De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 november pagina 15

1 november 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2472 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Dramatische Kroniek GASTSPEL MOISSI. Hanndes Himmelfahrt, door Qerhart Hauptmann. Twee vrouwen hebben ditmaal de eer van Moissi's optreden in Nederland opgehouden: Elsa Mauhs en Ellen Schwannecke. Over Hanneles Himmelfahrt" valt hier nauwelijks te spreken, wij zouden slechts in herhaling treden van wat naar aanleiding van deze geheele Schmiere" moest worden geschreven, en onomwonden ge schreven is. Dat de overijlde keuze uit Moissi's repertoire toen nog op Hauptmann's droomspel moest vallen, kan als overmaat van rampen wor den aangeteekend. Niet omdat ons hart aan deze wat schrale fantasie met religieusen inslag on voorwaardelijk hangt de dichter Hauptmann blijft voormij altijd ver benedenden zoogenaamden realist maar omdat het verknoeien van een werk, dat in het oeuvre van een groot dramaturg een eigen plaats inneemt, ook in verband met de hulde dezen eerbiedwaardigen zoon Duitschlands nog onlangs gebracht, den bedrijvers tot nationale oneer strekt. Hanneles Himmelfahrt" is een werk, waarop elke leeftijd op haar wijze reageert. Voor <le jeugd is er ongetwijfeld veel lieflijks en aandoenlijks in het geval van het mishandelde Hannele, voor wier koortsige kinderverbeelding de hemel met al zijn heerlijkheden opengaat. In >de jaren des' onderscheids maakt ons ditzelfde geval een beetje wrevel, omdat het samenstel zoo doorzichtig en billijk is, het tweede bedrijf "feitelijk niet meer dan de opgesmukte herhaling van het, door fijnheid van naturalistische karak teristiek bekorende eerste. Maar daarna kan ik me voorstellen, dat we deze toch zoo innig te goeder trouw gedichte bidprent, dit hartelijk ge tuigenis van deernis en liefde, weer met verteederde oogen gaan bezien, er niet licht aan voorbij zullen loopen wanneer een gezelschap, dat er toevallig de hoofdfiguren voor heeft, een opvoering voor.bereidde, welke, in snel tempo, zonder pauze, het licht-vloeiende en zoet-glanzende geeft van dezen kinderdroom. De wonderen der techniek behoeven daar niet aan te pas te komen, het tooneel kan Hauptmann's te ingewikkelde mise en scène niet eenvoudig genoeg interpreteeren; doch deze eenvoud zij dan ook een smettelooze, een tot den hoogsten graad volkomen illusie. In de werkelijkheid wortelt dit stuk niet sterk. Het wil er bij mij niet in, dat die goede meester Oottwald, die Hannele uit het water opgehaald door zijn vrouw drooge kleeren laat aantrekken, het schaap niet meteen lekker onder de wollen dekens stopt, inplaats haar naar dat akelige Armhuis te dragen. Daarom moet van het begin af ook die werkelijkheid eenigermate verdicht en verdoezeld worden, geen Nacht-asyl ,,echtheid", en geleidelijk oplossen in den droom, die op zijn beurt in den aether vervliegt. Met figuranten, die genoodzaakt zijn te doubleeren en te tripleeren, met jongejannende engelen, brengt men het tot den hemel niet. Blijft: Ellen Schwannecke. Want ook Moissi, al leent zich zijn wezen en verschijning bij uitstek voor de figuur van Meester Gottwald de Vreemdeling", raakte maar met een enkel gebaar zijn rol in het hart en scheen voor het overige bevangen door de taak deze bouwvallige ver tooning met zijn beminde persoon te stutten. Ellen Schwannecke heeft de rol van Hannele" niet vervuld". Zij verijlde niet naar mate zij de wereld ontvlood, zij bereidde ons niet voor op den naderenden dood, zij stierf niet, en geraakte niet los van de aarde, en ontroerde derhalve ook niet op de verwachte en vereischte wijze. Doch, met dit te erkennen, is in deze het laatste woord nog niet gezegd. Want deze Miinchensche actrice speelde met een zuiverheid en een intensiteit zooals ik het van een volwassene zelden of nooit op het tooneel heb gezien: een kind. Wat het kind Jackie Coogan van nature geeft, heeft zij zich als kunstenares eigen gemaakt. En zoo vol komen, dat de illusie: daar ligt, praat, ageert een kind, ons geen oogenblik begaf. Het moet, gedach tig aan de geforceerde jeugd, die wij zoo dikwijls op het tooneel te genieten krijgen, wel buitenge woon moeilijk zijn, deze natuurlijkheid te scheppen en vast te houden. Fijn, vast, en als een gras halm buigzaam was deze teedere kinderstem, glaszuiver trof zij, in al die spontane uitingen, haar in het eerste bedrijf door Hauptmann in den mond gelegd, den frisschen klank der bezielde argeloosheid, zóó subtiel genuanceerd, dat een lettergreep, een ademtocht ontroerde; en van een volmaakt gave, kinderlijke reinheid was haar oprijzen uit de glazen kist, met den knieval voor haar Heiland, op den drempel der eeuwigheid. Het moet voor een groot deel aan de vertooning hebben gelegen, aan de belichting, dat zij met deze middelen het figuurtje niet nog hooger ver mocht op te voeren, maar het lag toch ook waar schijnlijk aan den aard van haar kerngezond, «n misschien haast al te eerlijk talent. Zoo min als het leven, brengt het tooneel altijd de verwachte voldoe ningen, des te ge lukkiger zijn we dan op een teleurstellen-' den avond met de verrassende bevesti ging van wat tooneelkunstde natuur, in haar onovertroffenheid, soms af te dwingen vermag. ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING. Mnederlegendc, door Dr. Hellmuth Unger. Voor den Rotterdamschen Kunst kring heeft verleden week Henri Dekking het derde der drie, aan den Dood ge wijde tooneelwerken van den jongen duitschen schrijver, den arts Hellmuth Unger, voorgedra gen, en waar deze voordracht niet al leen als zoodanig, doch tevens als in leiding tot de, dezen winter door het Hofstad-toonee! voorgenomen, op voeringvan het werk belangrijk en be langwekkend was, brengen wij een en ander gaarne mede onder de algemeene aandacht; voor het overige ons oordeel opschortend tot we het stuk hebben gezien op de plaats waar het behoort. Een meesterwerk dit zij hier aangestipt geloof ik deze Moederlegende" niet, daarvoor is er voor mijn gevoelen te veel in van wat wij, naar de mode van den dag, gemeen schapsfilosofie zouden kunnen noemen, te veel wat in onzen tijd voor den dramaturg voor het grijpen ligt, en te weinig van wat ons als per soonlijke visie of dieper dan ge woon-men schel ij ke erkenning, schokt. Terecht raakte dan ook Dekking in zijn voorwoord aan den naam Pirandello, uit wiens dramatische persoonlijkheid dit meer dere de superioriteit van den geest, die zich mede in den vorm uit voor het oogenblik het sterkst spreekt. Zonder te vergelijken, dunkt mij nochtans op het eerste gehoor ook Unger's werk te behooren tot het zeer geslaagde in de richting der moderne, mij altijd ietwat gewilde, allegorische fantasie, Moederlegende" een spel van fijne hoe danigheid en vooral sterk theatrale werking. Had een Hollander dit geschreven het is,ook om zijn rhetoriek en didactische neigingen, na verwant aan Teirlinck's tooneelcomposities we zouden er fier om zijn, en deze zou zich geluk kig prijzen voor zijn werk een vriend te hebben gevonden zoo begaafd en toegewijd als deze voor drachtskunstenaar, die alom in den lande, men zou kunnen zeggen, het onbeperkt vertrouwen geniet. Dekking heeft het spel vertaald en uit het hoofd voorgedragen, met den eenvoud der vol komen overgave en de levendigheid eener aldoor gespannen ontroering, die hij ook over zijn talrijk gehoor wist te brengen. In Moederlegende" werd een oud sprookverhaal verwerkt van een moeder, welke voor haar stervend kind den Dood, in zijn woning aan het einde der aarde, vermurwt. Een jonge zwerver vertelt deze legende aan het dienstpersoneel op een Noorsch landgoed, waar het jongste zoontje door den dokter is opgegeven. De moeder luistert het gesprek af en in haar wanhoop besluit zij den tocht dier sprookjesmoeder te aanvaarden, den Dood te zoeken in het laatste huis der wereld", en een beroep te doen op zijn.... menschelijkheid. De liefdekracht, het groeiend geloof in een wonder waar het dit allerwreedste geldt: een jong leven af te scheuren van haar hart, draagt haar over ijsschollen en bergen. Zij bereikt de laatste grens en vindt het huis, waar de levenskaarsen der ster velingen in lange rijen staan. Is er een opgebrand, een nieuwe wordt in haar plaatst gezet. Met schuwe hand wijst de Wachter aan de arme vrouw het zielig kaarsje van haar jongste, dat voor haar oogen inkrimpt. In haar moederlijk fanatisme, dat dit maakt de schrijver waar voor ons gevoel zelfs den misdaad verschoont, grijpt zij de levenskaars van een ander en verruilt die voor het flakkerend stompje. Voor den troon van den Dood bekent zij.... Het blijkt de levenskaars te zijn van den jongen zwerver, welke zij stal.... Teekening voor de Amsterdammer" door George van ^aemdonck .tv. ENFIN SEULS! DIE TIJDEN ZIJN VOORBIJ! Daar staat hij, die de lente zocht,Treeds in^den zwarten stoet der veroordeelden. Nog kan de moeder haar daad ongedaan maken, doch het moederdier, het instinct tot zelfbehoud in wat haar het dierbaarst is, verzet zich. Iets menschelijks blijkt in den Dood gebleven: hij schenkt haar n dag uitstel, opdat zij kan terugkeeren in de wereld om daar aan de menschen den losprijs te vragen voor haar kind. Wil iemand haar afstaan het litfst wat hij bezit", dan zal het kind behouden zijn. Wel honderd" meent de vrouw er bereid te zullen vinden, het gaat immers om het allerhoogste: een kinderleven. Doch de liefde, die tot het offer" bereid is, ligt op de straten niet voor het grijpen. Met ledige handen keert zij, juist voor het slaan van middernacht. Doch daar staat nog de jonge zwerver, in gijzeling gebleven, en hij kent geen wrok Wat telt zijn leven, dat niemand behoort dan hem zelf? Vrijwillig stelt hij zich ter beschikking Doch de vruchtelooze tocht bleek een louteringsweg. Thans be grijpt de moeder hoe ieder het zijne" het liefst heeft, en dat dit liefste, wat het ook zij, gelijk is voor Qod. Zij stelt den Dood een transactie voor: haar leven heeft zij nog te geven. Met haar levens kaars in de handen smeekt zij.... Doch de Dood laat zich niet bedotten. Niet haar eigen leven is een moeder het liefst, maar het leven dat zij koesterde in haar schoot. Geen keuze blijft haar. Het kind afstaan, of het offer van den zwerver wederrechte lijk aanvaarden? En dan is het volbracht. Dan is haar moederliefde geheven in de sfeer, waarin gén offer te zwaar meer valt. Doch tegen het volstrekte" staat zelfs de Dood soms machte loos. Het volstrekte wekt het wonder". De ziel vindt genade als de overwinning is behaald. En wij herkennen de stem van den engel, die Abra ham verloste: Beiden zijn gered ! Dat het werk op dit, ook theatraal op de spits gedreven, hoogtepunt niet sluit, verwondert even. Het einde, waarin wij de moeder over bloeiende weiden zien terugkeeren naar haar gezond gezin, begeleid door den zwerver, welke in naam des dichters het rijke, genadevolle leven bezingt in een hymne aan de lente, de wederopstanding uit den dood, maakt den indruk van een zwakken epiloog. Doch het is wel mogelijk, dat voor de geheele conceptie dit lieflijk uitklinken" van wat ons zoo lang hard en meedoogenloos toescheen, dit beroep op de nochtans milde en rechtvaardige natuur, onmisbaar zal blijken, en het spreekt vanzelf dat Dekking, schoon hij den eindindruk zijner voordracht er mede moest verzwakken, zich jegens den schrijver niet verantwoord achtte dit vizioen te coupeeren. Het bezwaar zal zich bij de voorbereiding der vertooning al of niet over wegend doen gevoelen Een schoone opgave voor Van der Lugt. Moge hem de tijd er voor gegund zijn. TOP N A E K F

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl