Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 22 Hovember
A°. 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E RN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
ALGEMEEN VORMEND- EN VAKONDERWIJS
Toen ik hier indertijd over den nieuwen tak van onderwijs
schreef, die op den ouden stam van de H.B.S. zou worden geënt
de zoogenaamde litterair-economische afdeeling of de H.B.S.A.
??heb ik gewezen op een gevaar, dat daarbij dreigde.
De bedoeling van deze afdeeling is, een grondslag van
algemeene ontwikkeling te leggen voor hen, die niet ingenieur of
arts of scheikundige verlangen te worden en dus niet in de eerste
plaats de wis- en natuurkundige vakken moeten beoefenen. Zij
geeft een opleiding tot een groot aantal maatschappelijke beroepen
en ambten, d.w.z. zij biedt geen vakopleiding daarvoor, maar
verschaft de algemeene vorming, die het bezit behoort te zijn
zoowel van verschillende categorieën van ambtenaren als van hen,
die in het bedrijfsleven een plaats van eenige beteekenis zullen
innemen.
Er waren reeds scholen, die voor een goed deel hetzelfde doel
nastreefden, nml. die handelsscholen, waar niet het vakonderwijs,
maar het algemeen ontwikkelend onderwijs op den voorgrond
stond. Zonder noemenswaardige verandering van leerplan konden zij
omgezetworden in eenH.B.S.A. en de rechten daarvan verkrijgen.
Maar daarnaast bestonden handelsscholen, die als zuivere vak
scholen waren ingericht, wier leerlingen een lager peil van alge
meene ontwikkeling bereikten dan die van de zooeven bedoelde
scholen. Ook voor deze handelsscholen werd de gelegenheid ge
opend, haar programma in overeenstemming te brengen met de
minimum-eischen voor een H.B.S.A. en de rechten deelachtig te
worden, die aan het eindexamen van deze laatste school werden
verbonden.
Dit was te betreuren, omdat deze handelsvakscholen in het we
zen der zaak vakscholen bleven en geen algemeen vormend onder
wijs gaven. Dat zij, al of niet met behoud van den naam handels
school, omgezet werden in een H.B.S.A., geschiedde niet met de
bedoeling, om een bona fide H.B.S.A. te worden, die algemeen
ontwikkelend onderwijs geeft, maar alleen om de rechten te
verkrijgen, die aan de bezitters van het einddiploma werden
toegekend; ook moeten ? als ik wel ben ingelicht financieele
overwegingen, nml. de mogelijkheid om aldus een hooger subsidie
te verkrijgen, zich hierbij hebben laten gelden. Maar deze scholen
bleven vakscholen; dat het voor haar mogelijk was, den schijnvan
eenH.B.S.A.aan te nemen, sproot voort uit de soepele voorschrif
ten voor het programma van zulk een school. Terecht had men
daarbij een ruime mate van vrijheid gelaten; een nieuwe school moet
niet in een keurslijf worden geperst, zij behoort te kunnen groeien;
vandaar dat er speling was gelaten bij de keuze van vakken, waarin
wel geëxamineerd kon, maar niet bekoelde te worden. Daarbij
was echter uitgegaan van de gedachte, dat zij, die het programma
zouden opstellen, nooit uit het oog zouden verliezen, dat het doel
van het onderwijs behoorde te blijven: algemeene ontwikkkeling.
Ter wille van de zuiverheid der grenzen ware het te wenschen
geweest, dat men voortaan bij het middelbaar onderwijs, buiten
de gymnasia en lycea, drie duidelijk afgebakende richtingen
had gehad: de oude H.B.S. met 5-jarigen cursus, die algemeen
ontwikkelend en tevens voorbereidend onderwijs geeft voor a.s.
ingenieurs, natuur- en scheikundigen en artsen; de nieuwe
H.B.S. met 5-jarigen cursus of de H.B.S.A., die de algemeene
vorming biedt voor een groot aantal maatschappelijke beroepen
en ambten en daarbij den nadruk legt op het aanbrengen van ken
nis der maatschappij; en de handelsscholen, die zuivere vakscholen
blijven en de kennis verschaffen, die zij moeten bezitten, die ter
stond na het verlaten van die school een betrekking in den handel
willen krijgen.
Deze zuiverheid van grenzen dreigt echter verdoezeld te worden,
nu verscheiden handelsscholen zich uitgeven voor een H.B.S.A.,
zonder dit in werkelijkheid te zijn. Aan het Departement van
Onderwijs schijnt men de wenschelijkheid niet in te zien, om de
grenzen principieel te trekken. Men heeft daar al dadelijk een stap
in de verkeerde richting gedaan, door te bepalen, dat alleen die
litter.-econom. afdeelingen, die naast een gewone, een oude
H.B.S. met 5 jar. cursus worden opgericht, onder het toezicht der
inspecteurs van het M.O. zullen staan; alle overige echter, de op
zich zelf blijvende, de vroegere handelsscholen dus en de los van
een bestaande H.B.S. nieuw opgerichte, komen onder de inspectie
van een inspecteur van het vakonderwijs! Zoo bevordert men de
onjuiste gedachte, dat de litterair-economische afdeeling direct
opleidt voor den handel en vakonderwijs geeft; zoo veroorzaakt
men verwarring; zoo onthoudt men aan de nieuwe H.B.S. de zoo
noodzakelijke eenheid van leiding.
Op al deze gevaren heb ik vroeger gewezen. De uitkomst heeft
getoond, dat het geen onnoodige schrikbeelden waren. Nu het
instituut van de litterair-economische afdeeling in werking is
getreden, doen zich in de practijk allerlei moeilijkheden op, die
voortvloeien uit de onvastheid van lijn, welke door het Departe
ment van Onderwijs wordt gevolgd. Er is thans nog meer redenen,
dan toen ik de eerste maal over dit onderwerp schreef, om er op
aan te dringen dat de grens tusschen vakonderwijs en algemeen
vormend onderwijs niet worde verflauwd.
Over de resultaten van beide soorten van onderwijs heeft
prof. Verkade, in de redevoering, waarmede hij in September 1.1.
het rectoraat van de Nederl. Handelshoogeschool overdroeg, een
oordeel geveld, dat de aandacht verdient.
Naar aanleiding van het ingediende wetsontwerp betreffende
de Handelshoogeschool te Rotterdam en de handelsfaculteit aan
de Gem. Universiteit te Amsterdam, waarbij tot het afleggen van
examens worden toegelaten zij, die een diploma eindexamen
H.B.S. hebben, hetzij voor de wiskundige, hetzij voor de litte
rair-economische richting, en ook zij, die het diploma cener
erkende handelsschool hebben, merkte hij op, dat er van de zijde
der Handelshoogeschool- niet het minste bezwaar bestaat tegen
het verleenen van dit recht aan de bezitters van het einddiploma
H.B.S., litterair-economische afdeeling. Een vraag is het echter,
of op den duur dit recht aan de bezitters van het einddiploma
eener erkende handelsschool mag blijven toegekend. De onder
vinding toch heeft geleerd, hoe vreemd dit op het eerste gezicht
moge schijnen, dat juist de door deze inrichtingen afgeleverde
studenten op de Hoogeschool een minder goed figuur maken.
Dit kan ons intusschen niet bevreemden, indien wij bedenken,
dat het onderwijs aan vele dezer scholen veel minder algemeen
vormend is dan het op de H.B.S. en veel meer aan vakonderwijs
doet denken."
Ik ben in de gelegenheid, deze opmerking met statistisch mate
riaal te staven. In de studiejaren 1922?'23 en 1923?'24 slaagden
er bij het examen handelseconomie aan de Handelshoogeschool:
zonder eenige afwijzing, na een goed examen, 12 pCt. van de
examinandi, die einddiploma-H.B.S., 6 pCt. van de studenten, die
einddiploma-Handelsschool hadden;
voor hen, die slaagden zonder eenige afwijzing, na een ruim
voldoend examen, bedraagt het percentage voor de beide genoemde
categoriën resp. 13 en 9 pCt., voor hen, die slaagden zonder eenige
afwijzing, na een voldoend examen, resp. 13 en 11 pCt.
Van de bezitters van het einddiploma H.B.S. slaagden dus,
bij eersten aanloop, voor het examen handelseconomie 38 pCt.,
van de gewezen handelsscholieren slechts 26 pCt.
Bij het doctoraal examen, waarbij de geschiktheid voor weten
schappelijke studie uit den aard der zaak nog meer den doorslag
geeft dan bij het examen handelseconomie, slaagden, in eersten
aanloop, van de bezitters van een einddiploma-H.B.S. 87 pCt.,
van de gewezen handelsscholieren slechts 54 pCt.
Deze cijfers hebben wel is waar alleen betrekking op de twee
laatste studiejaren, maar zij zijn opgemaakt uit ruim 400 examens
en wettigen dus de conclusie, dat het onderwijs aan handelsscholen,
dat voornamelijk gericht is op de behoef ten van de kantoorpractijk,
een minder goede basis voor verdere studie vormt dan het onder
wijs aan een H.B.S.
Nu zijn er handelsscholen van verschillende kwaliteit; bij de
hierboven medegedeelde statistiek zijn alle over n kam geschoren.
Ook te Rotterdam maakt men, blijkens de rede van prof. Verkade,
geen bezwaar er tegen, dat de toegang tot de examens aan de
Handelshoogeschool wordt opengesteld voor hen, die het diploma
bezitten van een handelsschool, welke omgezet is in een H.B.S.A.,
omdat deze laatste scholen aan strenge eischen hebben te voldoen
en daardoor betere waarborgen opleveren voor de geschiktheid
der door hen afgeleverde jongelieden voor een
hooger-onderwijsopleiding." Maar dan moet de omzetting van een handelsschool
in een litterair-economische afdeeling, ook bona fide zijn geschied
en de school niet langer een vakschool blijven.
Zoo spoort dus ook de Handelshoogeschool aan: trek de grens
zuiver. En het belang dezer inrichting van hooger onderwijs valt
hier samen met het hooger belang van het gedijen van den nieuwen
tak van onderwijs, die litterair-economische afdeeling heet. De
laatste geve algemeen vormend onderwijs, de handelsschool alleen
vakonderwijs. En wie niet opzettelijk verwarring wil stichten,
zal van dit onderscheid ook door den naam der school doen
blijken.
KERNRAMP