De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 november pagina 4

22 november 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2475 KINDERZEGEN OP KILINAILAU NATUUR EN VOLK VAN DE STILLE ZUIDZEE DE LAATSTE HUT OP DE MORTLOCK-EILANDEN NORBERT JACQUES. Matuur en Volk van de Stille Zuidzee. Vertaald door Alice var£Nahuys. Em. Querido, Amsterdam. Een bundel reisschetsen uit de jaren, toen er nog Duitsche koloniën bestonden.JDe Luxemburgsche schrijver Norbert Jacques voert ons in deze negen verhalen langs de kusten van voor malig Duitsch Nieuw-Guinea (KaiserWilhelms-, land) naar de eilanden van den Bismarckarchipel, Nieuw-Pommeren, Nieuw-Mecklenburg, Salomonsen Mortlockeilanden. Deze streken zijn sinds den wereldoorlog niet meer Duitsch; de Bismarck archipel is een Australische kolonie geworden. Hoewel nu een weinig verouderd zijn deze schetsen toch nog zeer belangwekkend, want litteratuur over het leven in de Duitsche" koloniën is vooral in onze taal vrij zeldzaam; bovendien bevatten zij fraaie suggestieve beschrijvingenf?door Alice van Nahuys in een krachtig en gebonden Nederlandsch overgebracht van de tropische wouden, en het leven der inboorlingen, vanjde kunstvoor werpen der primitieve cultuur, van dans, gebed, offerande, begrafenis en bruiloftsfeest. Soms slaat de schrijver een gewild ruwen toon aan en doet dan denken aan Kipling; elders roept/hij herinneringen op aan Loti. Nimmer vervelen ons zijn schilde ringen van de oerwezens in de maagde lijke wouden. Nu eens heeft hij op de woudmenschen de goedmoedig-optimistische visie van Rousseau, een andermaal geeft hij ons den tragischen ondergang dezer uitstervende natuurvolken, levend in gestage de monenvrees en in machtelooze worste ling met ziekte, dood, wild gedierte, geweld van vuur en water. Hoort nu eerst het naief-idealistisch geluid van Rousseau en Bernardin de St-Pierre:, hun hoogste levenside alen zijn de paradijsachtige zorgeloos heid in de vervulling van alle verlan gens van de maag, van het geslacht, van de phantasie en de ziel. Eten was er voor iedereen zooveel hij wilde in de oerwouden. Vrouwen gingen daarin rond, overvloedig en voor ieder be reid. Geheimzinnige uit bodem en lucht stroomende taboe zette de phantasie in het wouddorp voortdurend in een zalig smachtenden toestand van ver bondenheid met het bovenaardsche. Gegroeid in den wirwar van het oer woud als een liane waarheen zij wilde, beminde de ziel de vrije beschikking over elk uur van den dag en van den nacht. Want elk dezer uren kon een zoet spel der zinnen brengen, welke geen geciseleerd brein controle of be spreking oplegde " Is het niet of ge een bladzijde uit Paul et Virginie" voor u hadt? Maar luistert dan ook naar de som bere noodlotsbedreiging, die aanduistert over den berg Voenacocor, waar de menschen in een mystiek doods verlangen, zich half ingraven in de aarde en dan vrijwillig den hongerdood sterven: , elk dorp leed aan iets anders; in het eene vloeiden den menschen de oogen weg, anderen vrat de ringworm de huid; in vele dorpen lagen de hutten vol men schen met zwerende wonden. Als door een bijbelsche plaag was dit onmetelijke sappige woud bezocht en er was geen macht in de Europeesche wetenschap tegen haar. Menschen die van elke ziekte ver schoond bleven, overviel plotseling de zucht tot sterven. Zij legden zich neer en stonden niet meer op. In de bedompte schemering van hun woonholen, in het zand van den bodem half begraven, dacht zich hun geheimzinnig geringe brein in den dood, omgeven door het onvatbaar-wreede mysterie hunner armzalige ziel, waaruit de levensmoed was weggestroomd. Het was een geheim zóó den scheidsmuur van leven en dood te zien wegvallen...." Men duide den schrijver de tegenstrijdigheid der beide be.schrijvingen niet euvel; inderdaad kan men van het leven der natuurvolken beide visies hebben, al is depaatste de tragische naar mijn per soonlijk gevoelen de meest waarachtige. Kostelijkejschilderingen van de door jarenlang verblijf op deze eilanden geheel verworden Europe anen, vinden wij in de schets Blank en Bruin'. Het zijn meest handelaren en planters, ook oude zeebonken, die nadat hun schepen hier eens ge strand waren, zijn blijven hangen. Geen van allen is ooit gehuwd geweest; zij leven allen in den wildst .denkbaren echt met zwarte vrouwwezens, om ringd door ontelbare kinderen (?monkies"). Deze heeren kolonisten drinken whiskey bij bierglazen, PALMENSTRAND PARK-HOTEL BOTTKRDAH hebben hun moedertaal reeds lang verleerd, spre ken nog slechts het dialect dierzelfde inboorlingen, die zij ranselen niet uit boosheid, doch uit speelschheid en gewoonte.... Vergeten Europeanen! Uitvoerig licht ons de schrijver in omtrent de dansen dezer volken, de krijgsdansen, de doodendansen, de erotische en perverse dansen. Hij doet dit op waarlijk kunstzinnige wijze in een bijna lyrisch bewogen, ietwat zwoele proza. Van de dansende zwarte meisjes zegt hij, dat haar slanke naakte beenen zich bewogen als de twijgen van een wilg in den wind;" van een zwangere vrouw heet het dat zij daar stond in het woud als een zuil van vruchtbaarheid". Een dansorgie wordt ons aldus beschreven: liederen zoemden in het geheim zinnig duister man en vrouw zochten elkaar in onvermoeibare ongestildheid; eenige bliezen op een fluit weemoedige eentonige wijzen en hielden plotseling stil. Liefdetrommels rommelden klagend en verlangend en mondtrommels zoemden als gevangen bijenzwermen; men zag de zwarte gestalten in het donker der duisternis inzinken en plots woest weer omhoogschieten in de helgroene verlichting der maan; zij schoven, huppelden, krioelden door elkaar, terwijl hun bewegingen dieren nabootsten, een varken of een vogel. .. . Gedurende het dansen liepen de vrou wen opgewonden rond, drongen dicht op de dansers aan en gleden weer achteruit; velen dwaalden af in het bosch en verdwenen geluidloos uit het licht; de dansavonden waren liefdesavonden; in de maannachten sliep geen man en geen vrouw; het oer woud was vol paringsdrift." Talrijke bladzijden zijn gewijd aan de zending 1), in deze onherbergzame streken de eenige hoogere cultuurkracht. Daar de schrijver vrijdenker is schijnt hem het werk der zende lingen noch zeer schoon, noch bizonder nuttig toe; en indien wij hem mogen gelooven zijn de meeste Europeanen in gindsche landen van hetzelfde ge voelen. Uit de gesprekken met missi onarissen (de schrijver geeft vele zulke gesprekken woordelijk weer) zou men zelfs opmaken, dat de Europeesche kolonisten zich er op toeleggen de mis sionarissen zoo onhebbelijk mogelijk te behandelen en zoo wreed mogelijk te grieven. Dit is zoo geheel anders in onze koloniën, waar men bijna zon der uitzondering den zendeling het res pect betoont, dat men verschuldigd is aan ieder, die met offering van alle westersche confort, vaak zelfs van ge zondheid en leven zonder eenig stoffe lijk voordeel, zich wijdt aan hetgeen hij zich tot ideaal heeft gesteld. Het zou kunnen zijn dat de zendelingen in de voormalige Duitsche koloniën minder hoogstaande lieden waren; dat daar echter onder de Roomsche missi onarissen zulke schurken als pater Assunto" en onder de Protestantsche zendelingen zulke gedéséquilibreerde psychopathen zouden voorkomen als

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl