De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 november pagina 9

22 november 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2475 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HERMAN GORTER 1864?1924 Toen ik op een avond van het jaar 1892 als jong onderwijzer de kamer van een vriend binnen stapte, klonk mij in een luiden lach te gemoet: Nee maar, nou mot je dat eens lezen!" Hij had Qcrter's Verzen op bezien gekregen. En we hebben samen gelachen dien avond, gelachen, dat we om .vielen, bij iedere nieuwe gechargeerde voordracht steeds in nieuwe verbazing, dat iemand zóó gek kon doen. Verbeeld je dan ook: O, om een lichte bleeke meid die nu opbloeie, wat weeige leüeheid mij, warme, moeie. En dat voor jongens, die nog heelemaal waren opgegroeid in de glorie van Beets en Ten Kate en die knap waren in de redekundige en taalkundige ontleding! De hooge lommerde boomen de vèr-fijnvingrige toppen naast elkaar en achter elkaar als vingerpoppen. 't Was toch te dwaas om los te loopen, boomen die vingerpoppen zijn! Wat zijn vingerpoppen? Geef daar eens een definitie van. En dan lommerde boomen! Zou hij de lommert bedoelen? Dat zal lommerrijk moeten zijn; maar dan was het vers niet goed. De ontsteltenis was waarlijk te billijken in jonge schoolmeestertjes, die van den prins geen kwaad wisten, nauwelijks gemerkt hadden, " dat al eenige jaren heel hun litteratuurhuisje in den brand der revolutie stond. Later heb ik onder al mijn drukke examen-ge jacht toch Van Eeden over Gorter's Verzen" nog kunnen lezen uit den eersten bundel Studies", dat eenvoudige, klare betoog, dat tot ernst en be scheidenheid dwingt, tot begrip en gevoel voert. En ik heb de Verzen weer gaan lezen, telkens op nieuw, anders, dan dien eersten avond, zonder eenige verwatenheid, gedwee en rustig. Langzaam aan zijn ze mij geworden een stille ontroering van zuivere, innige schoonheid, alle oude traditie en geheiligd gebruik heb ik van mij afgeschud; ik heb geluisterd, gezien, gevoeld. Zoo zijn die Verzen voor mij gaan behooren tot de dingen, die ik zeer lief heb, die ik altijd weer met eerbied nader, die mij altijd weer in die wondere stemming van droeve verheugenis voeren, die mij als in een stillen, zoeten droom doen zien wondere vizioenen van schoonheid, die mij in hun eenvoud en direct heid altijd weer diep ontroeren door een zuivere, mij verwante menschelijkheid, nooit zoo klaar gezien en zuiver gevoeld. En Mei! Och ja, wat Frans Coenen en anderen nu alles betogen en beredeneeren, dat dit niet mag en dat dat uit den booze is, en dat het gemeen schapsgevoel maar alles is, en dat er die en die averechtsche beginselen en begeerten bij de Tachtigers zijn, dat is allemaal heel aardig om eens op je gemak te lezen en te bespeculeeren en er ten slotte het jouwe van te denken, maar in den grond heb ik aan dat alles toch heel vurig maling, als het op levende, bloeiende kunst aan komt. Mei is er! In al haar teerheid staat Mei daar vast en krachtig. Mei is er, in haar zoete, volle, statelijke, heilige heerlijkheid en zal voor alle tijden blijven het groote epische gedicht met de teere, schoone, levende ziel erin, het eenige groote gave werk, dat door de dichters van Tachtig is voortgebracht, met een zeker aantal sonnetten van Kloos en de Verzen van Gorter zelf de glorie der eeuw. Er is geen dichter na hen gekomen ? en waarlijk er waren er onder hen toch wel eenige, die werk van hooge, gedragen schoonheid schiepen die deze geweldige hoogte bereikte. In het ver leden moeten we terug naar Vondel en Hooft om zulk een pure, onwankelbare schoonheid aan te treffen. Wij weten het allen: Gorter zelf heeft dit werk verloochend, heeft in het heerlijk, natuurlijk, spontaan geven van zijn hoogste zelf in de volle persoonlijke kracht van zijn geniale gaven slechts zelfverheerlijking en zelfverblinding gezien, door dat zijn verstandelijke redeneering en wijsgeerige inzichten hem in andere banen voerden; rede neering en theorieën hebben den dichter vermoord. Het is, of een God uit het heelal, waar hij onbe perkt heerscht, vloekt en zegent en liefheeft, in vrijwillige ballingschap gaat om Voorlezer der Gemeente te worden. Ik betwijfel niet,, dat er ook in het socialisme goede en mooie dingen zijn, dat het voor sommigen meer en beter is dan enkel politiek die uit haar aard altijd vies is , dat het een hooge levensleer kan zijn. En als een dichter door het natuurlijk temperament van zijn dichterlijke persoonlijkheid geroepen wordt,gedwongen wordt daar en daarvan alleen te getuigen, dan kan dat werk van hooge bij zondere schoonheid voort brengen, die tot heel de menschheid spreekt. We hebben mevrouw Roland Holst, we hebben Van Collem en zoovele anderen. Maar op dat terrein lag niet de kracht van Gorter; hij was de koninklijke heerscher in een andere wereld, de wereld van het eigen rijk van schoonheid, zijn persoonlijk gebied, dat ver lag buiten het groote, weidsche bewegen der mas sa. Doch laten we die zelf verloochening, die meer is een verkrachten van eigen kostelijke gaven, hier ver der laten rusten. De schoon heid, die hij gaf, is en blijft. Daarvoor kunnen wij hem thans hulde bren gen. Mei en de Verzen staan boven alle theorieën en eigenwijze abstracte rede neeringen en eischen. Gorter is de souverein, de begenadigde, die zijn volle schoonheid gaf. Men mag er in alle bescheidenheid in de details eens een of andere opmerking overma ken, enkele verzen minder gelukkig vinden bij wel ken dichter komt dit in zijn gaafste werk niet voor? maar in zijn geheel staat dit werk onaantastbaar; het is goed en volmaakt zoo, als de dichter het in zijn koninklijke wijsheid en macht, In zijn zui vere, eenvoudige persoonlijke menschelijkheid tevens, geschapen heeft. Wij zouden er geen woord, geen klank in veranderd willen hooren. Niemand heeft als hij het licht en de kleur in hun eeuwige wisseling gezien en ze met een zoo danige directheid, onbevangen, buiten alle traditie om in zijn eigen klank frisch en nieuw laten klinken in schoonheid. Niemand heeft de hevige en felle sensaties en sentimenten van leven en natuur zoo gegrepen in zijn vrije woord. Door dien drang naar de hoogste, zuivere oor spronkelijkheid in klank voor wat de ziel bewoog, heeft hij zeer stellig de onmacht gevoeld voor de opperste verklanking, die hij nastreefde. Die onmacht klaagt in den weemoed der stervende Mei. Doch die onmacht streeft hoog uit, boven de gemakkelijke zelfgenoegzaamheid en grootheids waan van zoovele andere dichters, die zich in hun studie en vlijtigen arbeid meesters voelen in de kunst. Zij is dieper, inniger menschelijk en treft ons dieper in het hart. Coenen ja, want die eigenste Frans Coenen heeft toch maar eenige voortreffelijke dingen ge zegd over Gorter's Verzen in zijn Studiën van de Tachtiger Beweging, waar ik binnen kort op terug kom spreekt over het vers Zie ik hou van je ik vind je zoo lief en zoo licht waarvan men zou meenen, dat elke eenvoudige verliefde jongen het had kunnen zeggen en dat toch eenig is in onze en misschien in alle litteratuur". Ja, inder daad, dat verwonderlijke van eenvoud en direct heid, dat is het bij Gorter, die liefdeklachten die van louter gemeenzaamheid weer ongemeenzaam schijnen". En is de versombering in Mei een motief om de dichters van Tachtig te beschuldigen van over stelpende en verwarrende onbevredigdheid met het leven, van levensonlust en levensafkeer? Is er integendeel niet iets diep, .innig menschelijks in, geuit in de hoogste schoonheid? Is het niet de tragiek der gansche menschheid van alle eeuwen, die door de matgouden schoonheid van heel de wereld gaat, die evenzeer uitgebeeld is in de machteloosheid der helden van de klassieke tra gedie en van de verste oudheid, gevoeld in eigen scheppingsdrang, die naar de allerhoogste, vol maakte uiting streeft, het smachten naar de hoogste, innigste liefdeseenheid, het streven naar de zuiverste, eeuwige schoonheidsexpressie? Moest deze tragiek zich niet noodzakelijk voor doen in de ziel van een dichter voor wie de Po zievergoddelijking was, vergoddelijking van zijn ziel tot wereldziel? Is dit streven niet in tal van vormen en variaties de meest naieve en de meest ver hevene verscholen in heel de menschheid? Kan zoo Mei niet teruggebracht worden tot de tragedie der menschheid, weerspiegeld in een hoog bege nadigde persoonlijkheid? Dien dichter op zijn gedenkdag onze trouwe nederige, eerbiedige hulde! J. PRINSEN J.LZN SABOTAGE BIJ DE MARINE Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck Oorspronkelijke ROMANS TOP NAEFF Ing. geb. VOOR DE POORT. 6e druk ? 4.90, / 5.90 DE STILLE GETUIGE. 6e druk 3.50, 4.50 OOGST. 3e druk 3.90, 4.90 DRAMATISCHE KRONIEK 4 bundels, per bundel ... 2.25, 3.25 DE DOCHTER. 4e druk 1.50 F. DE SINCLAIR DE VAN BERKELS EN HUN VRIENDEN / 1.90, / 2.50 DE GRIFFIER VAN PEEWIJK 1.90, 2.50 DE RIDDER KNOL. 2e druk 2.90, 3.90 LEUGENS 2.90, 3.90 CLARA'S HUWELIJK 2.90, 3.90 HET NOODLOT VAN LUCAS ABSDALE 2.90, 3.90 DE ONTDEKKING VAN JOOST GELDEROP l .50 OM PAPA'S PRINCIPE 1.50 DE KRACH VAN RENSWOUD 1.50 BARON SELDERIE ,. 1.50 DE DRIEDUBBELE VROUW , 1.50 HET LOON DER BRAVEN ,1.50 PENSION VINK 1.50 FOCUS-SER1E. 6 deeltjes, per deel 0.90 L. E. SILHOUETTEN. 5e druk .. / 3.50, / 4.90 ONDER DE REPUBLIEK. 3e druk 3.50, 4.90 MABCELLUS EMANTS LIEFDELEVEN. 2e druk .. / 3.90, / 4.90 WAAN 2.50, ,, 3.50 MENSEN 4.50, 5.50 EEN NAGELATEN BEKEN TEN IS 1.50 HEBMAN SALOMOKSON DE COLLAGE VAN FERDINAND VOLNAY / 4.90, / 5.90 MENSCHEN VAN HUN TIJD 3.50, ,.4.50 BOMSTON ,, 3.50, ,. 4.50 Deze Boeken zijn bij eiken Boekhandelaar verkrjjgbaar. Uitgaven van VAN HOLKEMA i WARENDORF Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl