Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2474
DOSTOJEWSKIJ
Mag ik mij een paar opmerkingen veroorloven
over de recensie van prof. van Wijk inzake mijn
boek Dostojevski en het Maatschappelijk Leven?
Ik bewonder prof. van Wijk om den moed waar
mee hij zich in deze, ook in dit opzicht, reactio
naire tijden aan de Kollewijnsche of Vereenvou
digde spelling houdt, maar het mag mij dan ook
niet te zeer als een zonde aangerekend worden dat
ik eenige Russische namen min of meer
verholJandscht heb. Een vriend, die Russisch kent, toen
ik hem vroeg welke Hollandsche klank eigenlijk
het meest overeenkomt met den Russischen, die in
het Duitsch gewoonlijk als w en in het Engelsen
als v weergegeven wordt, deelde mij mee dat dit
onze v-klank is en in vertrouwen op zijn advies
en ook omdat het gebruik van de v in deze Rus
sische woorden ons makkelijker valt, heb ik het
gewaagd, in overeenstemming met Coster e.a.
de schrijfwijze Dostojevski te gebruiken. De zaak
komt mij echter van minder beteekenis voor en
gaarne erken ik dat prof. van Wijk wat de spel
lingswijze van Russische namen en de kennis van
Russische dingen iri het algemeen aangaat een
veel beter gids is dan ik. Ook is er natuurlijk een
zekere juistheid in zijn opmerking dat ik beter
zou hebben kunnen uitmaken wat bij hem
(Dostojevski) zuiver persoonlik en wat in algeme
nere zin Russies is", als ik persoonlijke bekend
heid met Rusland had gehad. Ik ben mij maar
al te zeer bewust dat er in mijn werk veel
onvolkomens is.
Het waren echter niet de boven weergegeven
gedachten welke mij tot dit schrijven drongen.
Dat was om aan tetoonen, hoe moeilijk het zelfs
voor een consciëntieus criticus als prof. van Wijk
is om in de beknopte plaatsruimte van zoo'n
recensie geheel recht te doen aan den inhoud van
een boek.
De heer van Wijk zegt dat ik Dostojevski een
afsluiter noem en dat is zoo. Daarmee bedoelde ik
natuurlijk en het blijkt, dunkt mij, uit verschillende
plaatsen, het blijkt vooral uit de laatste bladzijde
van mijn boek, een afsluiter in maatschappelijk
opzicht. Maar het houdt niet in dat hij ook voor
onze dagen geen beteekenis meer zou hebben, dat
hij niet zekere geestelijke kwaliteiten heeft, een
psychische en ethische diepte, dat hij ons een
wonderbaar inzicht in het meest verholen zieleleven
van den mensch geeft, waarom hij altijd groot zal
blijven, zoo goed als een Dante of Shakespeare
groot zijn. Eik waarachtig kunstenaar immers
staat gedeeltelijk in den tijd en gedeeltelijk
daarboven. Het maakt zeer zeker dat hij niet die
directe, praktische waarde voor onzen tijd kan
hebben als zijne meer onvoorwaardelijke bewon
deraars ons zouden willen doen gelooven, het
maakt dat wij hem waar het de algemeene maat
schappelijke tendenz van zijn boeken geldt, niet
zonder kritiek, zonder ernstige kritiek aanvaarden
mogen. Maar hij blijft er niet minder een groot
bijna zou ik zeggen, maar daar voel ik twijfel,
de grootste kunstenaar van Rusland om.
De beschouwingswijze, in mijn boek gevolgd,
geldt dan ook niet zoozeer Dostojevski alleen, dan
wel de beteekenis en waarde van alle kunst ten
opzichte van de andere levensmachten, van den
Levenswil, het Levensgeheel in de volheid van
zijn wezen; zij geldt dat zeer moeilijk vraagstuk,
tot welker oplossing mijn werk misschien iets kan
bijdragen, de algemeene verhouding tusschen Kunst
en Leven.
Een sterk denkbeeld van dat betrekkelijke der
waarde en macht van de Kunst ten opzichte van
het Levensgeheel, ons toch ook door een kunstenaar
gegeven, krijgt men van die
speculatief-wetenschappelijke verhalen en utopieën, vizioenen van
nieuw leven, fantasias of possibility", wonderbaar
van doordachte verbeeldingskracht, waarin een
Wells ons meevoert op den stroom van zijn
vervooruitziend, soms waarlijk profetisch
gedachteleven.
Een andere opmerking van den heer van Wijk
dringt mij tot eene aan de bovenstaande verwante
rectificatie. Prof. van Wijk zegt: De Gruyter
aanvaardt Gorkij's vernietigende kwalifikatie van
de Russiese boer, maar hij zwijgt van Gorkij's
vroegere novellen, waarvan menige bladzijde
diezelfde boer idealiseert, onder de verse herinne
ring van des auteurs leven onder de heffe des
volks".
De beknoptheid, die zoo'n recensie noodwendig
hebben moet, heeft hem
ook hier weerhouden
meetedeelen dat ik ep
Gorki's beschouwingen'
liet volgen: Er moge
ook hierin overdrijving
schuilen". Want ook ik
vond, dat Gorki's be
oordeeling niet zonder
eenzijdigheid was en ook
ik vind, dat het in die
verheerlijking van den
Russischen boer door
Dostojevski aan een
zekere kern van waar
heid, een heel mooie
kern van waarheid, niet
ontbreekt.
J. DE GRUYTER
De redactie zendt mij
bovenstaande opmer
kingen van de heer De
Gruyter, opdat ik er
op kan antwoorden.
Het verheugt mij, dat
de opvatting van
Dostojewskij als afsluiter
nader wordt toegelicht.
In deze kortere formu
lering komt de bedoe
ling ondubbelzinniger
uit. Intussen zou ik niet
durven erkennen het
met de schrijver eens te
zijn. Of Dostojewskij's
ideën over de gemeen
schap in haar verhou
ding tot de persoonlijk
heid, zoals ze o.a. in de
Mémoires uit het Sous»
terrain zo duidelik zijn
uitgesproken, afgedane
wijsheid van het ver- __
leden zijn,daarover oor
dele de toekomst. En voorloopig blijve
deze ideën overdenken !
Wat de opmerking over Gorjkij aangaat, ook
De Gruyter acht deze overdreven. Dat is evenwel
niet anders dan het aanvechten van Gorjkij's
uitspraken op grond van scherpe tegenstrijdig
heden in Gorjkij's eigen uitlatingen over dit
onderwerp. Ik voeg hier nog bij, dat Gorjkij in
zijn beschouwingen over vroegere critici van de
boeren-mentaliteit, Tsjechow en anderen, beslist
fouten maakt. En had de heer De Gruyter zich
beroepen op Oespenskij's Macht van de Bodem
of het Dorp van Boenin, dan had hij een be
trouwbaarder autoriteit gekozen.
N. v A N W ij K
POLKA-HAAR
Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
ALS WIJ, MANNEN, EK EENS AAN BEGONNEN?
men
DE UITSPRAAK VAN HET|LATIJN
Strijd tussen oud en nieuw?ik bedoel hier niet
waarheid en onwaarheid ? is er altijd geweest
en zal er altijd blijven. Dat die strijd in een blad
als dit op zulk een onwaardige wijze gevoerd
kan worden is mij een (wrange) openbaring
geweest. Ik heb op het oog het stuk van Dr. Haje
over de uitspraak van het Latijn, waarin deze een
ernstige beschuldiging inbrengt tegen de leraren
in de klassieke talen aan de nederlandse
gymnasiën, in 't biezonder tegen een Commissie door het
bestuur van hun Genootschap" aangewezen om
een poging te doen om ten onzent eenheid te
brengen in de uitspraak van het Latijn. In debat
treden met genoemden heer wens ik niet. Alleen
wil ik meedeelen wat die commissie op haar
geweten heeft. Dat de eenheid in de uitspraak
verloren was gegaan bewijzen b.v. de uitspraak
van Cicero als Siesero, Tsiesero, Tsietsero, Tsjiesero,
Tsjietsjero, Kiekero, van Caesar als Sesar, Tsesar,
Tsjesar, Sêsar, Tsesar, Tsjêsur, Kesar, Kèsar,
Kaisar, van Oratio als oraatsio en orasio, van
clomos als domos, tlumös, dómos enz. enz. Na
ampele besprekingen en ernstig wikken heeft de
commissie toen gemeend een begin te moeten
maken met het voorstellen van een meer
wetenschappelike uitspraak N.B. ! hier te lande
voorbereid door het bekende werk van mijn
leermeester prof. Dr. H. T. Karsten ---, zich
volkomen bewust dat de tijd nog niet gekomen
was om van alle resultaten van het
wetenschappelik onderzoek gebruik te maken en dat vol
komen zekerheid waarschijnlijk nooit bereikt
zal worden. Zij bouwde daarbij voort op de werk
zaamheid van een Nederlands filologen-congres
en op de ervaring van verschillende gymnasiën
en lyceums (o.a. de twee gemeentelike gymnasiën,
het Nederlands Lyceum en het Christelik Gymna
sium te den Haag). Dat ze tegenstand zon onder
vinden stond dadelik hij haar vast; ook dat /e
die in eigen kring zou vinden. Maar toch heeft
een overgroote meerderheid zich bereid verklaard
een proef te nemen niet de voorstellen van de
commissie, waarvan men wist dat ze uit mannen
bestond, die het ernstig met de zaak meenden
en die met hart en ziel voor het goed recht van
het onderwijs in de klassieke talen opkomen.
Door geen van die tegenstanders zijn haar ver
wijten gedaan, die het in grofheid halen bij die
van Dr. Haje. En zelfs de geestigsten hebben zich
niet verstout tot de waarlik alle puppis in de
schaduw stellende ti-ti-a's.
Baarn, 5 November 1924. J. M E n i. K K
...geneest U verrassend snel van
Rheumatiek Ischias
Verkoudheid Griep
Slapeloosheid Jicht
Influenza Spit
Hoofd- en Zenuwpijn
Genezing en onschadelijkheid gegarandeerd.
Vahügkaar tij alle Jtfothcka, en Dicqiitcn 11)00 tn /: