De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 november pagina 6

15 november 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2474 DOSTOJEWSKIJ Mag ik mij een paar opmerkingen veroorloven over de recensie van prof. van Wijk inzake mijn boek Dostojevski en het Maatschappelijk Leven? Ik bewonder prof. van Wijk om den moed waar mee hij zich in deze, ook in dit opzicht, reactio naire tijden aan de Kollewijnsche of Vereenvou digde spelling houdt, maar het mag mij dan ook niet te zeer als een zonde aangerekend worden dat ik eenige Russische namen min of meer verholJandscht heb. Een vriend, die Russisch kent, toen ik hem vroeg welke Hollandsche klank eigenlijk het meest overeenkomt met den Russischen, die in het Duitsch gewoonlijk als w en in het Engelsen als v weergegeven wordt, deelde mij mee dat dit onze v-klank is en in vertrouwen op zijn advies en ook omdat het gebruik van de v in deze Rus sische woorden ons makkelijker valt, heb ik het gewaagd, in overeenstemming met Coster e.a. de schrijfwijze Dostojevski te gebruiken. De zaak komt mij echter van minder beteekenis voor en gaarne erken ik dat prof. van Wijk wat de spel lingswijze van Russische namen en de kennis van Russische dingen iri het algemeen aangaat een veel beter gids is dan ik. Ook is er natuurlijk een zekere juistheid in zijn opmerking dat ik beter zou hebben kunnen uitmaken wat bij hem (Dostojevski) zuiver persoonlik en wat in algeme nere zin Russies is", als ik persoonlijke bekend heid met Rusland had gehad. Ik ben mij maar al te zeer bewust dat er in mijn werk veel onvolkomens is. Het waren echter niet de boven weergegeven gedachten welke mij tot dit schrijven drongen. Dat was om aan tetoonen, hoe moeilijk het zelfs voor een consciëntieus criticus als prof. van Wijk is om in de beknopte plaatsruimte van zoo'n recensie geheel recht te doen aan den inhoud van een boek. De heer van Wijk zegt dat ik Dostojevski een afsluiter noem en dat is zoo. Daarmee bedoelde ik natuurlijk en het blijkt, dunkt mij, uit verschillende plaatsen, het blijkt vooral uit de laatste bladzijde van mijn boek, een afsluiter in maatschappelijk opzicht. Maar het houdt niet in dat hij ook voor onze dagen geen beteekenis meer zou hebben, dat hij niet zekere geestelijke kwaliteiten heeft, een psychische en ethische diepte, dat hij ons een wonderbaar inzicht in het meest verholen zieleleven van den mensch geeft, waarom hij altijd groot zal blijven, zoo goed als een Dante of Shakespeare groot zijn. Eik waarachtig kunstenaar immers staat gedeeltelijk in den tijd en gedeeltelijk daarboven. Het maakt zeer zeker dat hij niet die directe, praktische waarde voor onzen tijd kan hebben als zijne meer onvoorwaardelijke bewon deraars ons zouden willen doen gelooven, het maakt dat wij hem waar het de algemeene maat schappelijke tendenz van zijn boeken geldt, niet zonder kritiek, zonder ernstige kritiek aanvaarden mogen. Maar hij blijft er niet minder een groot bijna zou ik zeggen, maar daar voel ik twijfel, de grootste kunstenaar van Rusland om. De beschouwingswijze, in mijn boek gevolgd, geldt dan ook niet zoozeer Dostojevski alleen, dan wel de beteekenis en waarde van alle kunst ten opzichte van de andere levensmachten, van den Levenswil, het Levensgeheel in de volheid van zijn wezen; zij geldt dat zeer moeilijk vraagstuk, tot welker oplossing mijn werk misschien iets kan bijdragen, de algemeene verhouding tusschen Kunst en Leven. Een sterk denkbeeld van dat betrekkelijke der waarde en macht van de Kunst ten opzichte van het Levensgeheel, ons toch ook door een kunstenaar gegeven, krijgt men van die speculatief-wetenschappelijke verhalen en utopieën, vizioenen van nieuw leven, fantasias of possibility", wonderbaar van doordachte verbeeldingskracht, waarin een Wells ons meevoert op den stroom van zijn vervooruitziend, soms waarlijk profetisch gedachteleven. Een andere opmerking van den heer van Wijk dringt mij tot eene aan de bovenstaande verwante rectificatie. Prof. van Wijk zegt: De Gruyter aanvaardt Gorkij's vernietigende kwalifikatie van de Russiese boer, maar hij zwijgt van Gorkij's vroegere novellen, waarvan menige bladzijde diezelfde boer idealiseert, onder de verse herinne ring van des auteurs leven onder de heffe des volks". De beknoptheid, die zoo'n recensie noodwendig hebben moet, heeft hem ook hier weerhouden meetedeelen dat ik ep Gorki's beschouwingen' liet volgen: Er moge ook hierin overdrijving schuilen". Want ook ik vond, dat Gorki's be oordeeling niet zonder eenzijdigheid was en ook ik vind, dat het in die verheerlijking van den Russischen boer door Dostojevski aan een zekere kern van waar heid, een heel mooie kern van waarheid, niet ontbreekt. J. DE GRUYTER De redactie zendt mij bovenstaande opmer kingen van de heer De Gruyter, opdat ik er op kan antwoorden. Het verheugt mij, dat de opvatting van Dostojewskij als afsluiter nader wordt toegelicht. In deze kortere formu lering komt de bedoe ling ondubbelzinniger uit. Intussen zou ik niet durven erkennen het met de schrijver eens te zijn. Of Dostojewskij's ideën over de gemeen schap in haar verhou ding tot de persoonlijk heid, zoals ze o.a. in de Mémoires uit het Sous» terrain zo duidelik zijn uitgesproken, afgedane wijsheid van het ver- __ leden zijn,daarover oor dele de toekomst. En voorloopig blijve deze ideën overdenken ! Wat de opmerking over Gorjkij aangaat, ook De Gruyter acht deze overdreven. Dat is evenwel niet anders dan het aanvechten van Gorjkij's uitspraken op grond van scherpe tegenstrijdig heden in Gorjkij's eigen uitlatingen over dit onderwerp. Ik voeg hier nog bij, dat Gorjkij in zijn beschouwingen over vroegere critici van de boeren-mentaliteit, Tsjechow en anderen, beslist fouten maakt. En had de heer De Gruyter zich beroepen op Oespenskij's Macht van de Bodem of het Dorp van Boenin, dan had hij een be trouwbaarder autoriteit gekozen. N. v A N W ij K POLKA-HAAR Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck ALS WIJ, MANNEN, EK EENS AAN BEGONNEN? men DE UITSPRAAK VAN HET|LATIJN Strijd tussen oud en nieuw?ik bedoel hier niet waarheid en onwaarheid ? is er altijd geweest en zal er altijd blijven. Dat die strijd in een blad als dit op zulk een onwaardige wijze gevoerd kan worden is mij een (wrange) openbaring geweest. Ik heb op het oog het stuk van Dr. Haje over de uitspraak van het Latijn, waarin deze een ernstige beschuldiging inbrengt tegen de leraren in de klassieke talen aan de nederlandse gymnasiën, in 't biezonder tegen een Commissie door het bestuur van hun Genootschap" aangewezen om een poging te doen om ten onzent eenheid te brengen in de uitspraak van het Latijn. In debat treden met genoemden heer wens ik niet. Alleen wil ik meedeelen wat die commissie op haar geweten heeft. Dat de eenheid in de uitspraak verloren was gegaan bewijzen b.v. de uitspraak van Cicero als Siesero, Tsiesero, Tsietsero, Tsjiesero, Tsjietsjero, Kiekero, van Caesar als Sesar, Tsesar, Tsjesar, Sêsar, Tsesar, Tsjêsur, Kesar, Kèsar, Kaisar, van Oratio als oraatsio en orasio, van clomos als domos, tlumös, dómos enz. enz. Na ampele besprekingen en ernstig wikken heeft de commissie toen gemeend een begin te moeten maken met het voorstellen van een meer wetenschappelike uitspraak N.B. ! hier te lande voorbereid door het bekende werk van mijn leermeester prof. Dr. H. T. Karsten ---, zich volkomen bewust dat de tijd nog niet gekomen was om van alle resultaten van het wetenschappelik onderzoek gebruik te maken en dat vol komen zekerheid waarschijnlijk nooit bereikt zal worden. Zij bouwde daarbij voort op de werk zaamheid van een Nederlands filologen-congres en op de ervaring van verschillende gymnasiën en lyceums (o.a. de twee gemeentelike gymnasiën, het Nederlands Lyceum en het Christelik Gymna sium te den Haag). Dat ze tegenstand zon onder vinden stond dadelik hij haar vast; ook dat /e die in eigen kring zou vinden. Maar toch heeft een overgroote meerderheid zich bereid verklaard een proef te nemen niet de voorstellen van de commissie, waarvan men wist dat ze uit mannen bestond, die het ernstig met de zaak meenden en die met hart en ziel voor het goed recht van het onderwijs in de klassieke talen opkomen. Door geen van die tegenstanders zijn haar ver wijten gedaan, die het in grofheid halen bij die van Dr. Haje. En zelfs de geestigsten hebben zich niet verstout tot de waarlik alle puppis in de schaduw stellende ti-ti-a's. Baarn, 5 November 1924. J. M E n i. K K ...geneest U verrassend snel van Rheumatiek Ischias Verkoudheid Griep Slapeloosheid Jicht Influenza Spit Hoofd- en Zenuwpijn Genezing en onschadelijkheid gegarandeerd. Vahügkaar tij alle Jtfothcka, en Dicqiitcn 11)00 tn /:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl