De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 november pagina 12

15 november 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

125 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2474 HILDO KROP, Oroote beeldgroep aan den voorgevel der Ie H.B.S. met 3 j. C. DICHTWERK IN STEEN In Amsterdam-Zuid aan de Jozef Israëlskade 2ijn twee nieuwe scholen verrezen en versierd met modern beeldhouwwerk van Hildo Krop, dat mij trof door zijn dichterlijkheid. Misschien kan ik door een kleine paraphrase, die dichterlijkheid, voor wie dat noodig mocht hebben, wat verstaan baarder maken. Ik heb n.l. opgemerkt, dat er soms bij moderne kunstwerken van de andere zullen we maar niet spreken wel behoefte wordt gevoeld aan een toelichtende vingerwijzing hier of een verklarend woord ergens anders. 1) Soms, niet altijd. Alle kunst is wel symbolisch, maar in het eene geval is de symboliek veel duidelijker dan in 't andere, ook in werk van denzelfden kunstenaar. En dan is 't duidelijkste nog niet altijd het mooiste. Een sprekend voorbeeld daarvan levert het beeldhouwwerk aan de twee genoemde scholen. De eene daarvan is het gebouw, waarin de tweede Openbare Handelsschool is gevestigd. '?? Zie nu de kapiteelen der twee zuilen aan den ingang. Niemand zal iets vragen: schip op water, aan deze en aan gene zijde mensenfiguren, naar en van het schip gekeerd, met lasten op den rug. 't Deurkalf boven den ingang der school: tien tegen n, dat ge aan Mercurius denkt, als ge de figuur in het midden ziet.... al zijn in dit geval zoowel als in het vorige de symbolen van een moderne wijze van uitvoering, die den eenvoud vanjhet primitieve verkoos boven de zoogenaamd natuurgetrouwe beelden der werkelijkheid, die toch in den grond van de zaak evenmin natuurge trouw en ook niets dan symbolen zijn. Maar ?'.HILDOIKROP, Zuil-kapiteel ingang Ie H.B.S. met 3 j C uist als ge dit laatste overweegt, zult ge moeten toegeven, dat we den kunstenaar vrij moeten laten in zijn vormgeving, al hebben in vele gevallen tal van beschouwers groote moeite daarmee. In een geval als wij hier voor ons hebben is het op merkelijk hoe het herkennen de beschouwers over de ongewoonheid der vormen doet heenglijden, hoe ze de gegeven symbolen als vanzelf overzetten in den toonaard van hun eigen vormgevoel en.... verstaan. Zie ook maar het beeldgroepje in den hoeksteen bij de hekken aan den voorkant van het gebouw: een humoreske in steen, een markttooneeltje! En de groote beeldgroepen boven aan den voorgevel: die gebogen figuur met den druiventros de vruchtbaarheid der aarde: 2) de klimmende figuren links, allerlei industrie.. de productie, gekroond door het groote bovenstuk: figuren op een schip, dat de ruimte instevent.... Dat alles is zóó op 't eerste gezicht in algemeene hoofdzaak wel te verstaan als symboliseering van den handel.... te meer omdat men staat voor een handelsschoo\. Waar de beelding wat ongewoon mocht zijn, leidt men af uit het verband, men verstaat het vreemde woord uit den zin, waarin het voorkomt! Moeilijker zou 't zijn, wanneer het op zichzelf stond, en moeilijker i's het óók aan het gebouw van de 1ste H.B.S. met 3-jarigen cursus, dat tegenover de 2e O.H.S. ligt en geen handelsschool is. Het is eerder gebouwd dan de handelsschool, die als bouwwerk een herhaling ervan is, en zoo is het beeldhouwwerk aan de 2e O.H.S. ook als het ware een herhaling van dat aan de Ie H.B.S. met 3-jarigen cursus, maar ge stemd op den handelstoon. Voor mij is het origineelere het mooiere, mooier in de algemeenheid zijner symöoliseering, dichterlijker in zijn conceptie. Juist dit werk was het, dat mij indertijd dadelijk trof. De beeldhouwer heef t de l e H.B.S.m. 3-j.C.als het ware omzongen. Daar hebt ge dan eerst de kapiteelen dar zuilen aan den ingang. Zeker, de symbolen zijn geen natuur-nabeeldingen.... maar ge ziet die Hydra, en ge ziet den jongen mensen schuchter tegenover dit monster staan en ge voelt hier staat de mensen tegenover het leven, met zijn vele moeilijkheden en mogelijk heden. Wie voelde het nooit zóó? Wie onzer voelde niet de dreiging van dat onbekende, wien doorhuiverde niet de angst voor den strijd met dat raadselachtig monster.... Maar we werden er voor toegerust! Treed binnen, lezer, 't is een school hier.... en zeg me, is 't een dichter of niet, die zóó u inleidde in deze plaats? 't Deurkalf, boven den ingang, toont een menschfiguur te midden van 't heelal, den mikrokosmos in den makrokosmos, maak er een Pan-figuur van als ge wilt,.... staande te midden van berg en bosch en lucht en wolken, zee en woestijn. De kleine mensch te midden van het groote heelal, dat hij ziet en tevens zelf is.... in volledige over gave staat hij daar, deel van 't geheel.... Nu naar het hek aan den voorgevel. Merk op hoe dat figuurtje zich losmaakt uit den steen, zooals ge 't ook, maar toch anders, hebt gezien bij Rodin. De armen geheven staat het en grijpt naar een vogel.... In den zich ontwikkelenden mensch zal van zelf het verlangen naar de schoonheid komen. Vanzelf zal hij in zich voelen rijzen 't verlangen naar dat, wat uitgaat boven het tijdelijke en vergankelijke.. hij zal verlangen naar iets van het eeuwige. Het zal hem worden als hoort hij het rhytme ervan in zijn eigen hartslag, en hij rekt zich en breidt de armen uit.... Schoonheid, kom ! Ze zal komen. Hij gelooft het.... En onverwachts, op zekeren dag, daar suist het in de lucht, daar ruischt het door zijn ziel.... daar ('s de schoonheid! Windekind, v Windekind ! En hij grijpt, de jonge mensch. ..."? doch de beweging alleen is voldoende om de schoonheid, die hij meende te zullen kunnen vangen, te doen verschieten. Als een vogel geko men, is ze als een vogel gevlogen ! Alleen de herinnering blijft.... maar die zal zijn ziel glan zende houden, zooals 't aangezicht van Mozes glansde toen hij .van den Sinaïkwam.... En de schoonheid zal weerkomen, te vaker naarmate de ziel eraan gewent te werken, en te wachten... op haar! Weerkomen zal ze, maar ongrijpbaar zal ze blijven: nooit zal ze gelegd kunnen worden op de pijnbanken van 't verstand om haar te ontleden of als een doode huls onder een glazen stolp te zetten met een kamferblok erbij! Want de schoonheid is levend en eeuwig. . en zij gaat en komt als een vogel, die niet te vangen is. Ga thans naar den waterkant, wat verderaf en k ijk naar boven naar die groote beeldgrot-p. Onderaan het kind. De groote wijze gezichten der luidere geslachten zien ernaar, naar 't opgroeiende jongere dat grooter en sterker wordt. Ontwikkeld door opvoeding en onderwijs stijgt het, groeit het lichamelijk en geestelijk. Naast het verlangen naar schoonheid wast in den jongen mensch het verlangen naar de daad. Al de theoretische ont wikkeling, al het weten, kennen en kunnen moet ten slotte voeren tot.... de daad. Die moet HILDO KROP, Oroote beeldgroep aan den voorgevel v. d. 2e O.H.S. daaruit geboren worden: d.w.z. de goede daad, de daad tot heil van anderen en onszelf. Eindelijk, daar is Zij, de daad. Daar staat ze bij den jongen mensch, als een neergedaalde Chimeira, als een prachtig wónder-paard. De jonge mensch voelt een triumph-juiching. In wijdingsvolle vreugde heft hij de hand. De daad is geboren !.... Zijn daad, de sterke, de resul tante van alle krachten zijner ziel! Als iets levends is het -bij hem, als een edel fier ros. Maar slechts n oogenblik staat het naast hem,.... het neemt den sprong, 't rent weg in de ruimte,.... en weer zien zal hij het niet. De sporen zal hij ervan vinden hier.... en ginds.... misschien.... en in de ure van den twijfel zal de herinnering hem mogelijk behoeden voor vertwijfeling! Want de twijfel leeft met den mensch. Die gebogen figuur daar in den hoek.... Laat ze zoo teruggedrongen blijven ! Mensch, beleef uw vreugde aan de daad, aan de schoone en goede daad, zonder u te storen aan de kritiek van den twijfel. Laat uw daad als een vurig ros het leven instormen. Laat dat ros de laagheid in al zijn vormen van laster en gemeen heid vertrappen, laat het de laffe lamlendigheid brijzelen onder zijn hoefslag! Ha, de pracht van zijn gesnuif is een verschrikking. Het graa/t in den grond en het is vroolijk in zijn kracht en trekt uit, geharnasten tegemoet. Het belacht de vreeze en wordt niet ontsteld en keert niet wederom van wege het zwaard.... Tegen hem ratelt de pijlkoker, het vlarnmige ijzer van spies en /ons!" (Boek Job. Cap. XXXIX vs. 23:27). LDO KROP, Zuil-kapiteel, ingang 2e O.H.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl