Historisch Archief 1877-1940
No. 2475
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Strawinsky, I.
Deze week wordt de Strawinsky-week. Het
Amar-kwartet voerde zijn Concertino uit (twee
maal op denzelfden avond; lofwaardig voorbeeld!)
?de componist speelt zelf zijn pianoconcert en
?dirigeert een suite uit L'oiseau du feu", muziek
uit, Le Rossingnol" en eenige liederen, die Vera
Janacopoulos Zondagmiddag zal zingen.
Dus thans is na Debussy, Milhaud en zoovele
anderen ook Strawinsky in Nederland gekomen,
kunnnen de nieuwsgierigen den grooten kleinen
man met zijn monocle en zijn lijnrechte scheiding
ook in levende lijve aanschouwen op het podium.
Dit is dus de man, die zooveel geweld maakt",
zal het verontwaardigde deel van het publiek
kunnen roepen. Want dit er nog velen zijn, die
tot Strawinsky's muziek nog geen weg weten te
? vinden bewees de reprise van het Concertino: toen
het Amar-kwartet op het eind van zijn concert
aankondigde op verzoek dit werkje nogmaals te
nullen spelen, liep de halve zaal leeg.
Waarom, tenslotte de vraag. Zelfs de tegen
standers van Strawinsky verklaren, dat er een
kracht van hem uitgaat, die de overtuiging geeft
dat deze man iets te zeggen heeft en het goed zegt.
Het publiek is opgevoed in een bepaald soort
muziek, waarin het al aardig wegwijs is, en waarvan
het de metaphoren tot het eigen gemoedsleven
verstaat. Manier zeide, dat alle begrijpen tus
schen den componist en den toehoorder berust
op een overeenkomst; dat de laatste dit of dat
motief of muzikaal symbool of hoe men het anders
wil noemen, als de uitdrukking voor deze of gene
gedachte, of juister: geestelijken inhoud, laat
gelden". Maar juist Strawinsky wil niet meer een
muziek, die symbool is voor dit of voor dat, die
eerst een geestelijke waarde noodig heeft om door
ons als zoodanig verstaan te worden. Hij wil niet
langer muzikale ideeën, die, om sprekend tot het
gemoedsleven te kunnen zijn, eerst lyrisch of
romantisch moeten worden angehaucht". Wij
hebben er langzamerhand een geheele luister
houding naar aangenomen (?met het gelaat in de
handen", zegt Cocteau !) Maar deze bepaalde wijze
van muziek-aanneming, en wat dan tot haar
conventioneele entourage is te rekenen: de concertzaal,
wil Strawinsky weg hebben. Hij neemt stelling tegen
de concertzalen, die ook zulk een omlijsting" zijn,
die vernietigd moet worden en waar de menschen
de muziek tot een slaapmiddel hebben gemaakt":
De concertzalen hebben de lui tot een instelling
voor muziek" bedorven. Ik zou willen dat muziek
in een tramwagen gespeeld werd, terwijl de men
schen in en uitstappen".
Strawinsky is een radikaal man: zijn grootste
kracht. Men voelt steeds in Strawinsky de behoefte
zich klaarheid te verschaffen omtrent de verschil
lende tendenties van de muziek van zijn tijd;
doch dit niet cerebraal, doch zuiver instinctief.
Er heeft in onzen tijd wellicht nog geen harts
tochtelijker voorstander van absolute" muziek
geleefd dan Strawinsky; hij ging zelfs verder
dan de z.g. absolute musici: hij bracht de muziek
:zelfs weer aan gene zijde der romantiek, zooals
zij was in den tijd vóórdat zij hemelstormende"
sentimentskunst werd. Hij heeft haar diep belicht
als een rhythmen- en klankenkunst, met een eigen
Jeven, eigen wetten, en eigen architectuur, nooit
afhankelijk van een andere kunst ook al werd zij
«r samen mee geconcipieerd, zooals het ballet:
vandaar dat het mogelijk was aan zijn muziek
voor Le sacre du printemps" twee, geheel van
elkaar verschillende choreographische uitdruk
kingen te geven. Strawinsky heeft alleen steeds
klaarheid, duidelijkheid gewild. Bereikte hij eenmaal
iets, dan had dit meteen ook voor hem afgedaan
en hij vermeed ieder gevaar in herhalingen van het
bereikte te vervallen door zich tot iets nieuws te
zetten. Hem was aan slagen", aan succes" als
zoodanig niets gelegen. Hij kon in koelen bloede
met een volgend werk de bewonderaars van zijn
vorig tegen zich in het harnas jagen. Slechts wei
nigen zijn hem op de baan zijner snelle evolutie
tusschen de jaren 1909 en 1924 trouw gebleven,
een evolutie, grooter dan van een ander musicus
in vijftig jaar, ja, in zijn geheele leven.
Deze week zal ons Strawinsky's evolutie vrijwel
alleen in haar beginpunt en haar eindpunt getoond
worden. De beginperiode, de periode, dat hij nog
de leerling van Rimsky-Korsakoff was, speciaal in
zijn instrumentatie, vertegenwoordigen de suite
L'oiseau du feu", het scherso fantastique" en
eenige liederen, het eindpunt, tot nog toe, het
Concertino voor strijkkwartet en zijn laatste werk
het concert voor piano en orkest. Eenige stukken
uit Le Rossignol" vormen hier in verhouding een
te kort intermezzo.
Wij komen op een en ander de volgende week
uitvoerig terug.
Paul Schramm.
De jonge Weensche pianist Paul Schramm, die
wij hier reeds eenige malen hebben gehoord,
behaalde op zijn concert Dinsdagavond wederom
een mooi succes.
Er zijn veel, te veel, pianisten, en zij vragen
ieder een avond onze aandacht en men gaat troos
teloos naar huis: men hoorde veel, maar geen
muziek. Muziek, muziek! Wat kunnen ons de
radde, raddere, radste vingers schelen wanneer er
geen muziek mee gemaakt wordt? Eindelijk dus
weer een pianist, die in zijn beste oogenblikken
in en door zijn virtuositeit de muziek diep weet
te verlichten, het wonderlijke leven der klanken
deed opbloeien onder zijn virtuose vingers: merk
waardig genoeg, nog wel het meest in zijn toegift,
een kort stuk van Schumann, Aufschwung".
Schramm is geen heelemaal evenwichtig speler en
hij heeft ook de slordigheid van hen, die te veel
concerten geven: hij is niet steeds waarlijk ge
concentreerd. De inzet van Beethoven's piano
sonate was mat (misschien met een opzettelijk
verkleinen van het klankvolume ten bate van een
spinet-indruk van dit jeugdwerk van Beethoven
Teekening voor de Amsterdammer" door
.. B. van Vlijmen Jj
. - -
s^I. STRAWINSKY
opgedragen aan Haydn)? Chopin's
doodenmarschsonate had momenten van geweldige intensiteit.
De moderne Fransche stukken van Debussy en
Ravel bleven te weinig psychisch benaderd. Een
meesterstuk werd de vertolking van Prokofieff's
Suggestion diabolique", geheel de te baarlijke
duivel die de componist wat melodramatisch in
klanken heeft omgetooverd. Liszt ook werd een
schitterende demonstratie. De Schumann-toegift
was misschien wel de kroon van den avond.
Erna Rubinstein.
Tegenover alle rage voor wonderkinderen, waar
van men ook indertijd Erna Rubinstein het slacht
offer had willen maken, heb ik steeds volgehouden,
dat deze jeugdige violiste tot de meest werkelijke
en minst wonderbaarlijke talenten behoort, en
dat zij hoewel precoce-technisch, evenzeer slecht
speelt wat zij niet goed kan spelen, omdat zij er
de intensiteit en de rijpheid die eerst met de jaren
komt, niet voor heeft. En zie, thans, op het podium
Zondagmiddag in het Concertgebouw, daar is Erna
Rubinstein verschenen en heeft gespeeld en was
volwassen geworden. Zij speelde de Symphonie
espagnole" van Lalo, wild, met het brandend ont
luiken van een bloem uit knop, zwaar en donker,
licht en jubelend, afwisselend. Haar spel klonk
gespannen, met een eigenaardig timbre, dat
een voortdurende siddering opsuggereerde (een
hoog boven opgestreken g-snaar). Deze muziek,
uit het zwoele zuiden'der romantiek, voelde zij aan,
zij speelde ze niet "conventioneel, niet glad of
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25b" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELE FOON 125
enkel virtuoos, maar met een hardnekkige eigen
heid, alsof zij deze muziek ontdekt had en ons
wilde vertellen wat zij gehoord had. Bravo!
gelukkig, Erna Rubinstein zal een zeer groote
violiste worden, de wonderkind-klippen is zij
ontzeild !
CONSTANT VAN WESSEM
HET MODERNE MEUBEL
In de serie ,,de Toegepaste Kunsten in Neder
land" (eene reeks monografieën over
hedendaagsche sier- en nijverheidskunst) is thans ver
schenen het Moderne Meubel", door Just Have
laar.
In eene korte historische inleiding wordt uit
eengezet hoe de meubelkunst (waarbij het meubel
wordt gekenschetst als ,,de kleinste vorm der
architectuur en de grootste der kunstnijverheid"
en als vertrouwd dienaar van ons dagelijksch
leven") in den loop der tijden perioden van
ongekenden bloei, maar evenzeer perioden van groot
verval heeft doorgemaakt, om ten slotte ten
onzent onder aansporing eener in Engeland ge
boren Arts-and-Crafts-beweging (Ruskin en Mor
ris) en later ook van Fransche invloeden (Violet
Ie Duc) tot een schijn van herleving te komen.
Doch het bleef bij dien schijn, omdat er geen
gezonde ondergrond was, trouwens: Er bestond
nog geen bouwend principe. Er bestond geen
architectuur".
Zoo stonden de zaken toen omstreeks de negen
tiger jaren de jongere generatie zich wapende ten
einde de architectuur en de toegepaste kunsten
te doen herleven. Aan Berlage blijft de eer de
bevrijdende daad te hebben verricht. Hij was,
zooals Havelaar het zoo aardig karakteriseert:
,,de verpersoonlijkte rechtschapenheid".
Doch eene reactie op Berlage's primitivisme kon
niet uitblijven, welke zich in Dysselhof en Cachet
heeft voltrokken, ook Nieuwenhuis noemt Have
laar met eere. Het is echter de Bazel geweest,
die vóór alles de schoonheid zocht. Na hem komt
Penaal, dien de schrijver de synthese tusschen
verleden en heden noemt. En dan zijn de jongeren
aan de beurt: de modernen en ultra-modernen,
onder welke laatsten men met genoegen ook
Rietveld vermeld vindt.
De deugd van Havelaar's boekje is de scherpe
karakteriseering van elk der werkers en zoekers
op het gebied der vaderlandsche meubelkunst,
welke er voorzeker zijn mag en zonder eenigen
twijfel tegenover hetgeen het buitenland biedt een
goed figuur maakt.
Vele fraaie afbeeldingen zijn tusschen den
tekst opgenomen, zooals dit in de aardige serie,
handig van formaat en met zorg gedrukt, ge
bruikelijk is.
OTTO VAN TUSSENBROEK
1) Op pagina 14 heeft de schrijver zich aan
een slip of the pen" schuldig gemaakt door in
plaats van Cuypers van Kuypers te spreken. In
een volgenden druk, die naar ik hoop spoedig
noodig zal blijken, zij dit kleine verzuim even
hersteld. O. v. T.
Liedje
Als ik een Zon was, liefste,
En jij een kleine ster,
Ik denk ik doofde al mijn brandend-roode lichten
Op ne na: jouw need'rig pad te richten
Dan trok ik mij terug
In hemel's engsten schrijn
Opdat voor God en mij jij als een Zon kon schijnen
En in jouw licht ikgansch'lijk mocht verdwijnen
En zalig zijn.
J o H. C. P. A L B E R T s