De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 29 november pagina 13

29 november 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2476 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 CDFD5PD Strawinsky, II. Strawinsky, de componist, de dirigent, de pia nist: drie gedaanten van nzelfde wezen, drie zelfde allures, drie zelfde suggestieve kracht-uit stralingen. Maar een heel andere kracht dan die van het bruut geweld, eerder een ingehouden span ning, met korte, maar electriseerende explosies. Strawinsky komt haastig op, beklimt snel den dirigentenzetel of de pianokruk, spiedt onafge broken naar het punt van afgang", de motor slaat aan", de inzet is bruusk en snijdend. Maar de dirigent noch de pianist verliezen zich in hun eigen vuur, zij halen zichzelf dadelijk weer strak aan, een zekere gemoedsaristocratie verzet zich tegen het onbeheerschte doen, dat bovendien geen grootere resultaten bereikt en het orkest maar in verwarring brengt. Strawinsky heeft op zijn twee concerten, vooral op dat van Zondagmiddag een verrassend succes in het Concertgebouw behaald. Het publiek heeft zijn persoonlijkheid moeten ondergaan, zooals het orkest deze reeds eerder onderging en onder zijn directie zeldzaam overtuigend en nauwkeurig ge geven heeft wat Strawinsky beoogde. Misschien was het voorzichtig gekozen thans meer nog den vroegeren Strawinsky, die zoo sterk den invloed van het Russische orientalisme van Rimsky Korsakoff ook in zijn orkestratie bleek te hebben ondergaan, naar voren te brengen dan den lateren componist van het piano-concert: Strawinsky heeft een ware demonstratie van het publiek ver worven. Vooral zijn suite uit L'oiseau de feu" werd een triomf. Men kan zeggen, dat reeds de vroegere Strawins ky de eigenaardige bezielende kracht heeft bezeten, die hem in de taal zijner toenmalige tijdgenooten even overtuigend deed spreken als toen hij zijn eigen uitdrukkingsvormen had gevonden. Stukken als het Scherzo fantastique", dat van 1908, en L'oiseau de feu", dat van 1910 dateert (hoewel de omwerking als suite dateert van 1919) bezitten reeds een groote rythmische eigenaardigheid; men ziet hier, en vooral in L'oiseau de feu", reeds het rythme als eigen dynamisch bestanddeel opkomen. Maar de klankkleur, de melodische differentiëring is nog die van de romantiseerende sprookjes-sfeer der balletten van Rimsky Korsakoff, en wie Sheherazade" van dezen Russischen componist kent zal de gelijkenis van sommige elementen niet moeilijk opmerken. Dat Strawinsky niettemin zich ook hier als een persoonlijkheid onthult pleit wel voor het waarachtige van zijn kunnen, zijn zelf-kracht, de noodzakelijkheid van zijn ver schijning en van de rol, die hij daarna ging spelen in de ontwikkeling der moderne muziek. De stukken uit Le Rossignol" vallen in de groote balletten-periode, die met Petrouchka" aanvangt, in Le sacre du printemps" haar eerste hoogtepunt vindt en in Les noces" (1917) haar besluit en bekroning. Men hoort in Le Rossignol", dat deze ballet-opera reeds gedeeltelijk vóór 1910 gecomponeerd is. In het voorspel en in sommige tusschenspelen en inleidingen doen zich o.a. in vloeden van Deburry gelden. Sommige aria's, vooral die van de nachtegaal met zijn on-lyrisch tu-tu, zijn weer duidelijk verneembaar van latere datum, met het streven naar woordenloos gezang, waarvan ook de Zondagmiddag gezongen Pas torale" een typisch staaltje is. Na 1918 komt het werk van Strawinsky, dat een uiterste versobering schijnt te beoogen der te gebruiken middelen, maar met een maximum uit drukking. Van deze periode kennen wij hier te lande thans het Concertino, Pulcinella", naar Pergolese, en het Pianoconcert, Strawinsky's laatste voltooide werk. Het Pianoconcert vooral schijnt nogal bevreemd te hebben, ook bij hen die Le sacre du printemps" approuveeren. Het is Strawinsky in Frankrijk in dat opzicht trouwens niet anders gegaan. Wij hooren een concert voor piano, waarbij een harmonie-orkest, bestaande alleen uit hout- en koperblazers en een stel contra bassen, niet begeleidt, maar zoo nu en dan invalt of solo speelt, beiden, zoowel piano als orkest een zelfstandig karakter bewarend. Men heeft zich afgevraagd, of Strawinsky nu naar Bach en Handel in dit concert wil teruggaan, zooals men in het operatje Mavra" den ouden Petersburgschen Italiaansch-Russischen romance zangstijl?maar met syncopisch orkest ! terugvindt en het Octuor voor blaasinstrumenten Rossini-airtjes hoort bla zen. Mijn muziek is niet geschreven, maar gegra veerd" heeft Strawinsky dezer dagen in een inter view verklaard. Zijn pianopartij van het concert is in den piano-klank als met fijne hamertjes ge slagen". Een wonderlijk evenwicht beheerscht dit bouwsel, dat door het geheele werk zijn eigen aardige, instinctief gevormde architectuur voort zet. Straffe harmoniek, sobere, hoewel gespannen rythmiek, de slagen en stampen van Le sacre" blijven hier geheel uit, de muziek profileert zelfs in het Largo een kortstondige melodie: alles econo mie, ook in de klankmiddelen. Het scheen, dat op de uitvoering Donderdagavond in het Concert gebouw nog niet alles klopte; een gevaarlijk mo ment werd door Mengelberg met knappe leiding verholpen. Bovendien, Mengelberg was steeds vol accuratesse bezig; men kon aan zijn directie de maatsoorten zelfs zien, die aan de orde waren ! Twee zangeressen. De zangeres, die de zangpartijen en de liederen van Strawinsky vertolkte was Vera Janacopoulos. Deze zangeres hebben wij nog in een apart con cert in de KL Zaal gehoord. Mij dunkt dat zij hier eerst haar zeldzaam meesterschap in het gunstigste licht kon stellen en de algcmeene bewondering van het publiek tot zich trekken. Niet alleen een prach tige stem, ook een zeldzame gemoedskunst, die in haar herscheppingen alles weer levend en onmiddel lijk er uit wist te brengen, geeft haar het recht onder de grootste der moderne zangeressen genoemd te worden. In veel verwant aan Berthe Seroen heeft zij een eenvoudige spontani teit op haar voor, een onmiddellijk metamorphoseeren, dat door geen kunst meer behoeft gesteund te worden. Bij Seroen is het vaak nog te voelen als het resultaat van veel bestudeering en over weging, veel voorbereiding en kennis, wat zij dan in haar beste momenten bereikt, doch dit springt bij Janacopoulos als uit het hart zelf, doet alles vergeten, tonen, die niet heelemaal vast staan, de techniek, die in Campra, Martini en Mozart nog wat grof aandeed soms. Janacopoulos was het vleiende kind in Moussorgsky's kinderliedjes, een naief-verrukkelijk spreekzingen dier teksten ver hoogde de innigheid er van, zij was het bedroefde meisje op de kermis, dat daarna u'tgelaten de hopak meedanst. In de Berceuse de la mort" zong zij aangrijpend de beklemmende nabijheid van den dood, de Chant de nourrice" van Milhaud klonk zoo zacht en ontroerend teedcr, als wij het nog niet hoorden. De Spaanse hèliederen van de Falla waren wel het prachtigst, van een trotsche, boosaardige grandezza, wreed en verleidelijk. Neen, deze zangeres zal men niet spoedig vergeten. Het Amsterdamsche publiek moge er berouw van hebben, dat het de KL Zaal niet tot de laatste plaats bezet heeft. Ik noemde in een vergelijking met Vera Janaco poulos eenige verschillen niet Bertha Seroen. Maar men begrijpe mij goed: geenszins wil ik bij de releveering dier verschillen iets te kort doen aan het groote en ten onzent zeker unieke talent van deze zangeres Bertha Seroen, die op haar concert Dinsdagavond in de KI. Z. Concertgebouw wederom bewees, dat zij haar publiek weel mee te slepen, als suggestief voordraagster van liederen, waarin de zegging, de dictie van den tekst een grooten rol vervult, zooals de Histoires naturelles van Ravcl, de kleurige Segindille van de Falla, de drie liederen van Paul Sanders (liever wilde ik zeggen: de verzen van Marsman met muzikale achtergronden van Sanders), de geestige chansons van Erik Satie, die hier op een gelukkige wijze, volgens zijn groot talent, naar voren komt. En in dit alles weer in volmaakte eenheid op het klavier begeleid door Evert Comelis. Op dit concert lieten zich ook nog Mevrouw Mesritz?van Velthuisen met Evert Cornelis samen op twee piano's hooren in een sonate van Mozart en En blanc et noir" van Debnssy. Mevrouw Mesritz mist de soepele aanslag en het lenige rythme van Cornelis en de noodzakelijke eenheid van den samenklank werd daardoor niet steeds verkregen. C O N S T A N T V A N W E S S i; M SCHILDERKUNST-KRONIEK DE REDE VAN DEN HEER BAKELS BIJ DE OPE NING VAN DE TENTOONSTELLING VAN SUZE ROBERTSON'S WERK. De heer Bakels opende de tentoonstelling van Suze Robertson's werk, zooals dat heet, met enkele woorden. Ik wil deze rede afzonderlijk bespreken (elders nog op andere wijs), daar ik haar, zij verschilt te veel in kwaliteit, niet in hetzelfde artikel als Suze Robertsen wil zien behandeld. De rede leek op een slechte preek, dat was te verwachten; de heer Bakels is volkomen onbevoegd (ge behoeft daarvoor zijn werk slechts te zien) het werk van Suze Robertson naar waarde te kenschetsen; dat bleek uit allerlei. Het bleek niet RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C B. VAN BOHEMEN - DEN HAAG alleen uit een litteraire onzuiverheid, het bleek vooral uit het gebruik van gemeenplaatsen als Suze Robertson putte uit hemelsche bronnen" (dat zijn van die foutieve herhalingen, waarmee ge onmiddellijk aangeeft, dat ge deze aardezware, trage en innig-menschelijke kunst niet alleen niet begrijpt, maar dat ge niet op de hoogte zijt van het werkelijk wezen der kunst). Dat de rede agressief was, hoogmoedig maar bovenal onmachtig, laat ik mezelf het genoegen gunnen u dat aan te toonen. Hoogmoedig was ze te verwachten; de heer Bakels toch heeft naast het gevoel van ondergeschiktheid dat hij als ambtenaar heeft geuit, tegenwoordig, nu hij in het Bestuur zit van Pulchri Studio, den vroeger voor sommigen slechts weinig verborgen hoogmoed als een veertje, gestoken op den hoed. Hij voelt zich de woordvoerder van een zeekrc kudde, die hij daarenboven in zijn hart niet hoogacht; een zeekre schoolgeleerdheid stut hem tegenover die anderen; de heer Bakels is de meer voorkomende, onzuivere mengeling van schilder en ambtenaar (deze zijn dikwijls getypeerd door troebel wezen; en.... bij troebel wezen troeble kleur, zooals ik konstateerde op zijn tentoonstelling, die in onkundige critici, liever criticae, juichtonen opwekte). Ten tweede was de rede (dat was te ver wachten na een geleden nederlaag, waar de schilderkunst de dogmatische bekrompenheid over won) agressief. De heer Bakels behoort tot de orde der geestelijk-geconstipeerden, en ge weet dat deze heeren hun bedrukt innerlijk van tijd tot tijd door een ijdlen snauw moeten luchten. Hij ging te keer tegen de betiteling van het werk van Suze Robertson als tragisch, en hij dacht tegelijk daarin, in dit te keer gaan, een weerstander te treffen. Deze kon niet dan glimlachen (hij glimlacht steeds om de geestelijk-geconstipeerden) want onmid dellijk daarna bewees deze ambtenaar-schilder zijn Hiiniuclit. ledereen verwachtte nu de nieuwe betiteling, de nieuwe karakteriseering, die wat tragisch is, met beetren naam nog zou noemen. Maar de heer Bakels, die niet karakterisecren kan (zie zijn burgerlijke portretten als dat van Dr. Sch.) vond, en God weet na welke moeite en opwinding, de waarheid uit: Suze Robertson is een echte schilderes (hoe nieuw ! was dat o.a. voor ons, die de schilderes verdedigden, toen de heer Bakels nog aesthetisch dutte). Ik bevond mij onder het gehoor toen deze vondst werd gedaan ; ik beken dat ik moest glimlachen. The gentleman gave himself away, en ik dacht: deze tegenstander i': als debaferniet de moeite waard; /.ijn hoogmoed is van i ven gering allooi als zijn litteraire kunst zich uit te drukken, als zijn vermogen te karakterisceren. Ten slotre, uit drieën bestaan i!c goede dingen, gal' de heer Bakels mij gelegenheid tot nog een glimlach. Hij schijnt zich nog geen schilder te voelen met ele schilders, anders had hij niet moeten bedanken voor zekere saamhoorigheid. Maar, dat wist ik, daarom moest ik niet glimlachen. Ik moest glimlachen om des heeren Bakels on verstand. En laat ik mij het genoegen gunnen hem dat op dit papier te geven, er is zeker geen saainhoorigluid tusschen de eenvoudige, innige, irenschelijke. tragische figuren van de groote schilderes Suze Rohertson, en de burgelijke mannekens, die de heer Bakels maakt van menschen. De heer Bakels is maatschappelijk aangelegd; Suze Ro bertson leefde in een spheer. in de sphecr der diepere menschelijkheid; zij had de statigheid van het leed en van de moeiten in hare nog steeds onderschatte schilderkunst; het werk van den heer Bakels. den eerzuchtige, is een tweede rangs verschijnsel; de mindere is hij van velen. die hij niet waardeert, omdat zij grooter zijn. Zóó is het en niet anders. Er waren nog onbe nulligheden in deze rede" er was hier en daar een persoonlijk accent, dat bij deze ecre-tentoi nstelling niet paste, maar misschien behandel ik die elders. Hier was het mij te doen, met een glimlach de hoofdfouten in de rede, de primaire fouten van den heer Bakels als conférender aan te duiden, als mensen en als schilder. P L A S S C H A E R T mKlOKJES, WEKKERKIOKIES ca. 50 Nieuwe Modellen van f 3.50 tot (40. Tel. 40464, Vijzelslr, 83, DILLNED

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl