Historisch Archief 1877-1940
No. 2476
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
CDFD5PD
Strawinsky, II.
Strawinsky, de componist, de dirigent, de pia
nist: drie gedaanten van nzelfde wezen, drie
zelfde allures, drie zelfde suggestieve kracht-uit
stralingen. Maar een heel andere kracht dan die
van het bruut geweld, eerder een ingehouden span
ning, met korte, maar electriseerende explosies.
Strawinsky komt haastig op, beklimt snel den
dirigentenzetel of de pianokruk, spiedt onafge
broken naar het punt van afgang", de motor
slaat aan", de inzet is bruusk en snijdend. Maar
de dirigent noch de pianist verliezen zich in hun
eigen vuur, zij halen zichzelf dadelijk weer strak
aan, een zekere gemoedsaristocratie verzet zich
tegen het onbeheerschte doen, dat bovendien geen
grootere resultaten bereikt en het orkest maar in
verwarring brengt.
Strawinsky heeft op zijn twee concerten, vooral
op dat van Zondagmiddag een verrassend succes
in het Concertgebouw behaald. Het publiek heeft
zijn persoonlijkheid moeten ondergaan, zooals het
orkest deze reeds eerder onderging en onder zijn
directie zeldzaam overtuigend en nauwkeurig ge
geven heeft wat Strawinsky beoogde. Misschien
was het voorzichtig gekozen thans meer nog den
vroegeren Strawinsky, die zoo sterk den invloed
van het Russische orientalisme van Rimsky
Korsakoff ook in zijn orkestratie bleek te hebben
ondergaan, naar voren te brengen dan den lateren
componist van het piano-concert: Strawinsky heeft
een ware demonstratie van het publiek ver
worven. Vooral zijn suite uit L'oiseau de feu"
werd een triomf.
Men kan zeggen, dat reeds de vroegere Strawins
ky de eigenaardige bezielende kracht heeft bezeten,
die hem in de taal zijner toenmalige tijdgenooten
even overtuigend deed spreken als toen hij zijn
eigen uitdrukkingsvormen had gevonden. Stukken
als het Scherzo fantastique", dat van 1908, en
L'oiseau de feu", dat van 1910 dateert (hoewel
de omwerking als suite dateert van 1919) bezitten
reeds een groote rythmische eigenaardigheid; men
ziet hier, en vooral in L'oiseau de feu", reeds het
rythme als eigen dynamisch bestanddeel opkomen.
Maar de klankkleur, de melodische differentiëring
is nog die van de romantiseerende sprookjes-sfeer
der balletten van Rimsky Korsakoff, en wie
Sheherazade" van dezen Russischen componist
kent zal de gelijkenis van sommige elementen niet
moeilijk opmerken. Dat Strawinsky niettemin zich
ook hier als een persoonlijkheid onthult pleit
wel voor het waarachtige van zijn kunnen, zijn
zelf-kracht, de noodzakelijkheid van zijn ver
schijning en van de rol, die hij daarna ging spelen
in de ontwikkeling der moderne muziek.
De stukken uit Le Rossignol" vallen in de
groote balletten-periode, die met Petrouchka"
aanvangt, in Le sacre du printemps" haar eerste
hoogtepunt vindt en in Les noces" (1917) haar
besluit en bekroning. Men hoort in Le Rossignol",
dat deze ballet-opera reeds gedeeltelijk vóór 1910
gecomponeerd is. In het voorspel en in sommige
tusschenspelen en inleidingen doen zich o.a. in
vloeden van Deburry gelden. Sommige aria's,
vooral die van de nachtegaal met zijn on-lyrisch
tu-tu, zijn weer duidelijk verneembaar van latere
datum, met het streven naar woordenloos gezang,
waarvan ook de Zondagmiddag gezongen Pas
torale" een typisch staaltje is.
Na 1918 komt het werk van Strawinsky, dat
een uiterste versobering schijnt te beoogen der te
gebruiken middelen, maar met een maximum uit
drukking. Van deze periode kennen wij hier te
lande thans het Concertino, Pulcinella", naar
Pergolese, en het Pianoconcert, Strawinsky's
laatste voltooide werk. Het Pianoconcert vooral
schijnt nogal bevreemd te hebben, ook bij hen
die Le sacre du printemps" approuveeren. Het
is Strawinsky in Frankrijk in dat opzicht trouwens
niet anders gegaan. Wij hooren een concert voor
piano, waarbij een harmonie-orkest, bestaande
alleen uit hout- en koperblazers en een stel contra
bassen, niet begeleidt, maar zoo nu en dan invalt
of solo speelt, beiden, zoowel piano als orkest een
zelfstandig karakter bewarend. Men heeft zich
afgevraagd, of Strawinsky nu naar Bach en Handel
in dit concert wil teruggaan, zooals men in het
operatje Mavra" den ouden Petersburgschen
Italiaansch-Russischen romance zangstijl?maar met
syncopisch orkest ! terugvindt en het Octuor
voor blaasinstrumenten Rossini-airtjes hoort bla
zen.
Mijn muziek is niet geschreven, maar gegra
veerd" heeft Strawinsky dezer dagen in een inter
view verklaard. Zijn pianopartij van het concert
is in den piano-klank als met fijne hamertjes ge
slagen". Een wonderlijk evenwicht beheerscht dit
bouwsel, dat door het geheele werk zijn eigen
aardige, instinctief gevormde architectuur voort
zet. Straffe harmoniek, sobere, hoewel gespannen
rythmiek, de slagen en stampen van Le sacre"
blijven hier geheel uit, de muziek profileert zelfs
in het Largo een kortstondige melodie: alles econo
mie, ook in de klankmiddelen. Het scheen, dat op
de uitvoering Donderdagavond in het Concert
gebouw nog niet alles klopte; een gevaarlijk mo
ment werd door Mengelberg met knappe leiding
verholpen. Bovendien, Mengelberg was steeds
vol accuratesse bezig; men kon aan zijn directie
de maatsoorten zelfs zien, die aan de orde waren !
Twee zangeressen.
De zangeres, die de zangpartijen en de liederen
van Strawinsky vertolkte was Vera Janacopoulos.
Deze zangeres hebben wij nog in een apart con
cert in de KL Zaal gehoord. Mij dunkt dat zij hier
eerst haar zeldzaam meesterschap in het gunstigste
licht kon stellen en de algcmeene bewondering van
het publiek tot zich trekken. Niet alleen een prach
tige stem, ook een zeldzame gemoedskunst, die in
haar herscheppingen alles weer levend en onmiddel
lijk er uit wist te brengen, geeft haar het recht
onder de grootste der moderne zangeressen
genoemd te worden. In veel verwant aan
Berthe Seroen heeft zij een eenvoudige spontani
teit op haar voor, een onmiddellijk
metamorphoseeren, dat door geen kunst meer behoeft gesteund
te worden. Bij Seroen is het vaak nog te voelen
als het resultaat van veel bestudeering en over
weging, veel voorbereiding en kennis, wat zij dan
in haar beste momenten bereikt, doch dit springt
bij Janacopoulos als uit het hart zelf, doet alles
vergeten, tonen, die niet heelemaal vast staan, de
techniek, die in Campra, Martini en Mozart nog
wat grof aandeed soms. Janacopoulos was het
vleiende kind in Moussorgsky's kinderliedjes, een
naief-verrukkelijk spreekzingen dier teksten ver
hoogde de innigheid er van, zij was het bedroefde
meisje op de kermis, dat daarna u'tgelaten de
hopak meedanst. In de Berceuse de la mort"
zong zij aangrijpend de beklemmende nabijheid
van den dood, de Chant de nourrice" van Milhaud
klonk zoo zacht en ontroerend teedcr, als wij het
nog niet hoorden. De Spaanse hèliederen van de
Falla waren wel het prachtigst, van een trotsche,
boosaardige grandezza, wreed en verleidelijk.
Neen, deze zangeres zal men niet spoedig vergeten.
Het Amsterdamsche publiek moge er berouw van
hebben, dat het de KL Zaal niet tot de laatste
plaats bezet heeft.
Ik noemde in een vergelijking met Vera Janaco
poulos eenige verschillen niet Bertha Seroen.
Maar men begrijpe mij goed: geenszins wil ik
bij de releveering dier verschillen iets te kort doen
aan het groote en ten onzent zeker unieke talent
van deze zangeres Bertha Seroen, die op haar
concert Dinsdagavond in de KI. Z. Concertgebouw
wederom bewees, dat zij haar publiek weel mee te
slepen, als suggestief voordraagster van liederen,
waarin de zegging, de dictie van den tekst een
grooten rol vervult, zooals de Histoires naturelles
van Ravcl, de kleurige Segindille van de Falla,
de drie liederen van Paul Sanders (liever wilde ik
zeggen: de verzen van Marsman met muzikale
achtergronden van Sanders), de geestige chansons
van Erik Satie, die hier op een gelukkige wijze,
volgens zijn groot talent, naar voren komt. En
in dit alles weer in volmaakte eenheid op het
klavier begeleid door Evert Comelis.
Op dit concert lieten zich ook nog Mevrouw
Mesritz?van Velthuisen met Evert Cornelis
samen op twee piano's hooren in een sonate van
Mozart en En blanc et noir" van Debnssy.
Mevrouw Mesritz mist de soepele aanslag en het
lenige rythme van Cornelis en de noodzakelijke
eenheid van den samenklank werd daardoor niet
steeds verkregen.
C O N S T A N T V A N W E S S i; M
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DE REDE VAN DEN HEER BAKELS BIJ DE OPE
NING VAN DE TENTOONSTELLING VAN SUZE
ROBERTSON'S WERK.
De heer Bakels opende de tentoonstelling van
Suze Robertson's werk, zooals dat heet, met
enkele woorden. Ik wil deze rede afzonderlijk
bespreken (elders nog op andere wijs), daar ik
haar, zij verschilt te veel in kwaliteit, niet in
hetzelfde artikel als Suze Robertsen wil zien
behandeld.
De rede leek op een slechte preek, dat was te
verwachten; de heer Bakels is volkomen onbevoegd
(ge behoeft daarvoor zijn werk slechts te zien)
het werk van Suze Robertson naar waarde te
kenschetsen; dat bleek uit allerlei. Het bleek niet
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C B. VAN BOHEMEN - DEN HAAG
alleen uit een litteraire onzuiverheid, het bleek
vooral uit het gebruik van gemeenplaatsen als
Suze Robertson putte uit hemelsche bronnen"
(dat zijn van die foutieve herhalingen, waarmee
ge onmiddellijk aangeeft, dat ge deze aardezware,
trage en innig-menschelijke kunst niet alleen niet
begrijpt, maar dat ge niet op de hoogte zijt van
het werkelijk wezen der kunst).
Dat de rede agressief was, hoogmoedig maar
bovenal onmachtig, laat ik mezelf het genoegen
gunnen u dat aan te toonen. Hoogmoedig was ze
te verwachten; de heer Bakels toch heeft naast
het gevoel van ondergeschiktheid dat hij als
ambtenaar heeft geuit, tegenwoordig, nu hij
in het Bestuur zit van Pulchri Studio, den vroeger
voor sommigen slechts weinig verborgen hoogmoed
als een veertje, gestoken op den hoed. Hij voelt
zich de woordvoerder van een zeekrc kudde, die
hij daarenboven in zijn hart niet hoogacht; een
zeekre schoolgeleerdheid stut hem tegenover die
anderen; de heer Bakels is de meer voorkomende,
onzuivere mengeling van schilder en ambtenaar
(deze zijn dikwijls getypeerd door troebel
wezen; en.... bij troebel wezen troeble kleur,
zooals ik konstateerde op zijn tentoonstelling, die
in onkundige critici, liever criticae, juichtonen
opwekte).
Ten tweede was de rede (dat was te ver
wachten na een geleden nederlaag, waar de
schilderkunst de dogmatische bekrompenheid over
won) agressief. De heer Bakels behoort tot de orde
der geestelijk-geconstipeerden, en ge weet dat
deze heeren hun bedrukt innerlijk van tijd tot
tijd door een ijdlen snauw moeten luchten. Hij ging
te keer tegen de betiteling van het werk van Suze
Robertson als tragisch, en hij dacht tegelijk daarin,
in dit te keer gaan, een weerstander te treffen.
Deze kon niet dan glimlachen (hij glimlacht steeds
om de geestelijk-geconstipeerden) want onmid
dellijk daarna bewees deze ambtenaar-schilder zijn
Hiiniuclit. ledereen verwachtte nu de nieuwe
betiteling, de nieuwe karakteriseering, die wat
tragisch is, met beetren naam nog zou noemen.
Maar de heer Bakels, die niet karakterisecren kan
(zie zijn burgerlijke portretten als dat van Dr.
Sch.) vond, en God weet na welke moeite
en opwinding, de waarheid uit: Suze Robertson
is een echte schilderes (hoe nieuw ! was dat o.a.
voor ons, die de schilderes verdedigden, toen de
heer Bakels nog aesthetisch dutte). Ik bevond mij
onder het gehoor toen deze vondst werd gedaan ;
ik beken dat ik moest glimlachen. The gentleman
gave himself away, en ik dacht: deze tegenstander
i': als debaferniet de moeite waard; /.ijn hoogmoed
is van i ven gering allooi als zijn litteraire kunst
zich uit te drukken, als zijn vermogen te
karakterisceren.
Ten slotre, uit drieën bestaan i!c goede dingen,
gal' de heer Bakels mij gelegenheid tot nog een
glimlach. Hij schijnt zich nog geen schilder te
voelen met ele schilders, anders had hij niet moeten
bedanken voor zekere saamhoorigheid. Maar,
dat wist ik, daarom moest ik niet glimlachen.
Ik moest glimlachen om des heeren Bakels on
verstand. En laat ik mij het genoegen gunnen hem
dat op dit papier te geven, er is zeker geen
saainhoorigluid tusschen de eenvoudige, innige,
irenschelijke. tragische figuren van de groote schilderes
Suze Rohertson, en de burgelijke mannekens, die
de heer Bakels maakt van menschen. De heer
Bakels is maatschappelijk aangelegd; Suze Ro
bertson leefde in een spheer. in de sphecr der
diepere menschelijkheid; zij had de statigheid
van het leed en van de moeiten in hare nog steeds
onderschatte schilderkunst; het werk van den
heer Bakels. den eerzuchtige, is een tweede
rangs verschijnsel; de mindere is hij van velen.
die hij niet waardeert, omdat zij grooter zijn.
Zóó is het en niet anders. Er waren nog onbe
nulligheden in deze rede" er was hier en daar
een persoonlijk accent, dat bij deze ecre-tentoi
nstelling niet paste, maar misschien behandel ik
die elders. Hier was het mij te doen, met een
glimlach de hoofdfouten in de rede, de primaire
fouten van den heer Bakels als conférender
aan te duiden, als mensen en als schilder.
P L A S S C H A E R T
mKlOKJES, WEKKERKIOKIES
ca. 50 Nieuwe Modellen
van f 3.50 tot (40.
Tel. 40464, Vijzelslr, 83,
DILLNED