De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 november pagina 23

1 november 1924 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

No. 2472 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE DAGBOEK VAN EEN AMSTER DAMMER /T4 '^"2^4^ ^>j/Sl^^^ PASTORALE VOOR SOLO EN KOOR SOLO Aanschouwt het witgewolde vee, Hoe volgzaam is het, hoe gedwee ! KOOR Bé! Bel Bé! SOLO De herder wijst de richting aan Waarin de dieren moeten gaan. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO De Leider leidt. De kudde gaat. Gewillig, onder blij geblaat: KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Zoo wijd ik dan dit Ruize-vèrs U ! volksvertegenwoordigers. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO U, die ? gelijk de grondwet leert Het gansche volk representeert. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Hoe klemmend is uw rhetoriek, Uw interruptie, uw repliek! KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Stil ! De Minister is aan 't woord.. In spanning wordt hij aangehoord. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Dan geeft, geregeld, eiken dag, De krant een uitgebreid verslag. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO En in het Kameroverzicht" Wordt alles plechtig toegelicht. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Maar praat je lang of praat je kort, Ik weet precies hoe 't einde wordt. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO De leiders stellen alles vast, De stemmers stemmen volgens last. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Geen mensch, die dit ontkennen kan, Dus waartoe dient dat praten dan ? KOOR Bé! Bé! B SOLO Steeds of 't wat goeds is of wat slechts Z.i/7/cs tegen Rechts, Links tegen Rechts. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO O.ik als het niets te maken heeft Met 't doel waarde partij naar streeft. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO De politiek van dezen tijd Biedt wonder weinig moeilijkheid. KOOR Bé! Bé! Bé! SOLO Zij is, voor wie de zaak doorziet, Een aftreksom, en anders niet. KOOR Bé! Bé! Bé! C H A R I V A R I l.' S Den Heer Marchant, Vrijzinnig-democraat Den Haag. Weledelgestrenge Heer, BRIEVEN Gij hebt de vorige week in het openAAN baar, voor een handjevol studenten, GROOTE een lans gebroken voor het algemeen MANNEN, als aftandsch uitgekreten parlementarisme en zijt, na nauwkeurige bereke ningen, tot de slotsom gekomen dat het peil der volksvertegenwoordiging niet is gedaald. Gij hebt de Kamerleden stuk voor stuk vergeleken met die van 1900 en tot uw vreugde ontdekt, dat het ge middelde peil in die 25 jaar belangrijk gestegen is. Weliswaar ging het aantal der excelleerenden on getwijfeld achteruit, doch dat der nullen is sedert 1900 zeer verheugend gedaald ! Ziedaar in het kort het resultaat uwer bevindin gen, doch is dit resultaat inderdaad zoo verheu gend? Is het een gunstig verschijnsel als het aantal nullen in een vertegenwoordiging afneemt? Deze vraag rijst bij mij op en heeft mij aan het twijfelen gebracht. Vijf en twintig jaar geleden was ons Parlement een gezelschap dat iets in de melk te brokken had. Het bestond, gelijk gij zegt, uit eenige excelleerenden en een groot aantal nul len, doch evenals een n zijn waarde krijgt door h«* aantal nullen dat er achter staat, zoo is het ook met de excelleerenden. Wat zou een Kuyper ge weest zijn zonder zijn lijfwacht van landjonkers, plattelandsburgemeesters, gereformeerde dominés en officieren op non-actief? Wat een Sam van Houten zonder zijn gevolg van mummelend» oude heertjes en zich vergapende economisten? Wat een Goeman Borgesius zonder zijn claque van moderne dominés, ambitieuse advocaten, geen-orde-houden de schoolmeesters en opwekkende Nutslezers? Wat een Nolens zonder genoegelijk in den Haag de Limburgsche blommetjes buiten zettende Vanover-de-Moerdijkers en anderhalven arbeider? Wat een Bos zonder...., neen, dien zonder ik uit. En ook Troelstra valt hier buiten, want 25 jaren ge leden had hij nog geen repoussoirs om zich heen. De groote mannen van toen waren groot, omdat zij boven het struikgewas der nullen uitstaken en nooit zat Hare Majesteit verlegen als het er op aan kwam een ministerie te vormen, want zij had slechts een der groote mannen te ontbieden en het eenige bezwaar was gewoonlijk wie hij er uit moest laten, in tegenstelling met tegenwoordig, nu we niet weten wie er eigenlijk in moet. Werden we toen zoo beroerd geregeerd? Waren we toen zoo ontevreden? Mopperde ooit een ambte naar over zijn salaris? Dacht iemand aan het vermorsen van het geld in de leger- en vlootput? Was het in Indiëniet een gezellige boel? En ook de werkman was er niet zoo slecht aan toe, want hij kende de zegeningen van het algemeen kies recht niet, noch wist hij wat socialisatie beteekende en van medezeggenschap had hij zelfs nog niet gedroomd. En de burgerij betaalde haar belastin gen en wist niet beter of het behoorde zoo. Sindsdien is met elke verkiezing het peil van het Parlement gestegen. De onbenullige landjon kers jagen weer achter de fazanten, de moderne dominees doen in kunstmest of verdiepen zich in andere aardsche zaken, de schoolmeesters zijn burgemeester geworden en de militairen zijn van luitenant-nul gestegen tot generaal-nul, wat een belangrijke stijging van het gemiddelde peil beteekent. En in hun plaatsen zijn gekomen de beroepspolitici, die, als de windmolens, alleen draaien als de wind gunstig is en als de ontevredenheid het koren op hun molens draagt, en door specialisten, die, als kanaries, van het voederbakje naar het fonteintje huppen en terug en door onschadelijke vrouwen, die te veel man zijn om een echte vrouw en te veel vrouw om een echt Kamerlid te zijn. Door dit alles zijn de verstandelijke vermogens van het Parlement ietwat beneveld, is zijn spraakwater toegenomen, zijn zijn eksteroogen gevoeliger geworden en van zoo iemand aan te nemen dat zijn gemiddelde peil is toegenomen, lijkt me eenigszins boud gesproken. De wijsheid van een gezelschap is gelijk aan de wijsheid der excelleerenden, verminderd met de eigenwijsheid der niet-nullen en aangezien een nul een nul is en dus ook niet eigenwijs, wordt de rekening aldus: de wijsheid is verminderd, de eigenwijsheid toegenomen, product verminderde wijsheid, dus daling van het peil. Q. E. D. Met politieken handdruk EEN EX-NUL P.S. Eén ding zou ik zoo graag willen weten: .'Ik cijfer hebt ge u zelf in 1000 en in 1924 ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl