De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 8 november pagina 24

8 november 1924 – pagina 24

Dit is een ingescande tekst.

24 DÉAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2473 * l HET LAATSTE KOORD door W. VAN M A A N E N Inderdaad', zei Majoor O'Connell, terwijl hij zijn glas roode wijn op het ronde tafeltje voor zich neerzette, het mysterieuse en mystieke heeft in onze dagen heel wat geesten in beweging gebracht, van wie je nooit gedacht zou hebben dat ze er gevoelig voor waren. Ik zelf, die toch over het algemeen voor zeer nuchter gehouden word...." Daar ben je Engelschman voor, O'Connell," viel hem een kleine donkere man in de rede, die diep-weg in een fauteuil lag te genieten van z'n cigaret. Jullie denkt dat je de Engelschen kent, m'n waarde Dulac," glimlachte onze gastheer, omdat je een paar jaar met ze hebt mogen vechten. Maar wat geen Franschman ooit begrepen heeft is dat onze zoogenaamde'nuchterheid het resultaat is van een eeuwenlange zelfbeheersching, maar een zelfbeheersching die het gevoelsleven volstrekt niet geschaad heeft. Dat jij dat niet zien kunt, Dulac, daar ben je Franschman voor." Er was iets in de stem van O'Connell dat ons allen deed opkijken naar zijn innemend gezicht met de klare, blauwe oogen en de groote, grijzende snor. Wie O'Connell kende, wist wat de term: gentleman in z'n wijdste strekking beduidde. Zoodra hij als attachébij het Engelsche gezant schap in den Haag was komen wonen, waren zijn met smaak en gezellig-ingerichte kamers aan de Heerengracht een der voornaamste aantrekkelijk heden van het jong-gezellen leven geworden. Bij O'Connell vond men behalve een gezelligen haard en een goed glas wijn ook een prettig discours, en hijzelf was een dier story-tellers" naar wiens verhalen men altijd weer met de grootste belang stelling luisterde. Wij hadden dien avond nog geen verhaal van hem gehad, maar het uurtje na het diner doorgebracht met het bekijken der met glas bedekte kastjes waarin O'Conneli z'n curiositeiten bewaarde. In zijn veelbewogen leven hij was in nagenoeg alle landen van de wereld geweest had hij daarvan een uitgebreide verzameling bijeengebracht. Naast vreemde wapens en muziek instrumenten bewaarde hij in die kastjes prachtige juweelen, armbanden, handschriften en ook de eenvoudigste voorwerpen van dagelijksch gebruik waaraan voor hem een interessante herinnering verbonden was. Ik had dien avond een oogenblik een heel gewoon, tamelijk dik koord in m'n hand ge houden, en lachend gevraagd wat of daaraan nu wel voor een geheimzinnige geschiedenis hing. Het was deze vraag die het gesprek geleidelijk op mysterie en mystiek gebracht had. Zou je ons willen vertellen, Jack, welke ge schiedenis er eigenlijk aan dat koord verbonden is? Het interesseert me buitengewoon." Ik zou daar juist op gekomen zijn, vanHaaren. Ik wou dan zeggen dat ik zelf eens een merk waardig en bijna-overtuigend geval heb beleefd van het verkeer met een afgestorvene, en als ik niet de nuchtere, dat is de zelfbeheerschte Engelsch man was geweest die ik dank zij mijn geboorte ben, geloof ik dat ik hier niet meer bij jullie zat.." Er ging even als een waas van droefheid over het rustige gezicht van onzen vriend. Een oogen blik was het stil in de kamer; toen begon O'Connel te vertellen: Het zal omstreeks 1897 geweest zijn dat ik als jong subaltern deel uitmaakte vaneen Commissie ter bestudeering van Militaire Onderwijsinrichtingen in het Continent. Wij waren sedert eeriige maanden in Parijs, waar ik in mijn werk en de genoegens die de Ville Lumière toen nog aanbood, het verlies van mijn jonge vrouw, met wie ik slechts een jaar getrouwd ben geweest, trachtte te vergeten. Ik bewoonde een paar appartementen in de Rue de Savignac, waar ik slechts zelden was, want ik ging vroeg uit en kwam laat thuis. Ik kende niemand der andere bewoners van het groote huis. Alleen sprak ik soms even met den conciërge, een oud gediende uit den oorlog van '70, een vriendelijke, praatzieke Parijzenaar. Hij vertelde mij ook wel eens wat van mijn medebewoners, wat echter gewoonlijk bij mij het eene oor in en het andere uitging. Eenigen indruk alleen maakte op mij zijn verhaal van een ouden professor in de chemie, die iedere week hetzelfde pakje ontving, dat en de conciërge kon het weten, daar hij het altijd zelf in ontvangst nam en waarschijnlijk ook onderzocht een vrij dik koord bevatte. Ja, van Haaren, net zoo'n koord als je daar straks bij m'n curiositeiten gezien hebt.... En liet eigenaardige ervan was, dat hij den volgenden d;ig het koord schijnbaar ongebruikt vond tusschcn den rommel en de paperassen die de professor gewoon was in een mand buiten de deur te zetten. Wat de professor toch met die koorden deed, was een vraag die m'n vriend de conciërge zich wel honderdmaal gesteld had, maar die evenveel malen onbeantwoord was gebleven. Ik moet eerlijk bekennen dat het myste rieuse van dien meneer met de koorden mijzelf ook wel even vastgreep, maar mijn verstand zei me dadelijk dat er verscheidene verklaringen zouden te vinden zijn, die het geval tot een doodgewone alledaagsche zaak zouden kunnen herleiden. Ik dacht er dan ook niet verder over na en vervolgde mijn eigen leventje, dat langs geheel andere wegen liep dan dat van den professor. Het toeval echter wilde dat die wegen elkaar een keer kruisen zou den. Het was op een winternacht en de sneeuw lag dik en ongerept dan is Parijs zoo mooi als een sprookje, niet waar Dulac? dat ik later dan gewoonlijk thuis kwam, en met m'n kaarsje dat de conciërge voor me op de trap had gezet, naar boven liep, denkende over de beteekenisloosheid van het leven in het algemeen en de eenzaamheid van mijn eigen bestaan in het bijzonder. Zoo in gedachten stak ik m'n sleutel in het slot, opende de deur en stond, met een klap, voor een der grootste trage dies in het menschelijk leven: de zelfmoord. Nu heb ik altijd den naam gehad een groote tegen woordigheid van geest te bezitten en ook op dat oogenblik was ik gelukkig in staat mij spoedig te bezinnen. Ik zag dat i-k bij vergissing de kamer van den professor was binnengegaan, begreep dat mijn sleutel geen bijzonderheid in oude Parijsche huizen ook op zijn deur paste, en dat de pro fessor, om welke reden dan ook, zich van het leven had beroofd. Daar hing hij: zijn oude, grijze kop rood-en-paars geknepen in een koord, dat hij om een haak in de zoldering had geslagen. Een oogen blik bekroop mij de lust de kamer te verlaten, zacht de deur te sluiten en naar m'n eigen apparte menten te gaan, alsof ik niets gezien had. Ik heb het altijd verfoeid mij ongevraagd met een andersmans zaken in te laten; waarom zou ik mij dan opdringen aan een doodc? Maar het geweldige geheim van den Dood won het van de macht der goede gewoonte, en snel sloot ik de deur achter rnij, liep op het lichaam toe dat nog met n voet op de omgevallen tafel steunde, tilde het op, sloeg het koord van de haak en liep met den ouden man naar zijn slaapvertrek waar ik hem op het bed neer legde. Dit alles was het werk van enkele minuten.. Ik maakte nu het koord los?en vervolgens over tuigde ik mij dat de man nog leefde. Het was niet de eerste keer in mijn leven dat ik met zelfmoord door ophanging in aanraking kwam. Toen ik in York was, als cadet, had zich daar een jong soldaat van het leven beroofd. Maar that's another story" zooals Kipling zeggen zou. Ik had echter goed onthouden welke middelen de dokter bij die gelegenheid had toegepast, en had het geluk, althans, ik voelde het als een geluk op dat oogen blik, de levensgeesten van den ouden professor weer op te wekken. Mij wachtte echter een ver rassing, nog afschuwelijker dan die bij het binnen treden van des professors appartementen. Nooit zal ik die uitdrukking van machtelooze teleurstel ling vergeten, die in de oogen van den uit den dood herrezen professor kwam, toen hij bemerkte dat hij op zijn eigen bed lag in zijn eigen, bekende kamer. Ik schold mezelf voor een ongemanierden idioot, want ik besefte plotseling, alsof iemand me een prik gaf: ik had dezen man geen dienst bewezen met hem tot het leven terug te roepen. Wie was ik ook, dat ik mij dat recht had aange matigd? Had ik maar geluisterd naar die eerste ingeving.... In dat oogenblik, heeren, heb ik een levensles van onschatbare waarde ontvangen.." O'Connell zweeg. Het was doodstil in de kamer. Met vaste hand schonk hij zijn glas vol en ledigde het in enkele teugen. Willen jullie dat ik verder ga?" vroeg hij, en zijn stem klonk even rustig en helder als aitijd. Natuurlijk, zeker, by all means" klonk het uit verschillende monden. Luistert dan, naar de bekentenis van den professor, die het mystieke element in deze geschie denis vormt. Overtuigd van mijn goede bedoelin gen en zich gedwongen voelend een uitleg te geven van zijn tragische daad, vertelde de heer Douémij dat hij eenige jaren geleden zijn vrouw had verloren, zijn vrouw die hem niet alleen in het huiselijk leven maar ook in zijn werk een krachtige steun was geweest. De eerste maanden na haar dood had hij in een soort verdooving voortgeleefd en voortgearbeid, maar eenmaal daaruit ontwaakt, was hij in een toestand van zoo diepe verslagenheid en radeloosheid gezonken dat hij als eenige ver lossing tot zelfmoord besloten had. Geheel met zichzelf en de wereld verzoend in het uitzicht want de heer Douéwas een geloovig man zijn geliefde vrouw weer te zien, had hij de noodige toebereidselen gemaakt en den dag, of liever, den avond gekozen. Maar op het punt de tafel om te stootcn waarop hij rustte, de strik om zijn hals, had hij plotseling wonderschooiiL' muziek gehoord en ?een stem, de stem van zijn vrouw die hem liefdevol maar krachtig bevolen had (c blijven leven, totdat zij hem verlof zou geven het leven vaarwel te zeggen. Diepgeschokt, maar ook innig-blij zijn vrouw gehoord te hebben, zag professor Dou van zijn voornemen af, en wijdde zich opnieuw aan zijn arbeid. Maar reeds na enkele maanden ver flauwde zijn ijver en zijn belangstelling voor zijn werk; hij verviel in dezelfde verslagenheid en weer besloot hij een eind aan zijn leven te maken. Ook ditmaal voltrok zich het wonder op dezelfde wijze als tevoren, en weer keerde professor Douétot het leven terug. En zóó gebeurde het, dat, zooals anderen verslaafd raken aan het spel of den drank, een Fransch professor in de chemie verslaafd raakte aan den zelfmoord. ledere week dezelfde vertooning die voor hem als een heerlijke, heilige noodzaak geworden was. Maar ook iedere week het bevel om te blijven leven totdat eindelijk het uur gekomen was waarop professor Douézijn geliefde vrouw zou weerzien: den avond dat ik bij vergissing zijn vertrek was binnengedrongen, had de stem gesproken: ,Kom ! Ik wacht u !" Je zult begrijpen dat ik me zoo ellendig voelde als een kind dat op snoepen betrapt wordt. Maar de heer Douéwas een grootmoedig en wei-gemanierd man een goede eigenschap van veel Franschen, Dulac ! en vergaf mij. Nadat ik hem een sterke grog van whiskey gemaakt had, en hem die met eigen oogen had zien opdrinken, verliet ik hem en zocht mijn eigen vertrekken op " En dat koord dat ik zooeven in mijn hand gehad heb, is dan zeker het koord waaraan die arme professor hing, toen je binnenkwam" vroeg ik, nadat O'Connell gezwegen had. Neen," zei hij langzaam, dat is het laatste koord." Het laatste?" Ja. Vier weken later vertelde mij de conciërge, die bleek zag van schrik, dat professor Douézich had opgehangen in zijn kamer. Met het koord dat hij den vorigen dag voor hem in ontvangst had genomen. Als ik geweten had, Meneer, zei hij, waarvoor dat touw diende, dan had ik het hem nooit bezorgd. Maar begrijpt u waarom hij iedere week een nieuw touw kocht, Meneer?" Ik zei den conciërge dat ik het niet begreep. Voor mijzelf had ik er echter een verklaring voor gevonden." En welke dan?" vroeg Dulac geïnteresseerd. Wel, deze: Net zoo min als wij altijd met de zelfde kaarten spelen, of altijd uit eenzelfde glas drinken, kon professor Douéieder maal gebruik maken van hetzelfde touw. Daar moet voor hem iets stuitends in gelegen hebben: te sterven in een gebruikt touw." En geloof je nu werkelijk dat die professor zijn vrouw gehoord heeft, toen ie daar zoo hing te bengelen?" vroeg een harde stem. Als tegen zichzelf en zonder acht te geven op den vrager, eindigde O'Connell, terwijl hij droomend in het vuur staarde: Op een mooien winterdag werd professor Doué's lichaam begraven bij dat van zijn vrouw. Moge ook zijn ziel bij de hare zijn !' INHOUD: 1. Jong-protestantisme, door Ds. W. Mackenzie 2. Tijdgenooten, door dr. W. G. C. Bijvanck 3. Spreekzaal Ludendorft' in Beieren verloochend, teekening door Joh. Braakensiek 4. De tentoonstelling der Reddingsmij., door J. Oderwald Kapitalistische crisis, door H. S. 5. Een gevaar voor de volksgezondheid, door Osc. Lansberg De bouw van een groote gemeentewasscherij voorgesteld, teekening door Jordaan 6. Kuischheid en gezondheid, door H. G. Cannegieter 7. Uit de Natuur, door dr. Jac. P. Thijsse 8. Bijkomstigheden, door Annie Salomons 9. Nieuwe Engelsche boeken, door W. van Doorn Nieuwe uitgaven op het gebied der fotografie 11. Voor Vrouwen, red. Elis. M. Rogge 12. Dramatische Kroniek, door Top Naeff 13. Blauwbaard's achtste vrouw, tooneelteekeningen door B. van Vlijmen Boekbespreking, door H. Middendorp 15. Muziek in de Hoofdstad, door Constant van Wessem De strijd in de katholieke partij, teekening door George van Raemdonck 17. Gabriël Fauref, door Constant van Wessem W. H. de Leur, 80 jaar, door H. K- Teune Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert 19. Op den Economischcn Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Dierstudie, teekening door H. Verstijnen 21. Ruize-Rijm, door Charivarius Pictje's pacdagogische peinzingen Uit het klad schrift van Jantje 22. Charivaria, door Chariva rius Bioscopy, door Jordaan 23. Nederland Zuid Afrika, teekeningen door B. van Vlijmen Mysterie, door Kumgra Nosalis Dagboek van een Amsterdammer, door Barbarossa 24. Feuilleton: Het laatste koord, door W. van Maaneh. Bijvoegsel: De nieuwe conservatieve regeering in Engeland, teekening door Joh. Braakensiek. Typ. Amst. Boek. en Steendrukkcrij, voorheen Ellerman, I larms & Cn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl