van Piet van Wijngaerdt meer kracht bezit, dan ge haar zoudt toedichten op het eerste zicht. De kleur van Piet van Wijngaerdt bezit latente kracht, die soms tot teederheid wordt. Zij is te waardeeren in de volgende werken: No. l, de Maaier, die aanBreughel herinnert; in de Rozen, in de Aaronskelken, waar bloemen toonen, wat een open kleurrijk schilderij is; in de Nocturne (een phantaisie, op een lied gezongen door Durigo) met al de blauwen en de groote maan; in de Boer voor zijn huis, met de sterke ,,witten" van dat huis, terwijl in de Rose Violieren de blankheid der kleuren u verheugt, met het levende zwart. PLASSCHAERT SCHILDERIJEN VAN ROBERT LOTIRON. Gale rie d'Art Franfais, 792 Prinsengracht. Bij. Lotiron vindt ge als bij vele moderne Franschen een streven naar vereenvoudiging en naar verfijning. Lotiron schildert voornamelijk landschap. Hij schildert niet alles ervan, hij volgt het niet op den voet. Toch schuwt hij de détails niet, maar hij ziet zoowel het kleine als het groote, groot. Ook bij hem is het nabootsen, het dóórwerken, vervangen door een schilderen in partijen, een ruimere vormgeving, een herscheppen met den nadruk op het essentieele, een ver-vlakking maar niet in de richting van het decoratieve. De bouw, de lijn, de zuiverheid der tegenstellingen, de fijnheid van kleur kunnen zulk een her schapen" landschap een even complete bekoring geven, als de intiemere en directer vertolking van een vroegere periode. In Lotirons beste werk en met name in een landschapje met figuren bij een dorschmachine blijkt dat. En in het algemeen kan men zeggen dat de specifiek Fransche beschaving ook het erfdeel is van dezen schilder. Lotiron werd in 1886 geboren. Hij debuteerde in 1904, bezocht het atelier van Jules Lefèbre en Tony Robert Fleury; ging na een korten werktijd op het atelier van Maurice Denis sedert 1908 zijn eigen weg. In de laatste vijf jaren werkte hij in Parijs, Dieppe, Calais en 'op Majorca H E N N u s. NIEUWE UITGAVEN OVER MUZIEK Muziek en religie, H. J. Paris, Amsterdam Het Genootschap Muziek en religie" heeft de op zijn zomerconferentie te Arnhem gehouden lezingen te boek gesteld en gebundeld doen ver schijnen bij H. J. Paris te Amsterdam. Men kent het genootschap en weet wat het beoogt. De heer E. D. Spelberg herinnert er nog eens aan in zijn inleidend artikel voor deze uitgave: De grondslag van het Genootschap wordt gevormd door het inzicht, dat een gemeenschap van hen, voor wie de muziek religieuse beteekenis heeft in het leven, wenschelijk is. Door dit inzicht geleid stelt het Genootschap zich ten doel: a. het beleven der muziek religieus te bezielen, b. de eeuwigheidswaarde der muziek voor de religie te doen beseffen, c. een band te leggen tusschen hen, die met in grondslag en doel gegeven beginselen instemmen, onafhankelijk van elke religieuse over tuiging of kerkelijke gezindheid.' Onze tijd zoekt inderdaad naar een houvast; in den stroom grijpt men naar een tak om aan den oever te komen. Ook van muzikaal oogpunt uit beschouwt men onzen tijd als dien van den chaos. Henri Zagwijn zeide het al in zijn voor dracht over de moderne muziek: De moderne muziek is over het algemeen niet bemind" (zeker niet bij het publiek in Nederland, daar zij geheel tegen de traditie ingaat; bij de jongere com ponisten echter wel). De muziek heeft, zoo op het oog, aan verhevenheid ingeboet. Het is hier niet de plaats er over te redetwisten of men ten slotte niet al te veel het belangrijke karakter van den chaos als het zich natuurlijker wijs formeeren van een nieuwe orde miskent, door het voor te stellen als een debacle, een af dwaling, een verval, waaruit men zich heeft te redden op een troostend eiland van het verleden. Het is niet met twee woorden te beslissen of de heer van Warmelo gelijk heeft, als hij aan het eind van zijn voordracht zegt of wellicht dit laatste menschengeslacht thans voor zijn heengaan orde op zijn zaken stelt, waarbij een groot aantal oude en vergeten dierbare relequieën weer eens te voorschijn komen, die het dan in dankbare her innering nog eens even bekijkt" en of b.v. enze hernieuwde liefde voor Mozart een gevoel van een gemis, dan wel een gevoel van herstel, een blijde herkenning is. Maar men kan het in ieder geval Dr. A. H. de Hartog volmondig toegeven dat het musiceeren vooral meer beseft moet worden in zijn innerlijk karakter van beleving, van levensdaad, die wellicht kosmische wetten betreft de in de ziel gelegen wetten der wereld" noemt Combariau ze , zooals reeds Liszt een religie van het muciceeren, uitgaande van den centralen mensch, heeft gepropageerd met woord en daad. Het viertal voordrachten, dat in de uitgave van Muziek en religie" is gebundeld, werd gehou den door W. van Warmelo, H. Rutters, Henri Zagwijn en Dr. A. H. de Hartog. De heer van Warmelo beschouwt in zijn voor dracht de geestelijke gronden van de herleving der muziek uit de 17e en 18e eeuw". Een goed muziek- en cultuur-historisch pleidooi voor de oude muziek, die vergeten werd en toch zooveel schatten bergt, die de moeite ze aan het licht te brengen waard zijn. Men weet, dat de heer van Warmelo zelf een hartstochtelijk minnaar dier RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG oude muziek is en met zijn Klein Orkest" de propaganda er van nastreeft. De heer Rutters spreekt over Mozart, het kind" en concludeert dat de voorstelling als zou Mozart als mensch, buiten zijn muziek, onbeholpen als een kind zijn gebleven, onjuist is, want dat Mozart in het leven steeds instinctief datgene heeft ondernomen en nagelaten wat zijn kunst ten goede kwam en dat daaruit de conflicten stammen, die hij in het leven heeft meegemaakt. De heer Zagwijn heeft een merkwaardige voor dracht gehouden over Moderne Muziek". Zagwijn, die anthroposoof en bewonderaar van Rudolf Steiner is, heeft ook van de ontwikkeling der muziek in diens geest een uitleg gegeven, waarbij hij in ieder tijdperk de ontwikkeling van bepaalde krachten van den mensch constateert, krachten die hij hoofd- en harte-krachten noemt. Bij den impressionist b.v. overheerschen de krachten van het hoofd, aangevuld met impulsen, die uit de hartekrachten ontwaken, maar te zwak zijn om het volle wüsleven aan te vuren en tot ontplooiing te brengen. De rhytmus, de wilsuiting verslapt". Terwijl bij den expressionist juist de krachten van de stofwisseling overheerschen en de rhytmus de oppermacht voert. Voor de toekomst ziet Zagwijn een harmoniseering tot stand komen waarbij de geestelijke hartekrachten (die in de Middeleeuwen waren) zich zóó ontwikkelen zullen, dat het hart gaat denken en het hoof d zal meevoelen wat het hart denkt." In dat opzicht beschouwt Zagwijn Bruckner als een inleidende figuur. Ten slotte brengt Dr. de Hartog een samen vatting van het gesprokene, aangevuld met zijn eigen meeningen over verschillende punten van het behandelde, er den nadruk op leggende dat ook uit de voordracht van den heer Zagwijn, die hij terecht hoogst belangrijk" noemt, blijkt hoezeer in onze dagen de individueele toeëigening van het geestelijk leven naar voren komt. CONSTANT VAN WESSEM Kunstzaal De Rietvink" J. A. A. M. VAN ES, WASSENAAR Permanente tentoonstelling van schilderijen. NIEUWE DRUKKEN JAN LIGTHART, Over Opvoeding, I, zesde druk, volksuitgave. Groningen, J. B. Wolters' Uit gevers-Maatschappij. Dr. H. P. BERLAGE, Schoonheid in samenleving, met teekeningen van den schrijver. Tweede druk. Rotterdam. W. L. en J. Brusse's Uitgevers-Mij. C. S. ADEMA VAN SCHELTEMA, Eenzame liedjes, zevende druk. Rotterdam, W. L. en J. Brusse's Uitgevers-Maatschappij. THEO THIJSSEN, Kees de Jongen. Tweede druk. Bussum, C. J. A. van Dishoeck. DITTE DOOR MARTIN ANDERSEN NEX0 Uit het Deensch vertaald door CL. BIENFAIT Prijs 2 dln. ing. f 5.90 Geb. in l deel f6.90 Ultgivi vin VAIHOLKEUA i »4BEN00!F, 4'dim

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl