De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 november pagina 19

22 november 1924 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2475 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Financiën en Economie Op den Economischen Uitkijk De fout Over Colijn's tariefwet, over de technische" herziening, gelijk die zich heeft ontpopt, over de behandeling van deze wet in de Tweede Kamer, de houding der rechter- en die der linkerzijde en die der Regeering, zou heel wat te zeggen zijn, veel meer dan mij te zeggen mogelijk is in het krap bestek dezer kroniek. Maar ik zou, als ik daarover begon, mij begeven in bijzonderheden, die wel heel belangwekkend zijn, doch waarvan de bespreking mij geene ruimte zou laten voor een woord over de algemeene beteekenis van het nu gevallen votum. En het komt mij voor, dat ik, in enkele kolommetjes dit zoo omvangrijk onderwerp: Colijn's tariefwet aan de orde stellende, het best doe, al het bijkomstige te laten liggen en slechts op de groote lijn mijn zoeklicht te doen vallen. Nu dan, laat mij dit vooropstellen: de aanneming van deze wet is een stap in de richting van be scherming. Met voordacht kies ik deze formule, geen scherpere, omdat over scherpere formules verschil van meening denkbaar is, terwijl toch, dunkt mij, niet te ontkennen valt, dat Regeering en Tweede Kamer met deze wet een stap in de lijn van protectie hebben gezet. Ik kan mij althans niet voorstellen, dat iemand te goeder trouw na kennisneming van alles wat zich om dit ontwerp en bij de schriftelijke voorbereiding en vooral bij de openbare beraadslagingen heeft afgespeeld, zou kunnen beweren, dat wij in de uitspraak der Tweede-Kamermeerderheid ten gunste dezer regeling niet een partij-kiezen voor bescherming te zien hebben. Ik zou haast zeggen: de evidentie der feiten kan toch niet worden gewraakt. Dit zoo zijnde, wat is dan daarvan de betee kenis? Vooreerst: eene zwenking in den koers onzer handelspolitiek, die steevast sedert 1845 zich van bescherming had afgewend en naar vrijmaking, naar vrijhandel had gericht. (Ook hier kies ik opzettelijk eene voorzichtige formule). Wij gooien den boeg om, wij doen alsof de ervaring der tachtig jaren, verloopen sedert wij hier in Holland het pad der protectie begonnen te ver laten, ons niet gelukkige uitkomsten maar teleurstelling en misrekening had gebracht. Wij doen, alsof de praktijk onzer tot nu toe gegolden hebbende handelspolitiek niet onze wakkerste industrieelen in staat had gesteld, zich eene plaats op de wereldmarkt te veroveren en die, ook onder ongunstige omstandigheden, te handhaven. En wij doen, alsof wij niet onze volkswelvaart onder de werking van dat stelsel hadden zien toenemen. Terwijl de oorlogsjaren ons geleerd hadden tot welke betreurenswaardige uitkomsten eene Regeering geraakt, die te nauw zich mengt in de regeling van voortbrenging en verbruik, gaan wij toch weer een weg op, waarlangs de wet gever rechtstreekschen invloed op de. voortbren ging en den internationalen goederenruil uitoefent. En terwijl wij in dien achter ons liggenden tijd gezien hebben, dat bij het oefenen van zoodanigen invloed, willekeur onvermijdelijk is en hoe daarbij bevoordeeling van deze, benadeeling van gene groep niet is te ondervangen, kiezen wij toch weer een stelsel, waarvan willekeur de grond slag is. Wij begeven ons op het pad, waarlangs de wetgever gunsten uitdeelt aan sommigen, die onthoudt aan anderen en wij maken ons misschien! daarbij wijs, dat de ergerlijke en verderfelijke corruptie, die overal bij zulk een gunstbetoon van overheidswege aan den dag trad, buiten onze grens zal blijven! Wij zullen door deze wet geraken tot eene verhooging van lasten, die niet beperkt zal blijven tot de ? 15 millioen, welke de fiscus daaruit hoopt te beuren, maar die, blijkens de in het bui tenland opgedane ondervinding eenige malen die som zal bedragen, daar niet alleen het ingevoerde goed duurder zal worden verkocht, maar dit ook het geval zal zijn met tal van in 't binnenland ver vaardigde goederen. Elders bleek, dat de geza menlijke verbruikers 2 a 3 maal zooveel opbrengen als in de schatkist vloeit en wij kunnen er dus op rekenen, dat de Nederlandsche consumenten uit dezen hoofde 30 a 40 millioen meer te betalen zullen krijgen dan zij tot nu toe deden. Voorzoover er tot die verbruikers behooren nietbeschermde ondernemingen (d.z. verschillende industrieele bedrijven en alle buiten de nijverheid gelegene) zal deze werking der wet neerkomen op eene door niets gecompenseerde verzwaring van de voortbrengingskosten. De individucele ver bruikers zien door de straks intredende prijsverhoogingen hun budget stijgen en zullen trachten daarvoor een vergoeding te vinden door ruimere bezoldiging van hun arbeids-prestatie. Maar zoodanige aandrang tot loonsverhooging zal al b ij zonder slecht gelegen komen aan de op scherpe concurrentie ingerichte exp o r t-i n d u strieën en voorts aan alle andere, die reeds onder de geldende verhoudingen slechts met moeite aan de gevolgen der i crisis zich po- [ gen te ont-' worstelen. In heel de economie van ons } bedrijfsleven ' zal aldus deze wet diep in grijpen en hare werking gaat vlak in tegen de rich ting, waarin alleen kans op opleving en herstel is denkbaar te achten. De besliss i n g der Tweede-Ka mer-meerderheid moet ge zien worden als eene uit spraak in de zen zin, dat het algemeen belang ten onzent erdoor wordt gebaat, indien aan den invoer van goederen meer belem meringen in den weg wor den gelegd dan krachtens de tariefwet van '62 ge schiedde, in dezen zin dus: dat goederen koopcn,diede vreemdeling ons aanbiedt, zonder schade aan de volkswelvaart slechts dantoelaatbaaris, wanneer over die goederen een niet onbe langrijke cijns aan de. grens word t geheven; de goede ren te koopen voor zoo lagen prijs als zonder deze cijnsheffing mogelijk ware, wordt met ons volks belang in strijd geacht. Men herkent in dezen gedachtengang de oude, mercantilistische opvatting dat geld rijkdom is, dat verkoopen voor een volksgemeenschap voordeeliger is dan koopen, dat dit laatste liefst geheel moest worden nagelaten, omdat daardoor geld uit het land gaat". Op dien weg zich begevende, zal men stap voor stap verder willen gaan en de verdere consequenties van dit stelsel willen trekken: represailles, retorsies, sluiten van de grens, al die machtsmiddelen der beschermende handelspolitiek liggen in het door deze wel geopende perspectief. Aandrang om dan ook die wapenen uit dat arsenaal te gebruiken, zal zeker niet uitblijven, en, indien al de Regeering zich daartegen zal verzetten, hoeveel kracht zal zij daarbij ontwikkelen? Zoo zullen wij, gelijk trouwens thans reeds is geschied, de grondslagen van ons bedrijfsleven wijzigen, de regeling van voortbrenging, verbruik en ruil op een nieuwe basis vastleggen, terwijl wij juist in een neteligen overgangstijd als waarin wij nu staan, moesten willen behouden wat wij verkregen, de vastheid der geldende regeling moesten beschouwen als een zekeren grondslag, waarop met vertrouwen kon worden voortgebouwd, niet ons moesten storten in het avontuur van koers zwenking op een gebied, waarop de bronnen van onze volkswelvaart zijn gelegen. Want wij staan in een overgangstijd, economisch en politiek. De wereld smacht naar herstel". De internationale goederenruil dringt er naar, weer de oude banen te volgen; naar gelang in verschillende landen eene opleving zich openbaart, doet die zich gelden in een streven naar forschere deelneming in den grooten concurrentie-strijd op de wereldmarkt. En naar gelang de malaise gaat DIERSTUDIE : KAMEEL Teckening voor de Amsterdammer" door H. Vefittjntn > ««Ni!;*;%;. ;ft,^f S^v,^ FRIDE, TIIAT NEVER FAILING VICE OF FOOLS. (POPE) wijken, de algemeene verarming wat bijtrekt" dus de koopkracht der massa's toeneemt, is het meer dan ooit voor elk land geboden zijn inspanning er op te richten de afnemers over de grenzen door voordeelige aanbiedingen tot zijn klanten" te maken, nieuwe afzetterreinen te veroveren. In die lijn ligt ook voor onze nijverheid, onzen land bouw, veeteelt en handel de toekomst. Maar hoe kan die toekomst voor ons zich verwerke lijken, wanneer wij door protectie onze voort brengingskosten gaan verhoogen? En, van hooger plan gezien, opent zich een ver schiet, waarin de oorlogs-psychose verzwakt, cïe vijandschap, aan weerszijden der loopgraven zoo fel gekweekt, gaat wijken voor zachtere gevoelens, een streven naar samenwerking tot herstel zich manifesteert, de kloven worden gedempt en het inzicht veld wint, dat van ieder land en elk volk het eigen belang niet duurzaam kan worden bevor derd dan bij en door erkenning van de feitelijke belangengemeenschap, die alle landen en alle volkeren onverbrekelijk samenbindt. Staatslieden, die beseffen dat, regeeren is vooruitzien", moeten naar deze teekenen der tijden hun gedragslijn bepalen en voor hun deel tot dit streven mee werken. Maar vlak daartegenin gaat elke politiek, ook elke handelspolitiek, die tegenover den vreemdeling zich wapent, zijn goederen niet dan onder bezwarende voorwaarden toelaat, in hem slechts ziet den concurrent, dien men zooveel mogelijk moet benadeelen, den belager van natio nale belangen, den vijand, die liefst moet worden geweerd, althans altijd bestreden, desnoods met de scherpste wapenen, die hem kunnen wonden, liefst vernietigen. . . . Zoo schijnt in meer dan n opzicht deze tarief wet mij een fout, waarvan, als van elke fout, de wrekende gevolgen niet zullen uitblijven. Men breide de fout niet uit, trachte haar zoo spoedig als 't kan fe herstellen. S M i s s A i: R T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl