De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 november pagina 11

15 november 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No, 24?4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 MANNEN OVER VROUWEN (Met teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen) zoo-maar uitgegooid te zijn, wild-weg, in schrij nend behoeven van de dichteres om zich te uiten, het nauwelijks geobjectiveerde leed weg te schrijven. Er wroet in haar naar eigen getuigenis in haar gedichten een donk're zwerverstrek"; een trek, dien vele dichters kennen, die hen leidt langs, maar nooit tot het geluk der andere menschen in den titel van het fijne proza-boekje Langs het geluk" van Annie Salomons moet wel ook symboliek liggen, die betrekking heeft op haar eigen zieleleven. Populair werd zij, als Ada Gerlo, met het boek, waarin de onafhankelijke vrouw haar herinneringen uitschreef, en de schamele winsten boekte van de tot mensch gegroeide vrouw. In den titel Her inneringen van een onafhankelijke vrouw" schrijnt de ironie, die de keerzijde van de vrouwenbeweging beteekent; de opgang, dien het boek maakte, bewijst wel, hoevélen in de verwrongen trekken van de uit haar evenwicht gerukte persoonlijk heid haar eigen spiegelbeeld ontdekten. In later werk klinkt een zachtere, mildere toon, is veel van de vroegere opstandigheid verstild tot gelatenheid en weemoed, vaak doorlicht van een fijnen humor. In dit verband mag ik ook de Bijkomstigheden noemen, met hun speelsche in vallen en hun broos-bekoorlijke, luchtige bevallig heid. De jaren gaan, en ook in het ouder-worden van deze dichteres voltrekt zich het levenswonder, dat zooveel in pijn en wanhoop uitgeschreide klachten met de winst der wijsheid tot de ziel doet keeren. Daarvan getuigen haar jongste werken Draadlooze droomen" en De oude schuld"; zij noteeren een andere winst dan de Herinne ringen", en toonen verblijdend aan, hpe de ont wikkeling van dit kunstenaarschap gelijken tred houdt met den groei van dit zuiver en eerlijk naar hooger toppen heen-levende menschelijkheid. HERMAN MIDDENDORP FRANCES HODGSON f Teekening voor de Amsterdammer" door Wybo Meyer I. ANNIE SALOMONS Haar werk vertoont in zekeren zin de keerzijde van de vrouwenbeweging. De vrouwenbeweging bestaat die eigenlijk nog wel? We hoorden er zooveel over spreken in den tijd, die nu zoo onge looflijk ver achter ons ligt, den tijd, toen nog het vergaan van n schip, al was het dan ook het grootste van de wereld, de heele beschaafde menschheid wekenlang in beroering kon brengen, den tijd, toen zooveel dingen en verschijnselen nog niet tot het betrekkelijke van hun beteekenis waren terug gebracht. Het verschijnsel van de vrouwen beweging was er; het bestond, uiterlijk, door ver gaderingen en tentoonstellingen, congressen en suffragette-wandaden; innerlijk, door veel ver zwegen vrouweleed. Het groeide uit den drang der tijden; met zich er tegen" te verklaren kon men zich hoogstens plaatsen tegenover excessieve bijkomstigheden. De kern lag dieper: het steeds wijder uit-kringende individualisme, de merkwaardigste strooming van het moderne geestesleven, had ook de vrouw gegrepen, en daarmee was haar drang naar zelfstandigheid en vrijwording verheven in een sfeer van noodzakelijkheid, waar de spot van den niet-begrijpende geen toegang had. Maar die nood zakelijkheid, het niet-anders-kunnen heeft in veel vrouweharten onrust, schrik en verwarring gebracht, een niet meer weten waar zich te wenden of te keeren, een verstoord evenwicht in de ver houding tot het andere geslacht, een smartelijk verlangen naar onbereikbare harmonie. Die onrust en die verwarring, die twijfel en dat ver langen woelen en werken, klagen en schreien in de verzen van Annie Salomons. Haar verzen zijn mij persoonlijk het liefst, liever dan haar andere werk, waarvan het beste tóch zeker niet beneden haar gedichten hoeft te worden gesteld; in haar ver zen uit zich, voor mijn gevoel, de rijkdom van haar hartstochtelijke ziel het echtst en innigst. Fel en heftig, snerpend nu en dan door te lang verbeten smart, te lang opgekropte hunkering, is de toon van haar gedichten. Het zuiver-smartelijke geluid van een in nood verkeerende ziel. De echtheid of de onwaarde van een gedicht kan men in de meeste gevallen niet bewijzen. Wél, als het gaat om het al of niet zuivere van de beeldpsraak, om gezwollenheid van vorm. Maar er zijn gedichten zonder vormgebreken, o, ook in onzen tijd van uiterlijk-letterkundige verfijndheid die toch niets zeggen, die niet ontroeren, omdat het onde finieerbare element-van-poëzie er aan ontbreekt. In de verzen van Annie Salomons zijn vormonzuiverheden bij de vleet; ze zijn heelemaal niet geciseleerd, en geven menigmaal den indruk van er Dezer dagen meldden de bladen het verscheiden van Frances Hodgson, schrijfster van De kleine Lord. Zij was in 1849 te Manchester geboren, maar volgde in 1865 haar ouders naarA merika. In 1873 huwde zij met Dr. Burnett, van wien zij echter in 1898 scheidde.. In 1900 hertrouwde zij met Stephen Townsend, die in 1914 overleed. De laatste jaren woonde zij weer in Engeland, te Rolverden, Kent. Intusschen was zij reeds in 1867 begonnen voor de pers te werken. Het eerste boek dat van hare hand opgang maakte, was (1877) een dialectverhaal: That Las o'Lowries. Na verscheiden andere pennevruchten, verscheen in 1886 haar Little Lord Fauntleroy. Haar naam was toen reeds zóó gevestigd, dat haar voor het plan van dat werk door een uitgever een groote som werd toegezegd, eer er nog een letter van op het papier stond, alleen maar omdat hij bevreesd was dat het hem anders zou ontgaan. Later heeft zij het zelve voor het tooneel bewerkt; alles te samen moet het haar 20.000 pd. st. opgebracht hebben. 't Was dan ook wel een zeer gelukkig onderwerp, met groot talent behandeld. De oude lord, boos' en bedroefd over het feit, dat zijn eenige zoon zijn familie den smaad aangedaan had, beneden hun stand te trouwen; maar later volkomen verzoend toen, na diens zoons dood, de jonge weduwe het waagstuk had bestaan, hem zijn beminnelijk, welopgevoed kleinzoontje onder de oogen te brengen. Het is bekend, dat het boek in geheel de beschaafde wereld met geestdrift werd ontvangen. De drie hoofdfiguren, het kind, zijn moeder en de oude heer zelf verwierven overal een warme sympathie, hetgeen waarlijk geen verwon dering kan wekken. Veelmeer verdient het boek ook door het tegenwoordig geslacht opnieuw ter hand te worden genomen. En elktooneelgezelschap, dat er in slaagt de kinderrol naar eisch te bezetten, zal er stellig nog steeds bij een uitgebreid publiek eer mee inleggen. O E E R T R U I D A C A R E l, S E N VAN KINDEREN GDÏJVD-LEI5TIKOW die Vrijdag j.1., na haar terugkeer uit N.O.-lndië, in den Stadsschouwburg een dansavond gaf Langs 't cafétje de plank die voert naar 't volksbad. 't Is middag, 't is vol, altijd weer menschen, die loopen langs 't cafétje. De booze vrouw kijkt venijnig, de menschen vroolijk nchter elkaar, jonge meisjes lachend, verlangend naar het zaligklotsende water. O, de volte, het wachten, het aandachtig luisteren naar 't afroepen der nummers, dat 't eindelijk je beurt is, eindelijk een vrij hokje ! Er wordt gewacht met geduld. Er zijn die blijven staan, andere gaan zitten voor de plank. Hél lang moet je nog wachten, 't is niet erg, de zon is er, die je zoo lekker bruin brand en er is 'n kuil, 'n mooie waar je je in laat vallen. Opeens de ratelende bedillige stem van de booze vrouw. Stommert, om je kuil te laten afpakken. Heb je dan geen mond, altijd ben je even suf." Ik, die zit in de kuil, zie een tenger jongetje, hij leunt op z'n schop, kijkt recht voor zich uit en laat de harde woorden van de grootmoeder maar over zich heen vloeien. Heb jij die kuil gemaakt?" Ja knikt 't kereltje. Wil ik eruit gaan?" ,,Nee schudt hij heviger, je mag er best in." Er komen weer stortwoorden van boven als van 'n booze heks. O, hoe ze zich ergert, die vrouw over haar kleinkind, die zich niet verzet, niet ver dedigd, die'n ander maar kalm in z'n kuil laat gaan. Ze zou hem wel door elkaar willen schudden zoo'n suffert ! 't Jongetje heeft 'n stil vlak gezichtje, hij schept zoo maar wat in 't zand, zoo nu en dan lacht hij even tegen haar, die in z'n kuil zit. En dan wordt je nummer afgeroepen. Dank je, ik heb heerlijk in je kuil gezeten." Je mag er nog best in blijven" op 'n toon alsof hij 't jammer vindt, dat je weggaat. Je loopt nu voorbij de grootmoeder die zit als 'n poes, die zich opblaast. Je kunt niet begrijpen die jongen, een kleinkind van haar ! Nog even omkijken, knikken tegen 't kind, dat maar z'n eigen onbenullige gangetje volgt. Zoo'n jongetje, waar je van kan verwachten dat hij zou zeggen: ,,ik vind 't wel prettig opgehangen te worden." E. T l E R I E?H O G E R Z E I L VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN ,,DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. ONNOOZELE JONGENTJE. Ze zit daar geplant voor een cafétje, als de booze vrouw, de oude, booze vrouw, zooals Waltcr Crane in een van z'n prentenboeken zoo goed heeft weergegeven. Lang,grauw gezicht, oogen, wangen, mond, alles zakt naar beneden. Ze zit strak in haar zwarte japon, de hooge boezem als volgepropt, daarop hangt haar breede kin. Boven haar de lichte lucht, voor haar het strand en dan de zee, altijd de zee. DRINK WEINIG MELK maar goede melk, van betrouwbaar GEZOND vee. HOFSTEDE OUD-BUSSEM. Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl